Wat ooit volledig was
door Hettie Marzak
Guido de Bruyn (Asse, 1955) is documentairemaker, auteur, dichter en vertaler van o.a. toneelteksten en de Sonnetten van Shakespeare. In 2004 debuteerde hij bij Uitgeverij P met zijn bundel Het achterwerk van het geluk. Hij won de Klara-poëzieprijs in 2004 en 2005. Zijn bundel Het huis augustus werd genomineerd voor de Herman de Coninckprijs 2008.
Een foto was de aanleiding voor De Bruyn om zich in het leven van de Russische componist en pianist Sergej Prokofjev (1891-1953) te verplaatsen; dezelfde foto die op het omslag van zijn dichtbundel SPRKFV dagboeksonnetten staat afgebeeld en nog een keer in de bundel zelf is opgenomen. Het is een zwart-wit foto waarop de jongste zoon van Prokofjev is gefotografeerd door zijn broer, terwijl hij een brief leest te midden van achtergelaten papieren in het leeggehaalde appartement van hun ouders. Het is dan 1948, hun moeder, Prokofjevs eerste vrouw, de Spaanse sopraan Lina Codina, is gearresteerd door de KGB op verdenking van spionage en tot twintig jaar dwangarbeid veroordeeld. Later zal blijken dat zij geheel onschuldig was; na de dood van Stalin op 5 maart 1953 werd zij vrijgelaten. Ironisch genoeg overleed Prokofjev op dezelfde dag als Stalin.
In de bundel heeft De Bruyn 58 sonnetten opgenomen, waarvan er 51 tot stand zijn gekomen vanuit de dagboekaantekeningen van Prokofjev zelf. In zijn dagboeken, die Prokofjev bijhield van 1907 tot 1933, doet hij verslag van zijn werk als componist, zijn succes als pianist, maar ook van zijn persoonlijke leven. Hij deed dat in een zelfbedacht kortschrift, waarbij hij alle klinkers wegliet: de titel van de bundel bestaat uit zijn voor- en achternaam zonder de klinkers. Sonnet LVI is geheel in het steno van Prokofjev geschreven, zonder klinkers, als proeve van een dagboekbladzijde van de componist. De enige uitzondering in de sonnetten is gedicht XXIV, dat niet in sonnetvorm is geschreven, maar als een dialoog tussen Prokofjev en een douanebeambte.
Als jongeman vertrok Prokofjev naar Europa, toen hij in 1933 besloot naar Rusland terug te keren, stopte hij met het bijhouden van een dagboek uit angst voor het regime. Vanaf die periode heeft De Bruyn gebruik gemaakt van memoires en naslagwerken om zich toch enigszins in de componist te kunnen inleven. De laatste sonnetten zijn daarom gedeeltelijk fictief, ook al blijft De Bruyn kiezen voor de ik-vorm.
In zijn nawoord verklaart de dichter dat hij geen ‘poëtisch-biografisch verslag’ wilde schrijven, maar dat het hem ging om ‘de inleving in een intrigerende figuur.’ Daarom heeft hij ervoor gekozen om in elk gedicht het woord ‘vandaag’ te gebruiken, om daarmee niet alleen een dagboekaantekening na te bootsen, maar ook om de tijdloosheid van de gedichten aan te geven.
In voetnoten wordt uitgelegd wie de personen zijn die in het leven van Prokofjev van belang zijn geweest en die nu figureren in de sonnetten, zoals Matisse, Djagilev, Maxim Gorki. Die uitleg is nodig, zoals ook enige voorkennis over Prokofjev nodig is, om de sonnetten te kunnen begrijpen. Het nawoord van de dichter had daarom beter een voorwoord kunnen zijn ter verhoging van de transparantie van de gedichten.
Alle illustraties zijn van de hand van de dichter, op een portrettekening van Prokofjev na, die door Henri Matisse gemaakt werd. Daar hoort het volgende sonnet bij:
–
Een dagje Nice, waar ik vandaag poseren moet
voor Matisse. Een man van weinig woorden,
weinig lijnen ook. Jij huppelt toch ook niet,
zegt hij, bij het schrijven van balletmuziek?
–
Een heer is het, omringd door de stille wellust
van zijn kleuren, curven, odalisken aan de muur.
Verse bloemen op de tafel, en op de vensterbank
een altviool (ik zal er al die uren niet naar vragen).
–
Natuurlijk polst hij niet naar de gelijkenis
van mijn portret. Elke tekening, zegt hij, elk stuk
muziek is tegelijk een zelfportret van de artiest.
–
Hij zet zijn naam onderaan de datum, hoewel
dat overbodig is: de tekening ís zijn handtekening.
We zien Sergej Prokofjev én Henri Matisse.
We leren Prokofjev in de eerste sonnetten kennen als een jonge man, die al in sonnet IV in Italië verblijft en later doorreist naar Parijs en New York. Hij is veelvuldig verliefd, maar zijn moeder is het niet altijd eens met zijn keuze. Hij heeft een goed ontwikkeld taalgevoel en zegt dat hij dichter zou zijn geworden als hij geen componist was.
Hij is in Parijs als hij verneemt dat in St. Petersburg de tsaar van Rusland met zijn familie wordt gedood:
–
Vandaag naar Coney Island
waar ik als een kind de tijd vergat.
Even was er geen geluid.
Geen terreur in Petrograd.
Terwijl Beloborodov in mijn stad
de familie van de tsaar afslacht
zit ik in een Lunapark. Een Russisch
jongetje op Montagnes Russes.
Hier gejoel, ginder krijsen:
misschien is dat het verschil
dat ik even niet wou horen.
–
Ik zet nu om den brode sprookjes
op muziek. Na de horror van het heden
de troost van fictie toen.
Met in de voetnoot: ‘Aleksander Beloborodov (1891-1938), Russische revolutionair en staatsveiligheidsofficier. Verantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van de moord op de tsarenfamilie in juli 1918.’
Prokofjev lijdt onder geldgebrek, maar blijft doorwerken aan zijn avantgardistische composities en boekt uiteindelijk succes. Heimwee naar Rusland en vooral zijn moeder blijft hem parten spelen. Met zijn vrouw Lina reist hij terug naar Rusland en hervindt daar zijn leven, totdat Lina gearresteerd wordt op verdenking van spionage. Alle kunst is suspect geworden, dichtkunst, ballet, beeldende kunst: alleen wat Stalin goedkeurt, mag blijven bestaan. In het laatste sonnet laat de dichter Prokofjev zeggen: ‘(…) Ik zwijg en ik / verzin een notenbalk met louter tekens rust.’ En de laatste regels luiden: ‘(…) Mijn mentale duisternis / wijkt stilaan voor het licht.’
Ter ere van Prokofjevs 100ste geboortedag is in 1991 in de Sovjet-Unie een herinneringsmunt van 1 roebel met zijn beeltenis erop uitgebracht.
Met deze sonnetten heeft De Bruyn een tour de force verricht. SPRKFV is een zeer verzorgd uitziende bundel. Ook de gedichten zelf zijn doordacht en vaak indrukwekkend: hoewel ze geen eindrijm bevatten, zijn ze metrisch kloppend en is er wel assonantie. Er is alleen bij lezers een meer dan gewone belangstelling nodig voor Prokofjev om de gedichten te waarderen: ‘maar je telt het aantal zuilen niet, je ziet / wat ooit volledig was. Niet dat wat rest.’
____
Guido de Bruyn (2019). SPRKFV. Dagboeksonnetten.Uitgeverij P, 80 blz. € 18,50. ISBN 9789493138001