door Hans Franse
–
Mijn vrouw noemt Sicilië het heimwee-eiland. Wij hebben er rondgewandeld in Palermo, reisden door het stoffige land in de hete zomer als de kleuren pastelkleuren lijken door de nevel van de hitte. We trokken rondom de vruchtbare Etna in de uitbundige lente als alles fel is, de bougainvilles in vele tinten bloeien, de brem klaarstaat om uit te barsten en alles kleur en geur is. We stonden aan de eeuwige zee , we zagen de tempels en de kathedralen en begrepen wat Marsman bedoelde met ‘Tempel en Kruis’ aan zijn ‘levenszee’.
We waren uitgenodigd onder de Etna door onze goede vriend, Franco Pappalardo, de kunstenaar aan wiens tentoonstelling over de stervende zee in Catania we mochten meewerken, door muziekliefhebber Santo met wie we de opera bezochten, in die stad waar Vicenzo Bellini begraven ligt in de Duomo en door Pina bij wie we meerdere malen het relaxte feest van Fer Agosto meevierden, etend en drinkend en genietend van de schoonheid van het eiland en van de zee er om heen.
Dat we in deze late lente op het eiland waren had geen positieve reden. Mauro was overleden, de broer van Franco. We zouden hem herdenken en tegelijk Franco’s overzichtstentoonstelling bekijken en wat werk van hem uitzoeken voor onze bescheiden collectie van grafiek en andere beeldende kunst.
We verzamelden ons in Franco’s tuin, waar veel van zijn uiterst creatieve vormen en sculpturen waren opgesteld. Mauro had espressokopjes verzameld. Overal in de tuin waren ter ere van Franco slingers opgehangen waaraan die vaak kleurrijke kopjes bevestigd waren. Onder een dichte struik stond een luidspreker waaruit zijn stem klonk.
De dichter Davide Arico zou een gedicht voorlezen. Hij is slotvoogd van Aci Castello, weliswaar geen drost, maar evenals slotvoogd Pieter Cornelisz. Hooft kijkt hij uit over de zee en ziet de zon dalen. Zijn werk moet geïnspireerd zijn door die blauwe zee, dat luisterrijke uitzicht, zo direct verbonden met een mythe van de klassieke oudheid: hij kijkt uit op de rotspartij die de ‘rotsen van Polyphemos’ worden genoemd. De overlevering vertelt dat dat de stenen zijn die de cycloop Polyphemos gooide naar de wegvluchtende Odysseus met zijn bemanning. De sluwe Griek had hem bedrogen door te zeggen dat hij ‘Niemand’ heette en daarna de cycloop blind gemaakt. De tragische woorden die de cycloop uitriep galmen nog na: ‘Niemand heeft het gedaan’..
De gasten verzamelden zich. Davide hief zijn hand op en maande tot stilte. Uit de struiken klonk Mauro’s stem. Toen de stem stopte en wij aan de dood dachten, zoemde de zoetvloeiende tekst van Danielle rond door de hitte van de middag.
maturo come un tuo frutto.
Poi cadendo, penetro le tue radici
ritorno bambino.
Rovescio la morte, la chiamo vita
Vrij vertaald dicht hij over Mauro die als een rijpe vrucht aan een tak van een boom hangt, dan valt en door de wortels van de boom heen dringt en zal terugkomen als een kind, de dood afwentelt en dat leven noemt. Het was een klankrijk en op dat moment ontroerend gedicht
Na afloop sprenkelde Davide water, voorzichtig. Toen het laatste water uit de glinsterende kristallen kan in een straaltje eruit stroomde scheen een zonnestraal door de bladeren van de plataan in de waterstraal en we zagen een kleine regenboog. ‘Mauro groeit opnieuw’ zei de dichter, naar de wortels wijzend, ‘en verheugt zich in de hemel’. We bogen ons hoofd in stilte en herdachten Mauro.
Franco stelde mij voor aan Davide, eraan toevoegend dat ik ook ‘dichter’ was. Ik relativeer dat altijd, ik schrijf weleens gedichten, zeg ik dan. Maar we omhelsden elkaar, want, zoals Davide zei: ‘Als twee dichters elkaar omhelzen lacht de hemel’.
Ik keek uit over het droge landschap, zag de olijfbomen en het stof erop, zag de pistachenoten en de sinaasappels, bloedrood van binnen, vol en sappig. Ik rook een geur van kruiden. Er kwam een klein wolkje uit de Etna, de zon stond hoog, het was heet. Ik dacht aan ‘Il Gattopardo’, van Tomasi di Lampedusa en voelde reeds nu het heimwee dat ik zou hebben, terugdenkend aan deze dag. Slauerhoff zou het ‘saudade’ noemen.