Taalstof als zuurstof
door Herbert Mouwen
De bundel Zijnsvariaties Verbovelden. Late gedichten van Sybren Polet, die drie jaar na zijn overlijden verschijnt, opent met het gedicht ‘Poe’s Eureka, een hommage’. Dit gedicht verwijst naar Edgar Allan Poe’s Eureka: A Prose Poem (1848). Dit essayistische gedicht gaat over verschillende aspecten van het universum en heeft een grote voorspellende waarde. Materieel gezien zou het universum ontstaan zijn uit een reeks explosies, die leidden tot een steeds grotere uitbreiding van dat universum, waarna een vorm van inkrimping volgde. Deze genese en evolutie is ook in Zijnsvariaties Verbovelden waar te nemen. Tegelijkertijd is dit prozagedicht, dat oorspronkelijk de vorm had van een lezing, spiritueel gezien een tekst die antwoorden probeert te geven op de zin van het leven. Eureka: A Prose Poem is een oerknaltheorie avant la lettre. Na lezing van Polets openingsgedicht doemen in mijn gedachten de vitalistische gedichten op van Verzen (1928), het debuut van de jonge Hendrik Marsman. Ook Polets gedichten zijn vitalistisch en dynamisch, met aandacht voor het kosmische, aardse en lichamelijke. De eerste strofe van ‘Poe’s Eureka, een hommage’ bevat citaten uit Poe’s gedicht Eureka. De inhoud van Polets gedicht is een aankondiging van wat we verder in de bundel kunnen verwachten.
1
Oneindigheid als een gedachte aan een gedachte,
een oneindig’ ondenkbare gedachte,
met de schommelende verbeeldingskracht,
een die groeit & krimpt,
. middelpuntig noch uitmiddelpuntig.
Een universeel raadsel dus, geschikt
voor de diepzinnige inktvis
. en zijn omwolktheden.
Het heeft weinig zin om elk gedicht van de 38 teksten van Polets bundel te lezen als het eindproduct van een dichtproces. Je kunt je bij het lezen van de gedichten afvragen of de teksten wel of niet de definitieve eindversie zijn van een ontwikkeling. Het proces van het schrijven is letterlijk zichtbaar in de bundel en kan al lezende niet genegeerd worden. Op de linker pagina’s staan de handgeschreven gedichten in de eindversie, op de rechter dezelfde gedichten in druk. Van het gedicht ‘Velaar idioom’ is geen handschrift maar een typoscript op de linker pagina afgedrukt, dat op een later tijdstip handmatig is gecorrigeerd. De toevoegingen, doorhalingen, onderstrepingen en verplaatsingen van woorden in de geschreven teksten en het typoscript laten de worsteling en de fasering – hoe beperkt soms ook – van dat schrijfproces zien. Het merendeel van de handgeschreven teksten is overigens zonder wijzigingen (in één keer?) opgeschreven.
De dichter Polet associeert en legt weinig tot niets uit. Het lijkt of hij de ratio bij het maken van zijn poëzie uitschakelt en ruim baan maakt voor het irrationele maakproces. De dichter stelt zich geen expliciet doel in zijn poëzie om iets duidelijk te maken, van hem hoef ik het gedicht als lezer niet te begrijpen. Hij is de bouwer van een gedicht in wording, niet meer en niet minder. En het gedicht zelf? Dat is een construct, waarin betekenis en vorm samenvallen en zich gelijktijdig lijken te ontwikkelen. Polet redeneert niet, maar speelt. De dichter is volledig verdwenen achter zijn gedicht of misschien wel ín zijn gedicht en wel zo dat gedicht en dichter volledig – maar dan ook volledig! – samenvallen. Dit laatste impliceert dat het gedicht, zowel qua vorm als inhoud, zijn eigen weg zoekt met onder andere ongrijpbare neologismen (‘verbovelden’, ‘extremofielen’), associatief klankspel (‘terwijl alle placenta’s en placento’s op weg zijn naar placebo’s’, ‘Nestwarmte als restwarmte’), vormen van intertekstualiteit (‘Gaat heen en vermindert u.’) en fysieke metaforiek (‘De zwakgeopende lippen van de zon’, ‘je ruikt kleurflarden’). De dichter Polet is een begaafd woordkunstenaar of – om hem meer aards te typeren – een knutselaar met uitzonderlijk creatieve kwaliteiten.
De bundel bevat ‘Notities van Sybren Polet’ en een ‘Nawoord’ van de samenstellers Elice de Gier en Laurens Ham. De lezer kan deze teksten beschouwen als een leidraad bij het lezen. De samenstellers vermelden niet alleen de uitgebreide boekenverzameling van Sybren en Cora Polet, maar gaan ook in op de handgeschreven en getypte versies van zijn laatste bundels die door de auteur bewaard en gecatalogiseerd zijn. De Gier en Ham stellen de thematische samenhang in de poëzie van Polet aan de orde en menen dat de dichter zich zijn hele leven heeft beziggehouden met vragen hoe de creativiteit werkt en wat de geschiedenis van het literaire experiment is. Zij bespreken in algemene termen de inhoud van zijn gedichten – ‘de menselijke conditie en de aarde vandaag’ – maar voor mij blijft het vaststellen daarvan secundair en de inhoud kan bij een interpretatie moeilijk van de vorm losgemaakt worden. Dat de mens en de taal volkomen met elkaar verweven zijn, is een belangrijke constatering van de samenstellers. Het ingaan op het ‘manuscriptmateriaal’ en het uitwerken van de werkwijze van Polet, waarin het zich herhalende schrijfproces een prominente rol speelt, is in dit ‘Nawoord’ belangrijker dan hun persoonlijke en sturende uitleg van zijn gedichten. Eerlijk gezegd werkt hun interpretatie van de inhoud en het zoeken naar de poëticale betekenis hinderlijk op mijn beleving van de gedichten in Zijnsvariaties Verbovelden. Ik word als lezer afgeremd, terwijl ik zo geniet van het lezen in totale vrijheid. Opent de bundel met een ruimtelijk ‘kosmisch’ gedicht, het laatste gedicht ‘Schrikkelkind’ eindigt met een tijdflits.
Het dichtproces wordt in het handschrift deels zichtbaar, zoals in de definitieve titelkeuze (‘Schrikkeltijd’ wordt ‘Schrikkelkind’). Bij ‘gevuurd’ staan de doorgehaalde woorden ‘herboren’ en ‘geflitst’. De auteur heeft de tussentitel ‘Schrikkelmens’ laten vallen. Voordat de laatste tweeregelige strofe zijn definitieve vorm en inhoud kreeg, is een vijftal mogelijke versregels eerst doorgestreept.
Van de trits verbeelden, beleven en inleven kan je als lezer meegaan met je eigen verbeelding van de gedichten, de tekst op je eigen wijze beleven, maar waag je niet te gauw aan inleving: de kans dat je dat niet lukt, is groot. Lees de gedichten – ook hardop! – volg de tekst en laat het daarbij, de poëzie van Polet geeft je maximale ruimte om je te verwonderen. Je zal geregeld stoppen met lezen en je allerlei aspecten betreffende vorm, inhoud, betekenis en de muzikaliteit van de taal afvragen. Negeer het stellen van de ethische en esthetische vragen, want directe antwoorden zal je nauwelijks vinden. In deze recensie treft de lezer ook geen inhoudelijke bespreking van de gedichten aan, hoogstens enkele verwijzingen. Vragen over hoe de dichter zijn onderwerp benadert en wat de thematiek is van de bundel blijven achterwege. Die weg ben ik bij het bespreken van deze dichtbundel niet opgegaan. Het lezen van Zijnsvariaties Verbovelden was voor mij niet meer dan een pure en indringende leeservaring. Dat is geen teleurstelling, in tegendeel, het was bij het lezen van deze poëzie het maximale dat ik kon en mocht aanraken.
____
Sybren Polet (2018). Zijnsvariaties Verbovelden. Late gedichten. Wereldbibliotheek, 109 blz. € 22,99. ISBN 9789028427853