De advent is in het christendom de benaming voor de aanloopperiode naar kerst. De naam advent komt van het Latijnse woord adventus, dat komst betekent. In de adventsperiode bereiden christenen zich voor op het kerstfeest: dit is het feest waarbij de geboorte van Jezus wordt herdacht.
In de encyclopedie zijn nog negentien definities van advent. Invulling is natuurlijk geheel naar uw eigen keuze. Wij wensen u in ieder geval een warme tijd van bezinning en vreugde, samenzijn en introspectie, al dan niet met sneeuw, glitterpak of rendier. Met zorg kozen wij een aantal gedichten die deze donkere maand van licht voorzien.
–
Nu de dagen
door de groei verlaten
naar binnen zijn gericht
viel er veel te delen
in het liggen bij elkaar
–
ontkomen aan een taal
die niets bezig
in nog aarzelend novemberlicht
de ander
–
voor alles al een naam
nu is weggestoken
wat ons nog verlaten kan
Liefste laten wij
de Winter overslaan.
–
© P.c. Koning
uit Tegen de duinen slaan de dagen stuk (2006)
–
De onrust die je deze najaarsmaanden
van alles wat je bent heeft afgeleid,
verdwijnt; het jaargetijde is aanstaande
dat aan je ware wezen is gewijd.
–
De nevel heeft rondom het huis bekropen,
de kamer krimpt tot rond de kaarsevlam,
en weer sla je dezelfde boeken open
die je ook vorig jaar in handen nam.
–
Je leest. Slechts hierin bleef je heel je leven,
wat er ook is geweest, jezelf getrouw.
De dingen zijn zoals ze staan geschreven,
En wat je kwijt was wordt opnieuw van jou.
–
© Jean Pierre Rawie
uit Onmogelijk geluk (Bert Bakker, 2001)
–
Winter. Je ziet weer de bomen
door het bos, en dit licht
is geen licht maar inzicht:
er is niets nieuws
zonder de zon.
–
En toch is ook de nacht niet
uitzichtloos, zolang er sneeuw ligt
is het nooit volledig duister, nee,
er is de klaarte van een soort geloof
dat het nooit helemaal donker wordt.
Zolang er sneeuw is, is er hoop.
–
© Herman de Coninck
uit Kijk eens hoe echt,
opgenomen in De gedichten (Arbeiderspers, 1998)
afbeeldingen Pixabay