LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

René Huigen – Steven!

28 jun, 2019

Een slapende held

door Levity Peters

Van Steven!, dat op de stofkaft wordt aangeduid als ‘gedicht’ verscheen het eerste deel al in 2005. Het tweede deel werd in 2013 uitgebracht en, tenslotte, in 2019 het al aangekondigde slot van deze triologie, dat met de eerdere delen integraal is samengevoegd tot een mooi gebonden boekje, waarin de queeste van deze ‘Steven Zonder Metafysica’, wordt afgerond. Deze avonturier, die volgens de tekst op de achterkant van het boekje niet oordeelt en niet interpreteert, reist rond door zijn eigen geest. De inhoud daarvan blijkt hoofdzakelijk te bestaan uit literatuur, ‘wereldliteratuur’ wel te verstaan. Hij ‘neemt slechts waar en steeds blijft de brede tragische onderstroom voelbaar die het gedicht een louterende diepgang geeft. Wat uiteindelijk wordt geopenbaard, zal een helder licht over de wereld leggen.’ Dat laatste is typerend; geen licht dat op de wereld wordt geworpen, maar er als een sluier overheen wordt gelegd…

Wat moet je met een epos als Steven! wanneer je niet thuis bent in de wereldliteratuur? Is het alleen de confrontatie met je belezenheid die de drie verhalende gedichten van René Huigen zo irritant maakt, omdat het je onmogelijk wordt gemaakt om onbevangen te lezen? Wellicht zijn er lezers die genieten van deze verplichte herinnering aan literatuur die de basis vormt van Steven!. Vrijwel elke alinea verwijst naar dat of dat epos of naar een werk van die of die dichter. Belezenheid als basis voor het genieten van poëzie. De poëzie van Steven! bestaat uit allerlei ideetjes, die alleen in hun opeenvolging eigen zijn, in een klassieke vorm gegoten, die in slechts geringe mate met De goddelijke komedie of welk ander klassiek werk dan ook dat op de achtergrond mee rommelt, te maken heeft. Goed geschreven? Ja. Vast. Maar niet overal. Daar kom ik straks nog op terug. Het minste dat je mag verwachten van een schrijver is dat hij goed schrijven kan. Maar heeft hij ook nog ‘iets te vertellen’, ik bedoel, is er iets in dit werk van René Huigen dat aan ons persoonlijke leven raakt? Voor mij persoonlijk raakte hij alleen aan de verveling die ik zo rond mijn twaalfde jaar achter mij gelaten dacht te hebben. Vanaf de eerste strofe van Steven! 1 overviel mij een vermoeidheid die mij niet meer heeft verlaten terwijl ik mij door Steven! één twee en drie heen worstelde. Zoveel woorden zonder dat ik ook maar langer dan een moment kon vergeten dat ik een tekst las. Wanneer ik de allereerste strofe van Steven!1 citeer zal dat menigeen duidelijk zijn:

En is dit de laatste druppel uit eend’re
Bron waaraan alleen de bekwaamsten zich
Uitputtend mochten laven, dan nog ben ik
U dankbaar die aan te mogen spreken
En zou ik U, in weerwil van uw hang
Naar het avontuurlijke, willen vragen
Te herhalen van een man die thuisbleef
En die geloofde dat de wereld hem
Een zetel was waaruit geen held, zijn daden
Waardig, hoefde op te staan om haar slapend
Tegemoet te treden. (…)

Enzovoort. Die verliteratureluurde muze (was zij niet al veel langer dood dan de lang geliefde inspiratie, waar mettertijd ook steeds meer schrijvers aan gingen twijfelen?), die muze dus, nam niet alleen Huigen te grazen, maar op onze beurt ook ons. Pardon – laat ik voor mijzelf spreken: mij, één van zijn lezers. Is het niet vreemd, dat die muze, die inspiratiebron aan de basis van zoveel klassieken, alleen maar naar het verleden wijst, en niet met een nieuwe mythe op de proppen komt? De held die zijn stoel niet uitkomt is zeker geen Oblomov, die, zoals de belezen lezer wel weet, werkelijk groots is…

De frisse wind die de vijftigers in de poëzie brachten, is allang weer gaan liggen, en we hebben steeds vaker te maken met degelijke, kundige en vlijtige letterknutselaars als Huigen, die zich aan de wereld en het menselijk bestaan weinig tot niets gelegen laten liggen, en die alleen maar rond reizen in hun eigen kop, zich vermaken met de literatuur die ze tot zich namen, en die ze goedmoedig als vriendelijke, geurloze boertjes oprispen.

Bij vlagen heeft Steven! even een levendigheid die de hoop oproept door de tekst mee genomen te worden, vervoerd, zoals dat vroeger heette: een beetje betoverd, maar helaas, dan volgen er weer volstrekt doodse opsommingen en taferelen. Of Steven nou in de hel belandt of, met het duwtje van een man – in een ‘behaaglijk met gaslampen verlicht boudoir’; het dreint op dezelfde wijze. Keurig gepast en gemeten allemaal, en meestentijds weldoordacht. Archaïsch ook.

Het was al vele bladzijden lang te treurig voor woorden toen ik stuitte op ‘(..) de forse Orion, / Die er joeg op de schaduw van beesten / Die hij vroeger had gedood in de god- / Verlate bergen. / Hij droeg een zware knots / In zijn hand van massief, onbreekbaar koper. / Hem ging Steven achterna, vanwege diens naam waarnaar het cruiseschip was geheten (..)’. ( blz. 116 – 117). Alles wat er gebeurt in zijn epos wordt bepaald door wat Huigen heeft gelezen. Dan lees ik toch echt liever de oorspronkelijke teksten die bij Huigen van hun oorspronkelijke zeggingskracht zijn ontdaan, gefragmenteerd en zonder betekenis geraakt. De Griekse goden zijn slechts namen geworden, hun aanwezigheid in ‘Steven! ‘Eén, twee en drie’ poses, lege woorden, die soms alleen bestaan bij de gratie van de jambische pentameters.

Wanneer, en met welke reden is hij begonnen, die rage van intertekstualiteit? Waarom kunnen dichters bijna niet meer zonder? Omdat er over alles en vaak beter geschreven is dan dat zij dat kunnen? Om de lezer bewust te maken van hun belezenheid en zodoende de eigen importantie te vergroten door het toe-eigenen van bewonderde, soms eeuwenoude schouders waarop ze lijken te staan, voor een publiek dat het blijde schokje der herkenning misschien wel voor de ervaring van grootse poëzie zal houden?

.                                                        Somtijds
Als op de Agora Socrates, staat hij,
Ten prooi aan wat men tegenwoordig als
Slaapziekte zou diagnosticeren,
Roerloos, uren, als een stadbeeld stil en
Betoont hij, niet begrijpende waartoe
De opdracht van zijn voorbeeld leiden zou,
Zich zo bedreven in naar zijn innerlijk
Luisteren dat hij, in overeenkomst
Met de geschiedenis van het denken,
Zich tot neurasthenicus ontpopte
En slaat hij de motten rond zijn hoofd weg
Die er niet zijn, en die daar, aangezien
Het gebaar loos is en zonder belofte,
Ook nimmer zullen komen. (…)

(blz. 79)

Is dit duidelijk of niet? Op de Agora staat hij urenlang roerloos als een beeld de motten van zijn hoofd weg te slaan, de motten die er niet zijn en daar ook nooit zullen komen. Dit alles in overeenkomst met de geschiedenis van het denken waarin onze hoofdpersoon zich tot neurasthenicus ontpopt, ten prooi aan wat men tegenwoordig als slaapziekte zou diagnosticeren. Een wonder dat hij niet begrijpt waartoe zijn voorbeeld leiden zal, hoe bedreven hij ook naar zijn innerlijk luistert…

Dit staaltje schrijfkunst had u nog tegoed. Dacht ik eerst nog dat het ‘in ieder geval’ goed geschreven was, na een tweede en een derde lezing had ik die zekerheid niet meer. Integendeel. Steeds vaker struikelde ik over stoplappen en op maat gesorteerde clichés, en steeds duidelijker werd mij de voosheid van Steven!

____

René Huigen (2019). Steven! De Bezige Bij, 200 blz. € 27,50. ISBN 9789403148304

     Andere berichten

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Sentiment door Jan van Gulik - - Karel Wasch (1951) neemt ons in Tegelijkertijd mee op een reis ‘vol verwondering, melancholie, weemoed en...