Steven Van Der Heyden (1974) is een veelzijdig kunstenaar. Hij schildert, vervaardigt keramiek en maakt prachtige glaskunst, waaronder sieraden die de toeschouwer op slag hebberig maken.
In 2014 verscheen zijn poëziebundel Klein Geluk (NAU uitgevers) en samen met Katrin DeKoninck en Stef de Belder publiceerde hij in 2017 Breath (Stichting Kunstboek).
Foto Carmen De Vos
Yvonne Broekmans ging met hem in gesprek. Meander is vooral geïnteresseerd in Steven Van Der Heyden als dichter, maar…
… is dat onderscheid wel mogelijk?
Ik denk dat er sprake is van een zekere mate van schizofrenie waarin de dichter in symbiose leeft met de beeldend kunstenaar. Ze vormen twee zijden van eenzelfde medaille.
Dat samenleven gaat net zoals in elke relatie met ups en downs. Zo lag de voorbije drie jaar de nadruk vooral op poëzie, daarvoor was het vaak (maar nooit altijd) mijn beeldtaal die de plak zwaaide.
Eén ding is zeker, woord en beeld zijn twee uitingsvormen van dezelfde persoon, onlosmakelijk verbonden en complementair.
Handschuw
de vochtige nacht, een langzaam opgerookte sigaret.
op een achterafplek delen we een jungle van beton,
dragen het duister in onze armen
ik vergeet dat de nacht meebuigt met de kromming
van een lichaam, dat huid handschuw kan zijn
er honger schuilt in zoekende vingers
ik leer dat de warmte van jouw lijf steeds
binnen handbereik is als een oversteek
naar wat er buiten valt
wie slordig kijkt, ziet alleen wat er niet is
Je poëzie maakt veel ruimte voor die verbinding met beeldende kunst. Zo verscheen in december 2017 het kunstboek Breath, in samenwerking met beeldend kunstenaar Katrin Dekoninck en fotograaf Stef de Belder. Wouter Verbeke noemde het ‘de kloof tussen woord en beeldende kunst ‘dichten’.
Hoe belangrijk is die verbinding tussen de kunsten voor jou?
Woord en beeld zijn altijd een inspiratiebron voor elkaar.
Als beeldend kunstenaar hou ik ervan om de mogelijkheden die materialen bieden volop te exploreren, te sturen maar zonder daarbij de rol van toeval uit te sluiten. Bij het schilderen gaat het vaak over impressies, en die op een suggestieve wijze weer te geven. En zijn nu net die beelden/indrukken en suggestief taalgebruik geen sterkte in de poëzie?
Net zoals ik klei kan kneden, zo kan ik ook mijn woorden sculpteren en kunnen beelden zich laten lezen als poëzie.
De ondertitel van de bundel Klein Geluk is: Klanken van een hongerende ziel.
Met een leven dat zo vol is met kunsten lijkt een ziel toch genoeg voedsel te krijgen?
Tuurlijk zijn de kunsten een grote rijkdom in mijn leven maar een goed dieet mag nooit eenzijdig zijn.
Ik wil me laven aan taal door zoveel mogelijk te lezen en te schrijven. Ik honger naar kennis en inzicht.
Het is een constante drang die breed uitwaaiert. Misschien kan je het omschrijven als een zoektocht naar identiteit en verbondenheid waarbij mijn poëzie het medium is om de deur op een kier te zetten.
Watervrees
Nu jij er niet meer bent, is alles
wat ik was met jou verdwenen
Wie over is, lijkt op iemand
die ik niet herken, te echt om waar te zijn
Ik zal langzaam de toekomst in glijden
een overlevende op zijn vlot
Aanleggen stel ik uit, rek de ruimte
lijm me weer tot geheel
Tot ik mezelf weer aandurf, krijg ik
het nooit meer ingehaald
‘Ook stilte is taal’ is een uitspraak van je. Het heeft wel iets van een motto. Met welke soorten taal werk je het liefst?
Met taal tracht ik de wereld te lezen, het is mijn oorsprong en bestemming.
Die taal kan bestaan uit woord of beeld waartussen ik onmogelijk kan kiezen.
Stilte is voor mij een innerlijke taal. De Britse schrijfster Sara Maitland gaat nog een stukje verder:
Stilte is voor haar een taal buiten de taal. Het is een stuwende kracht waarmee dingen groeien, organisch, ideologisch en creatief.
Stilte is ook de spiegel voor gedachten en verlangens, door dit innerlijk aspect is stilte niet enkel taal maar ook ruimte en dus nooit zonder betekenis.
In deze omschrijving kan ik me prima vinden!
Onze lichamen
Onze lichamen zoeken altijd een taal
om leugens soepel te houden
ontkoppelen doen we moeizaam
Op onze gezichten de gravures
van lange nachten, we zoeken genezing
in diepe glazen wijn waarin nog wat
laat licht glinstert als splinters ijs
We kunnen nergens heen, alleen naar
meer verdwijnen, alledaags worden
als onder een dunne laag stof
Spijt wordt de zeef waar alles
doorheen sijpelt, op een slappe koord
dansen we de nacht in
Je verzorgt ook poëzieprogramma’s zoals ‘Adem’ op 30 september van dit jaar in het kasteel van Egmont in Zottegem. Wat is voor jou de meerwaarde van het contact met het publiek?
Als dichter schrijf ik in de eerste plaats vanuit mijn drang naar essentiële beleving en dus voor mezelf.
Maar dichters zijn ook maar mensen en dus relationele wezens. We hebben anderen nodig als inspiratie, klankbord of spiegel. Het herkennen van jezelf in de ander of omgekeerd, laat dat nu de dynamiek zijn die ontstaat als je poëzie brengt op podium.
Voor mij is de kers op de taart altijd wanneer mensen achteraf komen zeggen hoe geraakt ze zich voelden, hoe ze spontaan aan eigen situaties dachten…
Is de grootste rijkdom niet altijd de gedeelde?
Bij de omschrijving van je werk kom je vaak formuleringen tegen als: ‘Een filosofisch mijmeringsmoment, even uitrusten op gedachten’. Dat klinkt niet meteen concreet of geëngageerd. Kies je daar ook voor?
Uitrusten op gedachten heeft eerder te maken met het verwerken van indrukken, dat wat je raakt…
Als dichter sta je altijd in relatie tot de ander en de wereld waarin je leeft. Je kunt dus zeker de maatschappij een geweten schoppen!
Mijn gedichten Tussenmoeders (verschenen in het Gezeefde Gedicht, okt. 2016) en Een vluchtverhaal waarmee ik genomineerd ben voor de Melopee Poëzieprijs 2018 zijn hier voorbeelden van.
In mijn professionele leven ben ik werkzaam als zorgcoördinator binnen ouderenzorg en word ik dagelijks geconfronteerd met alle aspecten van ons mens-zijn.
Vanuit dit engagement schreef ik Sinds kort, een gedicht over dementie. Als je weet dat iedere 7 seconden iemand ter wereld dementie krijgt dan vraagt dat om aandacht.
Het filosoferen hierover is voor mij een zoektocht naar zingeving.
Van harte gefeliciteerd nog met de nominatie voor de Melopee poëzieprijs 2018. Wat betekent dat voor je?
Dankjewel, toen de mail van mijn nominatie binnenkwam, kon ik het amper geloven.
Toch wel een big deal om geselecteerd te worden tot het groepje van 21 beste gedichten verschenen in literaire magazines in 2017!
Want aan deze wedstrijd kan je niet deelnemen; zij selecteren jou!
Voor mij alvast een grote eer om mijn plekje te krijgen tussen de gevestigde namen.
Ook is het een bevestiging van mijn kunnen als dichter maar vooral een motivatie om nog meer en beter te schrijven!
Nachtdier
In een web van armen en benen
zoeken gulzige tongen haar mond
sponzig en rauw, ontveld
Altijd lacht ze haar meisjeslach
die van ver begint, zich over ruw terrein
haast naar de volgende man
Haar toneelstukje van onschuld
waarin ze zich plooit, heupbreed
tot ze iets voelt zinken
De ochtend spoelt mannen aan
in de vouwen van hun kleren, haar geur
haastig weggehangen
Wat gaan we binnenkort nog van je zien of horen?
Deze maand verschijnen enkele van mijn gedichten in Meander, Het Gezeefde Gedicht en Ballustrada.
Ik hoop de komende maanden nog verder te schrijven naar nieuwe publicaties toe, hoewel schrijven uit ‘goesting’ altijd het belangrijkste blijft natuurlijk!
Ook zijn er al vage plannen voor een bundel, maar dat zit nog in een voorbereidingsstadium.
Daarnaast wil ik met mijn poëzie ook mensen bereiken via podia met het programma ‘Adem’ bijvoorbeeld of samen met mijn literaire partners in crime van het collectief ‘Tussen de regels’. Met hen (Shari Van Goethem, Marieke Maerevoet, Christophe Batens en Monique Bol) bracht ik in oktober het programma ‘Samen in poëzie’.
Hiervoor werden we uitgenodigd door het Verhaeren museum in St.-Amands. Toch wel een hele eer om in de geest van een literaire reus en eerste dichter des vaderlands een eigen poëzieverhaal te brengen.
Verder laat ik me graag verrassen door wat er nog op mijn pad komt…