LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Hagar Peeters – De schrijver is een alleenstaande moeder

2 dec, 2019

Ware nietverzinsels vanaf een oranje bank

door Eric van Loo



Met 112 pagina’s heeft de nieuwe bundel van Hagar Peeters een forse omvang. In de toelichting lezen we, dat de dichtbundel het eerste deel vormt van een trilogie waarin Peeters de verhouding tussen schrijverschap en alleenstaand moederschap onderzoekt: ‘Het vervolg bestaat uit proza-exercities en filosofische beschouwing.’ Een eerste verkenning leert echter, dat het alleenstaand moederschap slechts één van de thema’s van de voorliggende bundel is.

Vanwege de omvang van de bundel, die ook veel zeer lange gedichten bevat, is het niet haalbaar een uitputtende recensie te schrijven, waarin aan alle gedichten recht wordt gedaan. Liever blader ik met u wat door de bundel. De bundel kent vijf afdelingen, waarbij de titel ‘Beul benul’ direct de aandacht trekt. In deze langste afdeling van de bundel reflecteert Peeters op het werk van andere kunstenaars: Sylvia Plath, Ingrid Jonker, Wisława Szymborska, Hans Memling, Lucebert, Gerrit Achterberg, Leonard Nolens. Het derde gedicht uit deze afdeling weer is op te vatten als een sleutelgedicht van de bundel. De eerste strofe luidt:

Bij de biografie van Wisława Szymborska

Ik had aangekondigd: zoek niets achter mij
alleen achter mijn woorden, houd de deur
naar mijn bestaan, de kamers waarin ik lijfelijk
vertoef, gesloten, open alleen die naar mijn geest
zoals ik, of Brassinga, dicht:
‘Dichten is van dichte deur
een kier, licht
dat aan de drempel lekt.’

Peeters maakt –bij monde van Nobelprijswinnaar Szymborska– een krachtig statement tegen een biografische duiding van poëzie. Grappig is het zinnetje ‘zoals ik, of Brassinga, dicht’. De laatste drie regels vormen een citaat uit het gedicht ‘Schuur’ van Anneke Brassinga. Wie is de ik in ‘zoals ik (…) dicht’? In r1 lijkt Szymborska aan het woord maar in r5 lijkt Peeters het woord te hebben overgenomen: door deze regels in haar gedicht op te nemen kan Peeters met recht zeggen ‘zoals ik dicht’. Het gedicht op de tegenoverliggende pagina, dat ook de achterkant van de bundel siert, laat een ander geluid horen. Het leven van de dichter speelt wel degelijk een rol, al is het maar als voedingsbodem voor poëzie:

De proeftuin des levens

Voor een dichter is
zijn eigen leven proeftuin.
Thuis heeft hij zijn laboratorium
van ervaringen.

Hij haalt talloze experimenten
met zichzelf uit
om te ondervinden hoe
hij daarop reageert.

Alles wat hem overkomt
beschouwt hij als grondstof
voor zijn onderzoek.

Hij doet talloze ontdekkingen
en brengt daarvan verslag uit.
Ooit hoopt hij het grote
raadsel op te lossen

maar voorlopig neemt hij genoegen
met enkele aantekeningen
in dichtvorm.

Opmerkelijk dat Peeters hier schrijft over ‘zijn eigen leven’. Wil ze het gedicht op afstand zetten, mag het toch niet over ‘haar’ gaan? In het laatste gedicht van de bundel maakt ze het nog veel bonter: ‘De schrijver is / een alleenstaande / moeder zoals hij // bij zichzelf een woord / opwekt de weeën / weerklinken in hem / als de echo van een ander’. Met de combinatie moeder – hij – weeën – hem krijgt het begrip genderneutraal taalgebruik een volledig nieuwe dimensie.

Een belangrijk deel van de afdeling ‘Beul benul’ wordt ingenomen door de cyclus ‘Elf gedichten voor Lucebert’. Met uitzondering van het eerste gedicht bestaat deze cyclus uit tien vrij korte vrije verzen, waarin kenners vast de nodige referenties naar het werk van deze dichter zullen herkennen.

VIII

Een vlek een universum
een kruimel een
alles een universum
de vlek bewreven verhevigt
zich tot mensheid ter bevrediging

De gedichten lijken commentaar te geven op het tumult dat ontstond na de publicatie van de spraakmakende biografie van Lucebert van de hand van Wim Hazeu. Maar als Peeters al een lans wil breken voor Lucebert, dan zondigt zij opzichtig tegen het politieke adagium dat men niet in een vlek moet wrijven. Na de elf gedichten volgt ‘Achterbergs en Luceberts Nalatige Actes van Verlatinghe’. De titel is vast geestig of erudiet bedoeld. ‘Ik las de Oude Meesters van vlak voor / zij ontstegen aan ’s mensen oordelend verbond’, stelt de dichter vast. Alsof de jeugdzonde van Lucebert op één lijn gezet kan worden met Achterbergs diepgewortelde pathologie. En alsof Achterberg niet desondanks nog steeds in brede kring gelezen en gewaardeerd wordt. Zoals veel gedichten in de bundel is deze ‘Actes van Verlatinghe’ nogal rationeel, verhalend en associatief. Weinig klank of andere poëtische middelen, geen poëzie die me ontroert of bijblijft. Wel poëzie die de lezer uitdaagt om scherp mee te lezen, maar of de lezer hiervoor beloond wordt blijft een open vraag.

Een andere afdeling die direct om lezing vroeg was natuurlijk de titelafdeling. Veel gedichten uit de afdeling ‘De schrijver is een alleenstaande moeder’ gaan niet over het eigen moederschap, maar eerder over de ouders en de jeugd van de ik. Losse herinneringen als verkleurde albumfoto’s. In deze afdeling zijn zelfs drie echte foto’s opgenomen, babyfoto’s van ‘Hagar de astronaut, 29 weken, 1972 (privébezit)’. Verrassend, omdat Peeters zoals eerder in deze recensie aangegeven de biografische duiding van gedichten problematiseert. Op deze foto’s zien we een baby op een bank staan en liggen. De foto’s sluiten goed aan bij het gedicht ‘Ariadne’:

Ariadne

Hier, aan de oorsprong
van haar bestaan,
hield ze zich vast aan
de rugleuning
stond wankel op
blote voetjes
op de zittingen
lag ze
dollend en rollend van
uitbundig plezier
schaterend, kraaiend
daar groef het oranje
zich een koord
naar binnen
altijd kon ze ernaar graaien
en het grijpen en beetnemen
om uit de doolhof te ontsnappen
ook later
was er altijd
het eerste houvast

Waarschijnlijk is de bundel niet voor niets in dezelfde stevige oranje kleur als de zeventiger jaren bank uitgevoerd. Het gedicht oogt anekdotisch, en is met z’n korte regels nogal magertjes. Het enige functionele enjambement vinden we in ‘stond wankel op’, verder is het een schoolvoorbeeld van poëzie als in stukjes gehakt proza. Na de babyfoto’s lijkt het thema van de laatste afdeling meer naar het heden te verschuiven. Maar de aangekondigde thematiek van de schrijver als alleenstaande moeder komt slechts marginaal aan bod: ‘Mijn onvoorzien gekomen / zoon heeft mij / iets geleerd hij / heeft mij geleerd / wat het betekent / om van iemand / te houden’. Opnieuw een nogal mager gedicht, waarin de meeste regels slechts twee of drie woorden bevatten. Bekentenispoëzie bijna, met een zoete slotstrofe: ‘mijn zoon is / de navelstreng / naar alle anderen’.

De bundel bevat ook enkele gedichten die zich over meerdere pagina’s uitstrekken. Hierin kunnen we de achtergrond van Peeters als rapdichter terugzien. Ik houd daar niet zo van, om een criticus van Mozart te parafraseren: ‘teveel woorden’. Maar toen ik het openingsgedicht van de bundel begon te lezen, dacht ik: dit moet je eigenlijk horen. En zowaar, dat kan. Heel toepasselijk droeg Peeters ‘Zomernachtzang’ voor op de afgelopen Nacht van de Poëzie. Eén zinnetje licht schitterend op: ‘ze weet dat de sterren de zomersproeten van de nacht zijn’. Het is een gedicht om je door te laten bedwelmen, door er –zoals de dichter zelf zegt– met gesloten ogen naar te luisteren.

De afdelingen ‘Vroege en ware nietverzinsels’ en ‘Gesproken chansons’ zijn nog niet aan bod gekomen in deze bespreking. Hoe moeten we het tautologische ‘ware nietverzinsels’ opvatten? Let op lezer, wat ik nu ga vertellen is echt gebeurd, ongelogen. De afdeling bevat jeugdherinneringen, slordig neergepend, veelal naargeestig van toon. De moeder komt er niet goed af, ‘verdwenen achter haar oranje wollen bank’. Daarnaast vormen ongewenste intimiteiten een indringend onderdeel van deze afdeling. Recht voor zijn raap, zonder veel opsmuk opgeschreven: ‘als dagelijkse bijkomstigheden van het meisje-zijn / als regelmatig voorkomende bijwerkingen’.

De drie ‘Gesproken chansons’ zijn heel anders van toon, het zouden inderdaad songteksten kunnen zijn. Ze hebben elk betrekking op een andere persoon: ‘Over M.G.’, ‘Voor A.v.L.’ en ‘Over E.B.’. Het blijft gissen voor de lezer wat hij of zij –zonder de context te kennen– met deze teksten aan moet. Deze afdeling valt behoorlijk uit de toon bij de rest van de bundel. Soit.

Al met al is De schrijver is een alleenstaande moeder een forse, afwisselende bundel, waarin de verhouding tussen schrijverschap en alleenstaand moederschap slechts zijdelings aan bod komt. De liefhebber kan zijn hart ophalen (of haar hart openhalen) aan grillige, associatieve, vermeend biografische en incidenteel lyrische gedichten.

____

Hagar Peeters (2019). De schrijver is een alleenstaande moeder. Uitgeverij De Bezige Bij, 112 blz. € 20,99. ISBN 9789403167305

     Andere berichten

Paul Demets – De schaamsoort

Terugblikken is confronterend door Hans Puper De ondertitel van Een schaamsoort, de nieuwe bundel van Paul Demets, is Briefgedichten aan...

Maria de Groot – Klokkenstoel

Maria de Groot – Klokkenstoel

Het voorgeschrevene en zijn afwijkingen door Ivan Sacharov - - Maria de Groot (1937) heeft als Nederlands schrijfster en theologe een...

Guido Gezelle – De kleine Gezelle

De kleine kaart door Peter Vermaat - - Gezelle. Voor een ‘Ollander van boven de rivieren blijft die naam voornamelijk kleven aan een paar...