Betekenissen van betekenis
door Ivan Sacharov
Dieren op schaal heet de nieuwe bundel van Gert de Jager. Het eerste gedicht van de bundel draagt dezelfde titel:
Dieren op schaal
In de diepzee ligt de diepe zee
met daarin dieren op schaal.
Wat is het nut?
De zee springt op en bedekt
traag land en water.
Zo loop ik langs het water
en – de wind –
hel over richting einder.
Zo,
van een afstandje.
Dit moet het wel zijn.
Geen grond zo tricky als geboortegrond.
Schaaldieren worden dieren op schaal in de diepe zee die onze geboortegrond is. Wat voor schaal? De schaal van de tijd. Het leven is in zee begonnen, ooit heel lang geleden (denken deskundigen). En de dichter, die als een ik-persoon langs het water loopt, trekt meteen al in zijn eerste gedicht een filosofisch gezicht: hij vraagt zich af wat het nut van het bestaan is! Niks geen simpel wandelingetje langs het strand. We gaan niet alleen de diepte van de zee in, ondanks het lichte toontje. Op de schaal van onze evolutie – van het hele evolutieproces op aarde – wordt het ‘afstandje’ van waar hij naar de zee kijkt iets groter. Een aantal miljoenen jaren, schat ik. Grappige bijkomstigheid: we zijn op de een of andere manier dus nog steeds schaaldieren. Hoewel de ‘opgesprongen zee’ traag land en water bedekt: hoewel het leven als een ‘hogere vorm’ van bestaan het tragere land en water dat niet (zo snel) is mee geëvolueerd heeft ingenomen.
Als we deze interpretatie van het gedicht aanhouden is het wel duidelijk waarom geboortegrond tricky wordt genoemd. Evolutie hangt van toevalligheden aan elkaar. Het is een mirakel dat we überhaupt bestaan. Maar de dichter heeft misschien ook nog een andere reden om geboortegrond tricky te noemen. Ieder van ons heeft zijn persoonlijke geboortegrond, en een wereldbeeld dat mede op basis van die grond gevormd is. Een proces met haken en ogen:
Een foute haven
Ik vertrok vanuit een foute haven en kwam ergens aan
waar het fouter was maar ik draaide me om
en zag wat ik zag en keek om me heen
en zag: ik hecht me aan wat ik zie.
Ik had het weggedacht, geprobeerd het weg te denken,
maar het was er.
Ik tuurde terug en zag onder de azuren hemel niets dan dom water,
zwijgend water. Het zweeg.
Ik keek om me heen en zag niets dan stom land.
Ook dat zweeg.
Steden, wegen, populatie.
Maar ik hecht me aan wat ik zie.
Het idee dat, als je valt, er dan een bodem is.
Onze perceptie schept verwachtingen. Je kunt wel iets weg proberen te denken, maar het is (was) er toch. Was zien niet geloven? Niettemin zit er een addertje onder het gras. Dingen beloven uiteindelijk meer dan dat ze geven. Misschien door de extrapolerende werking van onze geest, van ons abstraherend vermogen, wordt een standvastige, betrouwbare wereld gesuggereerd die niet (echt) bestaat: het idee dat, als je valt, er dan een bodem is.
Gert de Jager werkt dit gegeven in zijn bundel verder uit. Meestal in de buurt van een strand, een oever of een andere grens. Misschien omdat het vlakbij zo’n grens maar een kleine stap is naar een tegenovergesteld standpunt? Het (in)zicht verandert drastisch na zo’n stap. En als een geoefend aarzelaar draait hij zich graag om (zoals in de eerste strofe van het geciteerde gedicht), zowel lichamelijk, als in zijn gedachten: spelend met paradoxale beweringen. Leuk natuurlijk. Poëzie moet het immers hebben van paradoxen! Maar hier zit ook de achilleshiel van deze dichter: het dreigt een (intellectueel) spelletje te worden. Wie (in het gedicht ‘De beschaving’) op een parlando toontje pratend over beschaving poëzie en liedkunst een dingetje noemt en daarbij als alibi voor zijn ‘zoekende onvrijheid’ nog even zijn tekort aan kennis van het boeddhisme aanhaalt zegt eigenlijk dat alles net zo goed niets kan zijn.
Kijk, dat mag je doen, als recensent. In een tekst die analyseert en commentaar wil geven is zoiets geoorloofd. Maar niet in goede poëzie, zou ik zeggen. Als een zichzelf relativerende relativist ruim je dan jezelf teveel op en blijft er (te) weinig serieus te nemen over in de diepe zee die poëzie tenslotte óók is (met in het ideale geval de Titanic als lezer en de tekst als ijsberg). Wat is dan wel goede poëzie? Mogelijk dit soort:
Een regel
Er komt een dag waarop je vindt
dat alles wat poëzie is, of wat daarop lijkt,
onzin is.
Rijm voegt geen betekenis toe en
afwezigheid van rijm evenmin.
Ritme voegt geen betekenis toe… etc.
Betekenis zelf voegt geen betekenis toe,
maar is wat het is: glad ijs op een namiddag.
Je verbeeldt je dat je rookt en
een sigaret opsteekt. De rook gaat op
in de atmosfeer die de rook omringt.
De atmosfeer is prima. Stralend weer,
stralende zomerdag.
Een regel die je te binnen schiet, ontglipt je.
Ik moet hem gelijk geven. Er komt waarschijnlijk wel een dag waarop ik vind dat alles wat poëzie is, of wat daarop lijkt onzin is. Maar die dag is er nog niet. En verdorie: een regel voor goede poëzie, die me net te binnen schoot, ben ik alweer kwijt. Ook ik moet het antwoord schuldig blijven op de vraag wat goede poëzie nu eigenlijk is. Het zojuist geciteerde gedicht heeft er wel iets van (het geeft, om het maar eens cryptisch te zeggen, zijn eigen ‘regels’ voor wat poëzie is). Vooral de regels ‘betekenis zelf voegt geen betekenis toe, / maar is wat het is: glad ijs op een namiddag’. Een tamelijk verontrustende constatering in deze bundel, die ik eerder filosoferend dan dichterlijk zou willen noemen. Een fraai hoogtepunt van een opgebouwde climax ook. Dat rijm geen betekenis toevoegt, daar waren we met zijn allen wel achter: dichters rijmen tegenwoordig niet zo vaak meer. En afwezigheid van rijm? Ach, De Jager kan het niet laten (om te draaien; net als de seizoenen, waaraan hij regelmatig refereert). Ook ritme voegt inderdaad meestal geen betekenis toe. Al is dat discutabeler: gevoel en ritme hangen samen, we hoeven alleen maar aan muziek te denken. Niettemin: poëzie is in laatste instantie toch geen muziek. En of muziek betekenis heeft: daar kunnen we nog een avondje over doorbomen. Maar dan komt die zin: betekenis zélf voegt geen betekenis toe. Wat betekent dat eigenlijk? Dat niets er meer toe doet? Dat je op een namiddag – niet al te vroeg in je leven dus – het leven als glad ijs gaat ervaren?
Glad ijs kent geen oneffenheden, geen obstakels: dat kan betekenen dat men zich lekker voelt, zonder problemen. Het kan er ook op duiden dat men het leven leeft als iemand van alle seizoenen, zoals Thomas More in de film ‘A Man For All Seasons’; als iemand dus die standvastig steeds zichzelf blijft onder alle omstandigheden. Iemand misschien ook die beseft dat in de diepste zin van het bestaan alles om het even is: het middelpunt van het rad van waan en avontuur staat immers stil. Of is dit allemaal te mooi gedacht en gaat het gewoon om een oersaai leven waarin niets wezenlijks meer gebeurt? Een ervaren van leegte en zinloosheid? Al deze betekenissen zouden op kunnen gaan. Dat maakt betekenis glad ijs; het maakt de betekenissen van betekenis zelfs hachelijk.
De dichter intussen heeft zijn werk goed gedaan. Hij creëerde een gedicht dat werkt. En daar gaat het om. Hij kan tevreden zijn sigaret opsteken en naar de rook kijken (die opgaat in de atmosfeer die de rook omringt – wat we kunnen lezen als: die klopt met zijn context). Is hij een man van alle seizoenen? Misschien, maar dat hoeft niet. Ik denk eigenlijk dat hij niet eens echt een man van een zomerdag is. Hoewel de zomerdag in ‘Een regel’ er mag zijn. Maar elke zomerdag heeft een winterdag als tegenhanger. In deze bundel is dat het schitterende gedicht ‘Winterdag’. In tegenstelling tot ‘Een regel’ wordt daar iets beschreven dat níet is zoals het zou moeten zijn (waardoor het gedicht dat juist wél is):
Op een kraakheldere windstille winterdag
met 107,2 km p/u suizen door het heelal,
met haren die niet wapperen
terwijl ze dat wel zouden moeten doen.
Ja, dit is een toppunt. De ijsberg waarop ik heb gewacht: de eeuwig vloeiende tijd gestold. Het onduidelijke duidelijk in beeld gebracht. Als Achilles en Alexander niet jong waren gestorven, wie zou ze nog kennen? Om te blijven bestaan moet iets vergaan! De Titanic smachtte er naar om door kunnen te varen… In mijn hoofd.
____
Gert de Jager (2019). Dieren op schaal. Gaia-Chapbooks, 42 blz. € 7,50. Gratis te downloaden. ISBN 9780244161767