Judy Elfferich (Rotterdam, 1957) is dichter en schrijver. Ze was redacteur bij uitgeverijen totdat ze in 1997 ging lesgeven aan mensen van alle leeftijden die gedichten, liedjes of verhalen willen schrijven. Als BoekieBoekie-redactielid werkte ze mee aan specials over klassieke (jeugd)boeken. Op de literaire website Ooteoote verzorgt ze sinds 2015 de serie Poetry in motion. Driemaal werd ze genomineerd bij de wedstrijd Nederland Vertaalt. Haar poëzie is o.a. te lezen in het tijdschrift DICHTER. en op Het vrije vers.
Publicaties staan in deze lijst.
Inge Boulonois ging met Judy in gesprek.
foto Suus van Rijk
De creativiteit spat van je site af! Ik lees dat je als kind veel las, tekende, knutselde en fantaseerde. Kom je uit een kunstzinnige familie?
Nee, wel uit een familie van lezers. Mijn ene opa kende gedichten van De Schoolmeester uit zijn hoofd, mijn andere oma de versjes van Rie Cramer. Allebei lazen ze ons veel voor en allebei vertelden ze prachtige zelfverzonnen verhalen. Mijn vader werkte bij de krant, een tante en oom in de bieb.
Je stond in Querido’s Poëziespektakel 5, dat als aanstekelijke titel had ‘Er zit een feest in mij’.
In je gedichten kom ik grappige neologismen tegen als: heimelaatje, verklapdeur, spijtkonijn, kieteldodo en huppeldepuppy. Je werk blaakt vaak van taalplezier en wekt de indruk dat het spontaan, haast ‘huppelend’, is opgeschreven. Is dat zo? Zit er een feest in jou?
Heimelaatje heb ik niet zelf verzonnen, hoor. Een gids in een museum in Colombo (Sri Lanka) gebruikte dat oude woord, midden in een Engelse zin, toen hij me een verborgen laatje aanwees in een Hollandse secretaire uit de koloniale tijd. Ook spijtkonijn is niet nieuw. Waar ik dat woord heb opgepikt, weet ik niet meer.
Ja, ik hou van spelen en van taal die danst. Maar in de titel van het andere Poëziespektakel waar ik in sta, ‘Vijf draken verslagen’, nummer 4, herken ik me evenzeer. Want het is niet altijd feest, er zijn ook draken te verslaan. En smartlappen te schrijven.
–
Wee de arme Snotterwokkel
die het niet gesnopen heeft.
(Hij kan het aan de Frokkel vragen
maar dat vindt hij onbeleefd.)
–
‘Waarom ben ik ooit geboren?
Wie verklutste toch mijn struif?
Waarom heb ik sprokkeloren
en een krakel in mijn kuif?
–
Waarom is er herfst, en haring?
Waarom lust ik geen hachee?
En waar vind ik een verklaring
voor het golven van de zee?
–
Waarom moet het altijd zachter,
waarom roept men dat ik stoor?
Waarom kom ik nergens achter?
Waarom kom ik nergens voor?
–
Waarom moet ik altijd huilen
als ik een komkommer zie?
Waarom kan ik nergens schuilen
voor het Grote Potverdrie?
–
Alles is zo ongewokkeld,
alles is zo ongewis
als je schoenen zijn versokkeld
en je vuist een vlakgom is.’
–
Ach, die arme Snotterwokkel.
Hij snuit zijn snufferd in zijn staart
en gumt zichzelf volledig van de kaart.
–
(Of dat nou echt nodig was?
Ik kan het aan de Frokkel vragen
maar dat lijkt me ongepast.)
–
uit: Er zit een feest in mij. Querido’s Poëziespektakel 5
Je las het liefst boeken van Tonke Dragt, de gelauwerde ‘koningin van de fantasie’, die net als jij ook tekende. Van haar is de uitspraak ‘Wat je kunt verzinnen, is waar.’ Een filosofe schreef eens: ‘fantasie is wel degelijk reëel.’ In hoeverre is wat jij schrijft of tekent, voor jou waar?
Nonsens, dromerij, dat werkt voor mij. In andere wezens kruipen, naar andere tijden reizen, andere werelden verkennen. Zo kom je nog eens ergens. Om iets te begrijpen van de mensen en de wereld, heb je verbeeldingskracht nodig.
De verhalen van Tonke Dragt draaien om vragen die alle kinderen en jongeren (en veel volwassenen) zich stellen. Ze is een rasverteller met een heldere stijl, die amper veroudert. Ik weet zeker dat zij nog gelezen wordt nadat de meeste schrijvers van onze tijd zijn vergeten.
Je bent erg veelzijdig. Je schrijft sprookjes, liedjes, verhalen, maakt raadselverzen, cartoons en stiftgedichten. Het plezier daarin heb je vaak in workshops gedeeld. Creativiteit is van essentieel belang. Laatst las ik dat onze creativiteit afstompt door verslaving aan smartphones. Hoe denk jij daarover?
Het hangt ervan af wat je ermee doet. Net als met de oude media. Je kunt je laten bepalen door wat er allemaal voorbijkomt, of wat kritischer kiezen. Je hoeft niet de paden te volgen die de techreuzen en de commercie voor je uitstippelen.
Maar het staat of valt met mediawijsheid. Wat kun je uitschakelen of vervangen op je telefoontje of laptop om je focus en privacy te beschermen? Hoe onderscheid je betrouwbare informatie van reclame? Hoe ga je om met elkaar en met elkaars werk?
Voor makers en docenten is op het internet veel moois te vinden. En springen via links (dat is toch de essentie van het internet) past goed bij het intuïtieve, associatieve van een creatief proces.
Je gedichten zijn meestal ritmisch en metrisch, bevatten altijd wel regels met eindrijm. Waarom kies je daarvoor?
Dat gaat vanzelf, zo hoor ik woorden en zinnen. Als ik vastloop met een tekst, gooi ik hem weg, zodat de ‘geheugenzeef’ zijn werk kan doen. En tja, dan hou je natuurlijk over wat goed in het gehoor ligt.
Ollekebollekes maken is topsport. Verder kies ik eigenlijk nooit bewust voor een bepaalde vorm, ik probeer te luisteren en kijken waar het gedicht om vraagt.
Soms werkt het beter als je spaarzaam bent met metrum en rijm. Wat je in een korset perst, kan niet ademhalen. Ritme is alles, ook bij proza.
Je bent een van de dichters van Het vrije vers, het platform voor light verse en gebonden gedichten. Je publiceert daar geestige ollekebollekes, gorgelrijmen en zogenaamde schaap-Veronica-verzen, een versvorm ontleend aan Annie M.G. Schmidt.
Met die schaap-Veronica-verzen had ik een serie in De Tweede Ronde, resp. KortVerhaal. Dat tijdschrift is helaas gestopt; sindsdien publiceer ik ze, wat onregelmatiger, op Het vrije vers.
–
EN? vroeg het schaap Veronica. Hoe vond u de ruïne?
Hoe of de reünie was? antwoordden de dames Groen.
Apart! We stapten als het ware in een tijdmachine
en hupsakee, we waren weer de meisjes Groen van toen.
–
We hebben heerlijk bijgekletst met al onze vriendinnen
en onze oude handwerkjuf, Sybilla van der Zwam –
maar tegen middernacht kwam er een rare snuiter binnen,
die zei dat hij Henk Suikerbuik was, onze oude vlam!
–
Het was een morsig manspersoon met ongepoetste schoenen;
hij leek geen spat, geen sikkepit op onze knappe Henk.
Dag schatjes! riep hij. Jullie heb ik ooit nog leren zoenen!
En kijk, mijn trui bewijst dat ik nog steeds aan jullie denk.
–
Nou hébben we destijds voor Henk een Noorse trui gebrejen…
We keken nog eens goed en toen herkenden we de wol.
Dus inderdaad, we hebben met die griezel ooit gevrejen!
De prins van onze dromen bleek veranderd in een trol.
–
We zeiden goeienavond en we pakten onze jassen.
Maar Henk, helaas, die moest en zou met ons mee naar de trem.
En laat ie nou in ’t park tegen een conifeer gaan plassen!
We gingen ervandoor, we hadden schoon genoeg van hem.
–
Ze zwegen, want de dominee verscheen met rode rozen,
een knoert van een boeket, zojuist bezorgd door de bloemist.
Verbaasd las hij het kaartje voor (en moest wel even blozen):
Veel liefs van Henk. En sorry dat ik daarzo heb gepist.
–
Dat was dan de ruïne, zei het schaap Veronica.
Toen at ze alle rozen op, met sjokoladevla.
–
uit: Er is Light! Tien jaar gebonden
Je maakt gif-animaties. Op je blog staan er een aantal. Ik las dat nieuwe media een stokpaardje van je zijn. Wat doe je naast het creëren van gifs met nieuwe media?
In mijn workshops en cursussen heb ik vanaf het begin gebruik gemaakt van nieuwe media. Van projecten maak ik vaak een digiboek op Issuu. Een tijdlang gaf ik een cursus Online publiceren. ‘Tiedom tiediedom’ is mijn metrum-oefenquiz. Op Ooteoote verzamel ik korte poëziefilms. En sinds 2005 ben ik bezig om mijn chatbot BlaBla Nederlands te leren.
Welke schrijvers, behalve Tonke Dragt, en dichters inspireren je?
Tonke Dragt herlees ik eens in de paar jaar. Verder staan in mijn kast kapotgelezen boeken van o.a. T.H. White, Dylan Thomas, Paul van Ostaijen, Lewis Carroll, Van Goghs brieven. Noorse volkssprookjes. Als ik grieperig ben, herlees ik meisjesboeken van Cissy van Marxveldt en detectives van Dorothy L. Sayers.
–
Toen de vriendschap van Harry en mij net begon
was hij nog maar tien; later zouden we zien
wat hij allemaal kon.
–
Hermelien, Ron en hij
in de Zweinstein Express.
Bij Sneep in de les.
En ik ben daarbij.
–
En Tiuri? Die sloop zomaar weg in de nacht;
ik ging met hem mee, zonder enig idee
wat de toekomst ons bracht.
–
Trouwe Piak en hij
over bergkam en brug.
Op Ardanwens rug.
En ik ben daarbij.
–
Tiuri en Harry,
met hen aan je zij
durf je meer dan je dacht.
–
Moet je dwars door een muur
of op eng avontuur?
Dan helpen die twee.