Het is het opnieuw bezielen van dode dingen
door Hans Puper
–
–
Lippebiter Fan L. Gedichten / Lippenbijter van L. is de nieuwe bundel van de Friese beeldend kunstenaar en dichter Anne Feddema. Er gaat een bloemlezing uit de eerste vier bundels aan de nieuweling vooraf. Feddema zelf selecteerde en vertaalde alle gedichten. Inclusief de vertaling telt Lippebiter 101 bladzijden (138 – 239); afdelingen zijn er niet. Hij zegt geïnspireerd te zijn door het dadaïsme, light verse en kinderliedjes, maar heeft een geheel eigen geluid. Vermakelijk is zijn gedicht ‘Voor Kurt Schwitters’ uit de eerste bundel, Slapstickopenbaringen – Slapstickiepenbierings (1997), en ‘De dood is niet gek op spek!’ uit Waterhoentje op de Styx – Reidhintjse op ‘e Styx (2005), waarin het zwarte gat van de dood bij de ik aanbelt en vraagt om oud papier. De ik gooit een spekpannenkoek in het gat omdat de vriendenclub van Cambuur al papier heeft opgehaald. Van de pannenkoek moet de dood overgeven: ‘Ik zag het en dacht / Nou, dat is duidelijk // De dood is niet gek op spek!’ – ‘Ik saech it en tocht / No, dat is dúdlik // De dae mei gjin spek!
Feddema schrijft in alle bundels vaak tamelijk lange, maar kortregelige gedichten; iedere regel begint met een hoofdletter. Ze zijn niet altijd zo uitbundig als bovengenoemde. Mooi vind ik het gedicht ‘Lied voor Lammert’ (p. 126), waarin Feddema in het besef van de eindigheid van het leven zijn verlangen naar eeuwigheid uitdrukt. Het staat in de bundel Op mijn sterfbed wil ik de borst – Op myn stjerbêd wol ik tata ha (2013). Hij uit dat verlangen op zijn gebruikelijke lichte toon. Dit is het enige drietalige gedicht: Fries, Nederlands en Leeuwardens – in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht is dat een variant van een Nederlands dialect: het Hollands. Ik citeer het gedicht alleen in het Nederlands en Fries.
Lied voor Lammert In mijn jeugd zag ik buurman |
Liet foar Lammert Yn myn jeugd seach ik buorman |
Vanaf Op mijn sterfbed wil ik de borst wordt Feddema’s poëzie lyrischer en dat zet door in de nieuwe bundel De lippenbiter van L. Acht gedichten gaan over de jeugdjaren van de ik, andere over de liefde voor zijn vrouw en dochters en het geluk dat de tuin hem geeft. Mooie, voor hem soms ingetogen gedichten. Maar we vinden in deze bundel ook gedichten over schilder- en dichtkunst, musici, de Oktoberrevolutie en de ondergang van de Romanovs, de melktanden (bûtertosken) van Superman en een tranenrijke dronkenschap in Pizzeria Pidokkio, ‘de verkouden leugenneus’. Een van de gedichten waarvan ik heb genoten – en blijf genieten – is het titelgedicht (p.144), over het eigenaardige etterbakje dat de ik geweest moet zijn.
Lippenbijter van L.
Langzaam, in schokken Op een dag beet |
Lippebiter van L.
Stadich, yn skokken Op in dei biet
|
‘Waarom is niet de vraag’: deze vaststelling vind ik prachtig; een verklaring zou het gedicht kapot hebben gemaakt. Opvallend is, dat het Fries vaak bruist en fonkelt en in de vertalingen veel minder. Ook hierboven: het oorspronkelijke gedicht is kernachtig, ritmischer. ‘Ik biet bern / Danige graag’: daar kan de vertaling bij lange na niet tegenop. Of neem de Friese uitroep ‘och heden’ in het gedicht ‘Great Dickator’ (p. 176), hier enigszins ironisch gebruikt. Die drukt verbazing, een lichte ontsteltenis of deernis uit, zoals ‘ach’, ‘o jé’ of ‘ocharme’. Feddema vertaalt hem met het oubollige ‘gossiemoppie’, waarmee ook de ritme-ondersteunende alliteratie in de tweede en derde regel verdwijnt: ‘Kat van buorjonge / Hat och heden / In Hitlersnorke’ – ‘Kat van buurjongen / Heeft gossiemoppie / Een Hitlersnorretje’. Soms is het Nederlands moeilijk te begrijpen, zoals door het woord ‘waar’ in de eerste regels van “Kinderei / Pasen ‘64”(p. 146): ‘Vader zegt: / Kijk nu eens / Waar daarbij / je kontje / is gelegd?’ In het Fries is het helder en de regels zijn krachtiger: ‘Heit seit / Sjochris / Wat dêr by / Dyn kontsje / No leit?’ Of de vertaling is horterig. ‘Door kinderen / Deze getekende zon / Staat vandaag / Hemelheersend / Stralende dooier’ in het Nederlands, ‘Troch bern / Tekene sinne / Stiet hjoed / Himelhearskjend / Strieljende djerre.’(‘Nazomer geïllumineerd’, p. 166) . Ik had Feddema een betere vertaler toegewenst dan hijzelf. Maar een probleem is dit niet. Lees het Fries en gebruik het Nederlands als ondersteuning. Dan geldt de uitspraak die Feddema doet in een gesprek met Martin Reints ten volle (het boek begint met frasen daaruit): ‘Het is muziek. En we hebben een bourdon, die er altijd is. Letterlijk is het een hommel, in de muziek gaat het om de grondtoon. Die loopt er de hele tijd onderdoor, en daaroverheen komen je improvisaties.’ Wat is die grondtoon? Een lichte, waarin zowel levenslust als doodsbesef klinkt – meestal tegelijkertijd. En de improvisaties daaroverheen betreffen absurdisme, humor, bizarre observaties, tederheid en dat alles in een aanstekelijke ritme, ondersteund door begin-, midden en soms volrijm, tweeklanken en de combinatie van korte en lang aangehouden klinkers. Hij maakt er op virtuoze manier gebruik van.
De indruk van de nieuwe bundel wordt pas compleet na lezing van ‘Oudtestamentisch lied’(p. 210). Het moet een genot zijn het door Feddema te horen voordragen.
Oudtestamentisch lied
Nahum had iets Nahum Het was een zandkorrel Nahum In de hangende tuinen daaro Nahum Droge wind Nahum Weg alle frisheid Doem Nahum Rochel ik tot jullie Nahum |
Aldtestamintysk liet
Nahum hi eat Nahum Ik wie in sânkerl Nahum Yn ‘e hingjende tunen dêro Nahum Droege wyn Nahum Fuort alle fleurigens Doem Nahum Kuchelje ik ta jimm’ Nahum |
Van het coronavirus kon Feddema nog niet hebben gehoord toen hij dit gedicht schreef. Een schoolvoorbeeld van betekenisverandering of –toevoeging bij het voortschrijden van de tijd.
____
Anne Feddema (2020). Lippebiter van L. / Lippenbijter van L. afûk, 243 blz. € 22,50. ISBN 9789493159280