Jeg vil snakke med en slangeaugurk!
door Ernst Jan Peters
Pas in het 23-ste en laatste hoofdstuk durft Ellen Deckwitz de belangrijkste vraag te stellen die door haar hele cursus ‘genieten van poëzie’ steeds terugkomt. Dat hoofdstuk van Olijven moet je leren lezen (uit 2016) heet ‘Wat hebben we nu eigenlijk aan poëzie?’ De vaste lezers van Meander, stuk voor stuk liefhebbers van het betere gedicht, stellen die vraag allang niet meer. Maar vooral leraren Nederlands en andere ambassadeurs van de taal als kunstwerk, ontmoeten tal van ongelovigen voor wie dat gekke gedoe met om de hete brij dansen een bizarre manier van doen is. Ook voor deze mensen is het goed dat Edward van de Vendel een bundel met ‘nuttige’ gedichten heeft gemaakt. We zaten er op te wachten!
Want, eerlijk is eerlijk, ik wist ook niet wat ik zou moeten doen als ik over een nijlpaard zou struikelen. Ik mag er niet teveel over zeggen, maar dat gedicht heeft een hoog wraakgehalte. Nu is het struikelen over dieren iets wat gelukkig niet te vaak voorkomt en dus zijn er ook andere hulpgedichten die kunnen bijdragen aan je levensgeluk: ‘Wat je moet doen als je verliefd bent op een jongen’ en natuurlijk ook ‘Wat je moet doen als je verliefd bent op een meisje’. Volgens de dichter zijn het altijd werkende methoden: werkt het niet, heb je het niet goed gedaan!
Zo zijn er tal van situaties waar je als kind tegenaan loopt (en soms ook als volwassene) waarvan het fijn is, dat er hulp wordt geboden:
- Wat je moet doen als je niet weet wat je wilt worden
- Wat je moet doen als je je naam niet mooi vindt
- Wat je (niet) moet doen als je naar het strand gaat
- Wat je moet doen als je een andere taal wilt leren
- Wat je moet doen als je opa steeds meer vergeet
- Wat je moet doen als je ouders je nooit eens laten winnen
Vijfentwintig gedichten als in een zelfhulpboek. Hoe dat werkt? We lezen er een:
Wat je moet doen als je moeder huilt
Ga
naast haar zitten,
tegen haar aan geschoven:
je armen van onder tot boven
dicht op die van haar.
Laat het praten maar aan vaders over,
aan vriendinnen en aan zussen,
en je hoeft de tranen ook niet
van haar slapen af te kussen,
je hoeft niets te begrijpen,
niets te vragen.
Je hoeft haar alleen maar te schragen –
Schragen, dat betekent dus steunen,
met je lichaam dus.
Als ze voelt dat ze eventjes op je mag leunen
spoelt er een beetje gedoe
uit haar hoofd.
Hoe?
Dat doet er niet toe.
Iets met draagkrachtverschuiving
en onverwachte aandachtshydrauliek,
Maar de precieze mechaniek
maakt jou en je moeder natuurlijk
niets uit:
je zit huid aan huid
en je merkt
na een fijne, zachte tijd
dat het werkt.
Mama giet eindelijk
geen verdriet meer op de dingen
en buiten begint de zon
Griekse liedjes te zingen.
Geen moralisme, geen uitleggerigheid behalve ironische, rijm maar niet overal en niet te nadrukkelijk. Verstild beeld van het bijzondere fenomeen dat volwassenen verdrietig kunnen zijn en dan geholpen worden door niets anders dan aandacht en nabijheid. Een lief gedicht, middenin de bundel gevolgd door eentje met absurde humor over hoe bepaalde diersoorten zich gedragen in de regen. De brilhagedis, de wetenschapper van het spul, natuurlijk vanwege zijn bril, vertelt over drie soorten manieren om met de regen om te gaan. Er is, helaas voor de brilhagedis, ook een vierde soort voor wie regen of droogte er niet toe doen. Hij eet graag álle categorieën dieren die hij tegenkomt.
De dichter is niet kind met de kinderen. Hij is de volwassene van wie kinderen weten dat hij ze voor de gek houdt en dat doet om kinderen zowel te vermaken als om ze iets te leren. De puzzel voor de lezende kinderen is: wat is echt en waar worden we vriendelijk belazerd? En net zoals bij poëzie voor volwassenen, waar die streep niet helder kan worden getrokken ontstaat een schemergebied waar nieuwe dingen gebeuren.
Gedichten zijn dé dingen waar je ingewikkelde zaken mee kunt uitleggen. Dat komen we ook tegen in het gedicht ‘Wat je moet doen als je van auto’s houdt (en je vader niet)’. Vader is vol goede moed om meer van de motor te willen weten en de autominnende ‘je’ gaat ijverig aan de slag: cilinders, zuigers, de bougie, alles komt voorbij. Vader doet zijn best maar hij begrijpt het niet en biedt aan thee te gaan zetten:
(…)
Maar vlak voordat hij naar de keuken verdwijnt,
verschijnt er een grijns op zijn gezicht,
En dan, alsof hij opeens weer recht
op de weg is geraakt,
roept hij blij:
‘Misschien als je er een gedicht van maakt?
Of is dat niet te doen?’
‘Nee, pap,’ zeg jij. ‘Maar
doe toch maar thee.
Groen.’
De cursus Noors in één gedicht heeft weer dat speelse element: er worden wat basisprincipes uitgelegd vanuit de gedachte, zo groot zijn de verschillen niet. ‘Met’ schrijven de Noren als ‘med’ en ‘wil’ is ‘vil’ maar dat komt omdat de Noren een ‘v’ uitspreken als een ‘w’. ‘Ik’ wordt ‘jeg’. Maar het bouwt op: ‘praten’ is ‘snakke’. Echt even anders, moet je gewoon uit je hoofd leren. Als je dan ook nog leert dat de Noren een komkommer zien als een augurk met de lengte van een slang, kun je zo de titel van deze recensie vertalen en spreek je feitelijk Noors!
Wij bespreken niet vaak dichtbundels voor de jeugd in Meandermagazine. Het aanbod is al zo groot aan wat er jaarlijks voor volwassenen verschijnt, dus dat is ook niet vreemd. De bundel van Edward van de Vendel hoor je als volwassen poëzieliefhebber in huis te hebben zodat je neefjes en nichtjes kunt laten zien waarom jij gedichten zo bijzonder vindt. Ik schat in dat er zelfs voldoende volwassenen zijn die via deze bundel wellicht beter zicht krijgen op de kracht van taal in gedichten. En dan krijg je er ook nog fraaie illustraties bij cadeau!
Eigenlijk had ik deze recensie helemaal niet hoeven te maken. Het laatste gedicht heeft als titel ‘Wat je moet doen als je over dit boek een boekbespreking moet houden’. De complete tekst richting de klas staat erin. Van de eerste begroeting en het noemen van je eigen naam tot aan de eigen mening over het gelezene aan het einde. Hoewel ‘eigen mening’? De opgevoerde boekbespreker vindt het écht niet kunnen hoe nijlpaarden worden weggezet in het eerste gedicht:
(…)
Waar was ik?
Ja, dit boek.
Er staan gedichten in.
De schrijver, Edward van de Vendel,
had duidelijk geen zin
om de bladzij vol te maken.
In plaats daarvan loopt hij het nijlpaard af te kraken!
(…)
Terwijl de échte bad guys in het dierenrijk toch echt de struisvogels zijn, aldus de boekbespreker…
(…)
Het lijkt mij daarom maar beter
dat niemand van jullie het leest.
Ten tweede:
Wat je moet doen als je over een struisvogel struikelt,
dát was pas een titel geweest.
(…)
Als gek bent op alliteratie, heeft de boekbespreker wel een punt! Mooie bundel, titel had sterker gekund…
____
Edward van de Vendel (2019). Wat je moet doen als je over nijlpaard struikelt. Gedichten waar je wat aan hebt. Querido, 70 blz. € 17,99. ISBN 9789045122267