Bart Verstraete (Mechelen, 1957) woont in Leuven, genoot een opleiding als onderwijzer en werkte als onderwijzer, magazijnarbeider en parkwachter en gaat in het najaar van 2019 met pensioen.
Vrij recent begon hij met het schrijven van poëzie. Sinds 2017 volgt hij cursussen bij Peter Mangelschots, schrijver, dichter en publicist.
In 2018 verschenen er gedichten van zijn hand op de website van Het Gezeefde Gedicht. Uit 92 inzendingen werd zijn bundel hoe het verder moet door de jury van de Zeef Poëzieprijs gekozen bij de 20 genomineerde bundels.
De inspiratie voor zijn gedichten vindt hij vooral in gebeurtenissen uit zijn kinder- en jeugdjaren, gebeurtenissen in het familieleven, tijdens natuurbeleving en in gedragingen van mensen in het dagelijkse leven. Ook de bekommernis om het behoud van onze planeet zet hem aan tot schrijven.
uit de bundel hoe het verder moet
mantelzorg
hij streelt haar, wit en uitgedund
strijkt met vingers door een stilleven
een doek waarover schaduw valt
uit het hoofdkussen komt geen antwoord
zij kent de nacht van twee kanten
zijn armen die halfweg haar lichaam draaien
hij drapeert haar klamme benen
trekt het laken hoger op
weet nooit of alles goed ligt
in welke plooi nog ongemakken schuilen
hij kleeft zijn zorgen op haar voorhoofd
met zijn lippen en een duim
fluistert wat met honingvlokken
dan strooit hij zijn vragen uit de kamerjas
en draait zich meermaals om
scharnier
Je hebt een nieuwe deur. Achter de rug
kan je haar sluiten. Je dempt de kamer met de maan
tast langs muren
hoe ver je mag gaan. Je kan de buurvrouw horen
’s morgens de man die ruikt naar hond.
Het joelen in de gang. Uit jouw mond
ontwaken verse verzen. Er zuchten nog geen tulpen.
In de koelkast ligt niets te brullen. Geen vaat
om bij te praten. Je snuift de frisse stilte.
Dagen nemen tijd om te vertragen. De toekomst
ontvang je langs een kier.
tomorrowland
vogels zijn voor jou ratelende trillers
ze hingen aan de huig van je grootvader
vielen uit zijn lippen, een opgewipte snavel
zijn kruin een bosje opgerichte veren
langs grindvelden en dampend asfalt
zoek je nu naar borstbenen en vleugelbotten
je blaast een lied uit een mergpijp
klapwiekt in het stof
je grootvader had nog meer verhalen
over waterplassen en oeverranden
waar je kon verdwalen in een festival
van duizenden wuivende armen