Toevalligheid bestaat niet
door Hettie Marzak
Dorien Dijkhuis is dichter, schrijver en journalist. Waren we dieren is haar debuutbundel, die in november 2019 verschenen is; er zijn eerder gedichten van haar gepubliceerd in literaire tijdschriften zoals Het liegend konijn, Tirade en Extaze. De bundel bestaat uit drie afdelingen van elk twaalf gedichten. De titels van de afdelingen markeren een begin: ‘We hikken een oerknal’, een middenstuk, ‘Om adem te delen’, en een eindresultaat: ‘We zweefden zelfs even’. Zo achter elkaar gelezen lijken ze zelf haast een gedicht te vormen.
Als motto voor de bundel heeft Dijkhuis een citaat van Clarice Lispector, de befaamde Braziliaanse schrijfster, gekozen: ‘As soon as you discover the truth it’s already gone: the moment passed. I ask: what is? Reply: it’s not.’ Zelden was een motto toepasselijker: de hele bundel ademt een sfeer van vergankelijkheid, van vluchtigheid en toevalligheid. En hoewel een zekere weemoedigheid valt te bespeuren als het gaat over afscheid nemen en het verlangen naar wat was, zijn de gedichten nergens zwaarmoedig of bedrukkend. Integendeel: de feiten worden geaccepteerd zoals ze zich aandienen en de onomkeerbaarheid ervan wordt nuchter bevestigd. Er wordt vervolgens een positieve draai aan gegeven. Een mooi voorbeeld hiervan is het volgende gedicht:
–
het begon met de woorden van de wiskundedocent
‘de kans is minimaal dat u hier bent, gaat u gerust
de opties na:
–
één voorvader het echtelijke berenvel ontzegd
één dansavond om verstuikte enkel afgezegd, één
postkoets overvallen of van klif gestort, één grootvader
die niét ternauwernood zijn ware tussen de
annonces in het Sallands Dagblad vond
–
om maar de zwijgen van de haai, bacterie, vallende
piano op zijn pad, de maniak, gek, wegpiraat
–
de kans dat u er bent, kortom, is onbestaand
verwaarloosbaar, laat staan – en met een weids
gebaar omarmde hij de hele klas – u allemaal’
–
ik denk dat dat de druppel was
we verlieten zwijgend het lokaal, persten voeten
in te kleine schoenen, stiftten lippen, bliezen
ballonnen, hingen slingers op, we vierden feest
–
we zijn hier niet, we zijn hier
nooit geweest
De humor die uit de laatste strofen spreekt, is in veel gedichten terug te vinden, maar wat het meest naar voren springt is de onbevangen, haast kinderlijke blik waarmee Dijkhuis tegen de alledaagse dingen aankijkt en die ze weet om te zetten in verrassende en treffende beelden: ‘dromen is reizen zonder je te verplaatsen / een bed wordt ook wel een koffer genoemd’.
De gedichten worden, zoals je mag verwachten van de titel van de bundel, bevolkt door allerlei dieren: zebra’s, flamingo’s, kwallen, ijsberen, spreeuwen, walvissen en katten. En zelfs kevers worden gebruikt als metafoor:
–
maar wat weet jij nou helemaal van stenen
soms zijn het kevers die zich bij dreiging
–
voordoen als stenen, bikkelhardheid
voorwenden met rotsvaste lijven
–
de ragfijne vleugels onder hun pantser
vergeten, niet meer weten dat ze
–
kevers zijn en zo voor altijd
stenen blijven
Het titelgedicht ‘Waren we dieren’ vertelt dan ook hoe veel gemakkelijker het zou zijn om een dier te zijn: ‘we zouden weten hoe ons in elkaars bijzijn te gedragen’. De gedragscode van mensen blijkt moeilijker te doorgronden, getuige de diverse gedichten die vertellen over het onbegrip dat steeds weer tussen twee mensen in staat, al doen ze nog zo hun best de afstand te verkleinen.
Ook de tekening op de voorkant van de bundel van een ruggengraat (waarschijnlijk van een dier, gezien het staartbeen dat terugkomt op de allerlaatste bladzijde) is terug te vinden in het gedicht ‘Ruggengraat’, waarin twee geliefden steeds verder van elkaar af drijven: ‘in de oceaan duwt ondertussen / de onderzeese ruggengraat de continenten / uit elkaar’. Terwijl een ruggengraat toch symbool staat voor standvastigheid en lef. Iemand zonder ruggengraat is iemand die buigt voor anderen. In dit gedicht zijn de beide geliefden juist niet bereid om voor elkaar te zwichten, waardoor de verwijdering alleen maar groter wordt.
Veel van de gedichten spreken van deze verwijdering tussen twee mensen door onbegrip en het niet weten hoe de kloof te dichten. De emoties die daarbij een rol spelen, zijn met opzet klein gehouden: het is aan de lezer om betekenis toe te kennen aan de subtiele beschrijving van zware gebeurtenissen. Dit schijnbaar onachtzame vermelden van ingrijpende zaken is één van de sterke kanten van deze dichter.
De gedichten zijn zelden langer dan één pagina en de vorm ervan is steeds anders: soms is het gedicht gevat in strofen van twee regels, soms in een sonnet, maar er is ook een prozagedicht bij; het lijkt alsof Dijkhuis, al zoekende naar wat het beste bij haar paste, geëxperimenteerd heeft met de vorm. Maar niet met de inhoud: die is constant van kwaliteit gehouden. In helder taalgebruik en originele beelden heeft Dijkhuis alledaagse dingen weten te vervatten, die door haar ogen bekeken ook bij de lezer opnieuw verwondering wekken. Dit debuut smaakt naar meer.
–
mijn hand vond feilloos
je nek, het lusje waardoor ik
mijn vinger kon steken
–
zo sloeg ik je achteloos over mijn
schouder om door de stad
en het park te flaneren
–
thuis hing ik je aan een haakje
om wanneer ik maar wilde
je voering te strelen
–
stak mijn neus op kille dagen
in je hals waaruit donkere
dierlijke geuren opstegen
–
het zou beter passen, lichter zijn
makkelijker dragen
‘Vannacht was je een jas’, gezegd zoals een kind het zou zeggen: en dan was jij de vader en ik de moeder. Een goed gevonden beeld: de geliefde als jas, die naar believen aan- en uit te trekken is. De woorden ‘feilloos’ en ‘achteloos’ staan in mooi contrast met elkaar. Het lyrische ik heeft geen moeite meer met het begrijpen van de ander en hoeft geen rekening meer te houden met diens wensen: ‘wanneer ik maar wilde’. De twee laatste regels – geen drie zoals in de vorige strofen – laten de conclusie zien, waarbij het dragen ook kan worden uitgelegd als ver-dragen.
Achter in de bundel staat naast een dankwoord aan diverse mensen die haar geholpen hebben, ook een verantwoording met aantekeningen, waarin ze vertelt hoe sommige van de gedichten ontstaan zijn en waar ze haar inspiratie en ideeën vandaan haalde. Hiermee brengt ze een eerbetoon aan diverse dichters en schrijvers, die haar een aanzet gegeven hebben. De vermelding van haar inspiratiebronnen is een aardig gebaar naar zowel de bronnen als ook de lezer toe, die hiermee op het spoor gezet wordt van het werk van andere auteurs.
____
Dorien Dijkhuis (2019). Waren we dieren. Nieuw Amsterdam, 64 blz. € 20,- ISBN 9789046825907