Poëtische kamermuziek
door Berry Vos
In Zeesnede van B. Zwaal zijn bijna alle gedichten van de dichter opgenomen vanaf het debuut fiere miniature uit 1984 tot en met oever drinkt oever uit 2013. Daarnaast is er een aantal nog niet eerder gebundelde gedichten opgenomen onder de titel averij grosse. Bijna alle gedichten, want in de aantekeningen achter in de bundel wordt gemeld dat per bundel een aantal gedichten is weggelaten of gewijzigd. Het waarom hiervan wordt niet duidelijk.
Poëzie is vaak meerlagiger dan proza; naast de letterlijke betekenis van de woorden spelen klank en ritme een belangrijke rol. Daarbovenop is er vaak sprake van dubbelzinnigheden doordat woorden in een andere context worden gezet dan gebruikelijk en worden de grammaticale regels vrijer toegepast. Het is dan aan de lezer om er invulling aan te geven en de tekst tot klinken te brengen en te laten resoneren in het innerlijke, daar te bezinken en het haar werk laten doen. Het lezen van poëzie is dus vaak een creatieve bezigheid, wat overigens niet wil zeggen dat dit bij proza niet het geval is, maar bij poëzie is die noodzaak veel meer aanwezig. Bij het lezen van de gedichten in Zeesnede werd bij dit eens te meer duidelijk. Neem het gedicht op pagina 269:
zoals zij eens niet waren
zo zijn zij nu, niet meer
Het zou een mooie test zijn voor kunstmatige intelligentie om te kijken wat een computer van bovenstaand gedicht zou maken. Zo lijkt dit gedicht op het eerste gezicht niet iets letterlijks mee te delen en grammaticaal klopt er ook niet veel van. We zien hier trouwens een van de weinige leestekens die Zwaal gebruikt. Door het ontbreken van die leestekens kunnen de verzen vaak op meer dan een wijze gelezen worden. Klank speelt in de gedichten een grote rol. Dit alles zorgt voor een gelaagdheid die de gedichten een bepaalde diepte geeft en ervoor zorgt dat ze na lezing nog lang na blijven galmen. Dit is geen poëzie die je per kilo tot je neemt. Hoe kort sommige gedichten ook zijn, je doet er lang over om ze te verteren. Niet in de zin dat ze zwaar op de maag liggen; integendeel. De poëzie heeft een zeer prettige en lange nasmaak.
In de klassieke muziek kennen we de term symfonisch gedicht, waarmee de componist een verhaal met de muziek wil vertellen, in plaats van zuiver muzikaal te zijn. Analoog hieraan zou je de poëzie van Zwaal poëtische kamermuziek kunnen noemen. Het bovenstaande gedicht heeft een mooi ritme dankzij de drievoetige jambische regels en samen met de dominerende s/z klank klinkt dit gedicht als muziek. Door de woorden niet alleen te zien in de context van hun betekenis maar ook naar de klank en het ritme te luisteren overstijgen ze de dagelijks gebruikte taal. Dit geldt natuurlijk voor veel meer poëzie en proza, maar bij Zwaal is er in hogere mate sprake van een gelaagdheid die de gedichten meer dimensies geeft. Woorden worden uit hun comfort zone gehaald door ze in een onverwachte context te plaatsen. Op pagina 287 lezen we bijvoorbeeld “van het continent valt de rand / en ‘t is weg die beschaving // het woord danst op de golven”. Hier lijkt de rand van het continent te vallen en de beschaving er achteraan. Het begrip rand wordt hier toch op een niet alledaagse wijze gebruikt. Mede door het ontbreken van leestekens zorgt dit ervoor dat de lezer echt aan het werk moet en moeite moet doen in de gedichten door te dringen. Zwaals poëzie is zelden helder en concreet. Dit maakt dat de lezer actief op zoek moet naar houvast en de fantasie de vrije loop kan laten.
De enorme ruimte op de pagina die de kortere gedichten omgeeft biedt de lezer de mogelijkheid te bespiegelen en eigen invulling te geven. De gedichten vervelen hierdoor niet snel en lenen zich bij uitstek voor herlezen. Het is alsof bij eerste lezing een zaadje wordt geplant dat, nadat de bundel is dichtgeslagen, langzaam ontkiemt en door aandacht wordt gevoed. Een soort glanzende kiemcelletjes zou je kunnen zeggen. Het titelgedicht luidt:
diep
in
de
zon
zee
bestookt
zeesnede
Lees dit gedicht, sla het boek dicht en het zaadje is geplant. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk om aan te geven waar dit gedicht precies over gaat. Desondanks fascineert het enorm. De woorden blijven doorklinken en het raadsel blijft. Soms moet je als lezer accepteren dat de ware betekenis, als die al zou bestaan, verborgen blijft. Er blijft nog genoeg te genieten over. Op alle niveaus (betekenis, klank, ritme).
Zwaal schrijft afwisselend korte, soms zeer korte gedichten (‘tij / grijst’) en langere verzen die de hele pagina vullen en varieert tussen korte, staccatozinnen en lange regels die de bijna de hele bladspiegel beslaan. Wat bij de korte gedichten opvalt is dat er vrijwel geen handeling plaatsvindt. Het is alsof de dichter de tijd heeft stilgezet en zijn wereld heeft gevangen in barnsteen waar je moeilijk doorheen kunt kijken en daardoor een verwrongen beeld van het gevangene laat zien.
Bladerend en lezend door de bundel valt op dat Zwaal erg consistent is. De stijl en methodiek, zoals afwisselend korte en lange gedichten en de meerlagigheid waarover ik hierboven schreef laten over de diverse bundels niet echt een bepaalde ontwikkeling zien, wat ik overigens geen negatieve eigenschap vind. De bundels zijn in chronologische volgorde opgenomen en in de inhoudsopgave staat achter de titel het jaar van verschijnen. Alle gedichten zijn titelloos en ondergebracht in genummerde afdelingen per bundel. Een index ontbreekt, wat het vinden van een bepaald gedicht bemoeilijkt. De verzameling sluit af met een nawoord van Jan Kuijper. Dat nawoord opent Kuijper met de opmerking dat de poëzie van Zwaal bij uitstek pornografisch is. Nu ben ik in de bundel wel wat erotische toespelingen tegengekomen, maar pornografisch is te sterk. Daarvoor lees ik er teveel liefde in. Maar het is allemaal ‘in the eye of the beholder’ natuurlijk:
ik wende aan haar borsten, ik bevond ze
spectaculair druk en zeer innig beknopt,
toch ratelend ruim, gelijk versuikerde hemelingen
pront van bestuur en karakter.
maar bovenal verzekerde ik mij van de vrolijkheid der benen,
tegen een sierprijs, beklom hun wraking, hun zachtsnier,
mocht bespelen de zoetsnaar, dreef wild op het drijfhout
maar tondeldood fleemde naar vlam en ’t verlorene
schoof van hun helling tot mijnsherenland, uit welvend
haardvuur boven ‘t schavielen de duinen.
hun troostpracht vlamde over zandstroom, buiten getijden
een lust veerde op tussen de benen en verlangde
diep en bermen, gloeiend van klaproos.
het kaatste de liefde, smachtstrak vuurden hun glimmers
Kortom: een zeer aanbevelenswaardige bundel waar een poëzieliefhebber erg lang plezier van kan hebben.
____
B. Zwaal (2019). Zeesnede. Uitgeverij Wereldbibliotheek, 523 blz. € 39,99