Bananen spellen
door Ivan Sacharov
Als het leven is op te vatten als een lopende band sta ik er niet graag achter. Bij museumbezoek kijk ik liefst goed naar één schilderij. En met een dichtbundel is het niet anders:
Seamus Heaney in Bellaghy
Een grappenmaker hoogstwaarschijnlijk
heeft het bordje dat de weg wijst naar zijn graf
de andere richting op gedraaid
Als we het dan aantreffen, bijna terug bij af
en in de ban nog van zijn schrijven (graven)
dat in het aan hem gewijde heiligdom
gevierd wordt biedt het
behalve naam – jaartallen – liggend streepje dat het leven
tekent plus een regel goede raad
uitzicht op een heuvel die dat uitzicht dichtschuift
Zijn woordenschat in kiezels waar hij ligt
tegen beter weten in liep over lucht
Een gedicht uit Waarvan akte, de nieuwste bundel van Onno Kosters. Een grappenmaker hoogstwaarschijnlijk… had ook op hem kunnen slaan. Want zijn poëzie zit vol (taal)grappen. Ik stel me voor dat hij een gemakkelijke prater is, die er af en toe smaak in heeft om uit te glijden over zijn eigen woorden. Zijn gedichten hebben iets van bananenschillen. Niet dat het serieuze ontbreekt, overigens. Getuige bovenstaand gedicht, waarin iemand – de lezer? – de verkeerde kant wordt uitgestuurd.
Ik wil er wat dieper op ingaan. Want dat laatste is misschien wel kenmerkend voor deze poëzie: dat de lezer op het verkeerde been wordt gezet. Een voorbeeld hiervan vinden we in de tweede strofe. Schrijven blijkt daar ineens ‘graven’ te zijn. En natuurlijk: een schrijver kan overdrachtelijk een graver genoemd worden, bijvoorbeeld als hij diepzinnig schrijft, zoals Heaney waarschijnlijk (ik ken hem niet goed). Maar over wie hebben we het hier eigenlijk? Als met ‘zijn schrijven’ het schrijven van de schrijver van het bordje bedoeld wordt komen we heel anders uit. De schrijver zou dan iemand kunnen zijn die op het kerkhof werkt en als ‘graver’ letterlijk een graf graaft. Het kan (in theorie) zelfs zo zijn dat de schrijver van het bordje degene is die daar begraven ligt of dat het bordje als een soort metafoor is op te vatten voor wat Heaney geschreven heeft. Wijzen alle aanwijzingen die wij mensen geven (en dus in zekere zin ook alle tekens in onze taal) niet in de richting van het graf? We leven tenslotte naar onze dood toe, of we willen of niet. ‘De grap’ waarvan sprake is in dit gedicht blijkt op meerdere manieren een onverwachte wending! Goed, met dit kleine uitstapje wil ik enkel illustreren hoe ik mij als lezer voelde toen ik dit voor het eerst las. Door zo pontificaal met ‘Een grappenmaker’ te beginnen cultiveert Kosters deze verwarring.
Was Heaney (ook) een grappenmaker? De ‘goede raad’ waarvan sprake is in het gedicht luidt: ‘walk on air against your better judgement’. Dat klinkt grappig genoeg. Kosters vertelt dit niet in het gedicht, maar vermeldt het als een soort voetnoot, achterin zijn bundel. En dan blijkt in de laatste regel deze raad toch nog verwerkt te zijn (Koster gaat er blijkbaar van uit dat Heaney zijn eigen ‘goede raad’ heeft opgevolgd).
Het is in dit verband misschien aardig om op te merken dat Koster Heaney heeft vertaald, en dat hij (dus) mogelijk door hem in zijn schijven is beïnvloed. Beide dichters hebben een tamelijk grote fixatie op de duistere kant van het leven.
Het gedicht zelf intussen veronderstelt in de tweede strofe dat we via een omweg ‘bijna terug bij af’ zijn gekomen als we het graf hebben bereikt. Dat kan betekenen dat het bordje met de aanwijzing vlakbij het graf stond. Maar het kan ook weer hinten op onze status quo in het leven: we eindigen immers bij ons graf met evenveel ‘niets’ als waarmee we zijn begonnen.
In de derde strofe is er sprake van een ‘liggend streepje dat het leven tekent’. Op twee manieren: de voortgaande lijn ervan, maar ook het eindresultaat, veronderstel ik. Een kras erdoor maakt een ‘plus’ van het streepje: de winst van wat het leven ons heeft geleerd?
In de laatste strofe verdwijnt het uitzicht op het leven doordat er een (graf?)heuvel voorschuift. En wat blijft er over? Een woordenschat in gruzelementen als kiezels omdat de dode eeuwig moet zwijgen. Maar tijdens het leven liep hij (tegen beter weten in) over lucht: wat op zijn schrijven kan slaan. Woorden gebruiken immers lucht. Het herinnert er ook aan hoe Jezus over water liep. En zo bezien zou het misschien op het geloof kunnen slaan dat wij (lezers én schrijvers) hechten aan woorden.
Heel mooi tenslotte is hoe we in dit gedicht herinnerd worden aan een ander gedicht: ‘De tuinman en de dood’. Ook daarin ging iemand de verkeerde kant op. En is het niet een bij uitstek poëticaal onderwerp? Dichters sturen hun lezers toch graag het bos in?
Terug naar de bundel. Waarvan akte bevat voornamelijk gedichten die te lang zijn om hier te citeren. Onno Kosters’ talent komt m.i. ook het best tot zijn recht in de langere gedichten. Zijn taal heeft iets golvends en buigzaams (hoekige bananen bestaan niet) en mist de korte ademstootjes en scherpe contouren die nodig zijn om een kort gedicht voldoende karakter te geven. In een gedichtencyclus als ‘Zonder titel’ vind ik hem niet zo sterk:
I
In de geheime tuin
verbouw ik wortels
Eigen en die van hen
die de weg kwijt
of gewoon weg zijn
Die de voltooide tijd
zijn en de onbegonnen
Van wie je er een bent
II
Mossen doen het goed
in de geheime tuin
Schimmelcultuur, geen
bloemen, bloemen
van steen
Een boom reikt, zwijgt
Knoppen met hun drift
tot lust ontbotten niet
De eerste twee delen van in totaal acht. De totale cyclus gaat over een soort ondergrondse tuin, een tuin onder onze voeten (alweer die fixatie op de dood). De laatste twee regels van het tweede deel zijn zwak (knoppen groeien niet ondergronds, en als ze dat wel deden: wat dan nog?). Kortom, ik zie Kosters zijn bochten liever ‘Ruim’ nemen:
De meevliegende meeuwen zijn het niet, dat gillen
dat langgerekte janken dat pas aanvangt
als de ferry trillend afstoot en een schok
door het onverdachte casco golft
Hemelsgrauwe hemel, de geur van vis en stookolie
en wat je dacht te horen dat zolang je vaart je bijblijft
al zwijgt het als inmiddels
veilig vaarwater bereikt is
De meevliegende meeuwen maken bommetjes
De weeklacht van een paar honderd alarmen
die de afvaart niet vertrouwden:
autodekken gangenstelsels monsterstations
liepen ermee vol en legden je het spreken op
‘O oneindeloze zee onder een hemelszwarte hemel
draag ons of het uitmaakt door de kosmos’
Ook hier (toch) weer scherpe wendingen. ‘Legden je het spreken op’ bijvoorbeeld. En ‘oneindeloze’ is eigenlijk oneindig en eindeloos, twee woorden die elkaar doorkruisen en zodoende het omgekeerde resultaat opleveren. Bananen overal! Met de bananen komt er ook een beetje slapstick in het gedicht. Het is vallen en opstaan voor de lezer. Maar het blijft leuk! Peppi en Kokki deden het ook, en de Comedy Capers! De laatste regels van dit gedicht hebben eigenlijk een vreselijke inhoud. Maar wie trekt zich dit nog aan? De ernst wordt soms overstemd door het vernuft. Een ‘hemelszwarte hemel’ blijkt uiteindelijk toch wel hemels en iets positiefs, hoewel de zee daaronder niet eindeloos is. Ons plezier is helaas tijdelijk – het is maar dat u het weet! Prachtig gezocht en gevonden: dat is Kosters Achilleshiel. Zijn grootste kunst en kunde en valkuil tegelijk. De dichter lijkt heel ambivalent in zijn denken en neemt in zijn taal graag nauwe bochten om al de facetten van deze ambivalentie mee te kunnen nemen. Plaatst hij daarbij betekenissen liever achter elkaar (of over elkaar heen geschoven, zoals in oneindeloze) dan dat hij ze tegelijkertijd in één ambivalent woord neerzet? Ik weet het niet zeker. Maar zelfs een Max Verstappen zoals hij kan in het taalcircuit uit de bocht vliegen. Soms verliest hij door de vele vernuftigheden een beetje de grote lijn uit het oog en maakt het gedicht gevoelsmatig misschien toch niet zoveel indruk als het potentieel zou kunnen. En natuurlijk: soms is het ook zeer vermakelijk wat hij doet. In gedichten zoals ‘Wedloop’, ‘Zonder de huid’, en bijvoorbeeld het licht ironische ‘Voltooid leven’ vind ik Koster op zijn best. Maar ik ga die hier niet helemaal citeren: zolang men in dit ‘steeds voltooider overblijven… nog niet uitgestorven is’ kan men de bundel kopen.
____
Onno Kosters (2018). Waarvan akte. Atlas Contact, 64 blz. € 21,99. ISBN 9789025452957