LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Tomasz Różycki – Kolonies

14 aug, 2019

De poëtische kolonies van Polen

door Kamiel Choi

Toen ik aanbood om de vertaalde poëzie van de in eigen land bekende Pool Różycki te recenseren, wist ik niet goed wat te verwachten. De ingetogen bundel met 77 klassiek ogende vormvaste gedichten is mooi vormgegeven. Het Poolse origineel staat in kleine sans-serif letters onderaan de pagina en dat vind ik prettig bij vertaalde poëzie.

De flaptekst geeft het project bondig weer: ‘In cyclische, repetitieve gedichten gaat het over reizen door tijd en ruimte, het lijkt erop alsof hij de onvervulde koloniale aspiraties uit het interbellum in een literaire vorm heeft willen gieten.’

Na een paar gedichten werd ik meegesleept door de sfeer van Kolonies. Het voelde alsof ik luisterde naar een stem uit een ander tijdsgewricht. Dit soort poëzie, dat het pathos van de grote twintigste-eeuwse dichters weet te bewaren zonder voorspelbaar te worden, zien we te weinig in het Nederlands taalgebied.

In ieder gedicht staan krachtige formuleringen met prachtige originele metaforen. De intensiteit van de originele poëzie dwingt bewondering af, net als de virtuositeit waarmee die in de vertaling is behouden. Een aantal voorbeelden: ‘een sigaret gerold uit gerafelde duisternis’, ‘zijn been is nog niet terug’, ‘een stad op zonnebeenderen’. Terugkerende motieven in Kolonies zijn het zwart, het bloed, roet, as en vuur. Toch heb ik het niet als een droevige bundel ervaren. Het is melancholie, maar melancholie van illusies, van een ‘uitgelezen druif / in koele kelders gerijpt’, zoals in het laatste gedicht, ‘Zeemonster’ te lezen staat. Het werk drijft op deze beeldspraak, die me doet denken aan grote twintigste-eeuwste dichters als Milosz, Hikmet of Mandelstam.

In het voorwoord beschrijft prof. dr. Kris van Heuckelom de inspiratie van Różycki’s werk: het feit dat Polen nooit echte kolonies heeft gehad maar daar rond de eeuwwisseling wel naar streefde. De gedichten zijn allemaal vrij eenvoudig in verband te brengen met het fenomeen kolonie, en enkele daarvan, bijvoorbeeld over de reactie op het overlijden van de grote dichter en nobelprijsdrager Miłosz, lezen we als de beschrijving van een interne kolonie.

Ik miste in dit voorwoord de naam van die grote, van oorsprong Poolse, schrijver die de donkerste aspecten van koloniën heeft beschreven, Joseph Conrad. Is deze bundel over de fictieve (of inwendige) Poolse kolonies te lezen als exploratie in het hart van de duisternis? Is dit de poëzie die Kurtz, of Marlow, geschreven zou hebben?

Een representatief gedicht dat ik in zijn geheel citeer is nummer 48, ‘Garnizoen op manoeuvre’:

Laten we er even van uitgaan dat ik hier woon,
dat ik hier geboren ben, dat mijn ouders hier steeds
een winkel hadden, en dat ik een leuke plek weet
in de rue du Temple, met een knappe meid aan de toog –

ik kom er geregeld. Stellen we ons verder voor
dat er geen Oost-Europa heeft bestaan, geen kelders
die moeten dienen om buren in te verbergen,
geen deportaties, geen razzia’s, ik heb nooit gedroomd

van huiszoekingen – gewoon enkele seconden
bedenken hoe het zou moeten: een kat ligt te lonken
naar de zon op het balkon, de dienster en de man
daar opzij spelen schaak, en niemand die het merkt.

Hij volgt de zetten die ze doet als ze koffie brengt
en bij toeval, zo lijkt, met haar heup het bord beroert.

De vertaling door de Gentse slavist Alexander Popowysc is hedendaags en precies, je hebt nergens het gevoel dat je vertaalde poëzie leest. Het Poolse origineel klinkt in mijn Nederlandse oren (noodzakelijkerwijs) bezwerender, alsof deze poëzie ontrukt is aan een magische taal die we niet met het nuchtere Nederlands kunnen evenaren – maar dit is welteverstaan een vooroordeel van Nederlandse, het Pools onmachtige oren, wanneer ik een zin lees als ‘A kto z pusthki stworzy’ (‘maar wie schept in het lege?’)

Różycki lijkt poëzie te schrijven voor een andere tijd, en dat werkt vooral verfrissend wanneer het ineens van toepassing blijkt op onze actualiteit, zoals wanneer er aan een juffrouw cocaïne wordt verkocht, wanneer de ‘financiën maar kut zijn’ of wanneer er mannen ineens ‘gaan clubben’.

Er is altijd het gevaar dat zulke lyriek last krijgt van zijn eigen karikaturale echo, waarin de sterke beeldspraak is gereduceerd tot simulacrum en dreigt te vervallen tot wat Milan Kundera onder kitsch verstaat. Dat is ook het enige dat me bij het lezen van de bundel soms begon te vervelen. Wanneer we alsmaar over het bloed en het zwart lezen weten we het op een gegeven moment wel.

Ik heb die laatste kritische opmerking bewust geforceerd om een nuchter beeld te schetsen, zoals het een Nederlander betaamt. Persoonlijk werd ik meegesleept door het pathos van deze bundel en ben ik blij dat hij nu ook in het Nederlands taalgebied is doorgedrongen.

____

Tomasz Różycki (2019). Kolonies. Vertaald door Alexandres Popowycz. Uitgeverij P, 96 blz. € 22,00. ISBN 9789492339843

     Andere berichten