LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

René Hooyberghs – Het buikje van de kikker

24 jun, 2020

Heer, geef hen de geest

door Marc Bruynseraede



Behoor je niet tot het culinaire ras, waarvan de poten uitgetrokken worden om ze, als een delicatesse, op een bord met een looksausje, geserveerd te zien, dan riskeer je, op een dag, op de straatstenen te belanden, weggemaaid door een razend vierwielig monster of een niets ontziende paardenhoef: buikje omhoog. Dat is dan Het buikje van de kikker, de nieuwe en vijfde dichtbundel van René Hooyberghs (1944), vol met alledaagse wederwaardigheden, die op de dichtersziel zijn blijven resoneren, op scherpzinnige, succulente manier weergegeven. Mededogen voor het kleine, het onooglijke, dat ons met de neus op de poëtische essentie van de dingen drukt. Een dichter die zich, met het buikje van de kikker, van zijn gevoeligste kant laat zien. Het eerste gedicht van de bundel illustreert dat meteen:

SINT FRANCISCUS AAN DEN OEVER

Luister nu naar dit:

Aan de Sint-Jansvliet een Harley Davidson.
Hij heeft de nacht in de regen doorgebracht,
nu straalt de dikkerd in de eerste zon.

In de luwte rond de schroefdop van de benzinetank
Een restje water, een gift van de goden.

Zonnend op de bolle tank zitten beurtelings
twee mussen en een witte poes. Ze likken
en spitten zuinigjes van de wonderlijke bron.

Nog merkt niemand: dit is het centrum van de nieuwe wereld.

Waarneming, puntige formulering, genietend van de simpele dingen of revolterend en met vlammend-striemende pen neergeschreven. Jos Daelman zegt op de achterflap van de bundel: ‘Men zou de gedichten van Hooyberghs een bijproduct van het leven kunnen noemen.’ Heerlijk zoet of schokkend bitter. Ze laten je alleszins niet onberoerd. Dit gold destijds ook voor zijn bundel Het woord nabij uit 2016.

De eerste cyclus ‘Uitzicht’ beschrijft de Antwerpse leefomgeving van de dichter: het Pleintje Den Oever, de Pelgrimstraat, de herberg Den Engel. De tandeloze, redeloze oudjes in het bejaardenrusthuis Den Oever – zielige restanten van de menselijke beschaving – geeft hij het vers: ‘God, toon hen / uw genade, verlos hen van het aardse. / Geef hen de geest.’De straatwerkers die plaveien leggen op het pleintje, ter ere van Sinte Horeca, vergelijkt hij met ‘Les raboteurs de parquet’ (De parketschrapers) van de Parijse 19de eeuwse schilder Gustave Caillebotte. Je voelt meteen: hier is een dichter met een grote culturele bagage en liefde voor de kunst aan het woord. De weergalm van het artistieke – zowel in het reizen als in schilderkunst, fotografie en muziek – vind je overigens overvloedig terug in deze bundel. Te beginnen met het abstracte schilderij van Jus Juchtmans op de omslag. In de tweede cyclus ‘Inzicht’ getuigt het volgende gedicht daarover:

MATTINATA, LAGO MAGGIORE

Rusteloos nu, een capriccio in
de ijle ochtend. Bach schreef er
eentje voor zijn broer.
En Mozart ook natuurlijk,

Italianen waren er dol op.
Frivool met weerhaakjes toch,
de scherpe dissonant, nog
voor de eerste latte macchiato.

Maar ik dwaal af, staar over het meer.
Een allegro verschanst zich daar:
camouflage van kerkklokken,
donderen van een karrenwiel.

Het is tijd voor een adagiootje,
wat bezinning kan nooit kwaad,
maar het moet vluchtig blijven vandaag.
Een hommel neuriet basso continuo.

Als je ontwaakt uit de zonovergoten dromerij aan de rand van het water, merk je dat de hele cyclus een inventaris is van poëtische reis- en cultuurimpressies. Tiens, had Mozart een broer? Even opzoeken;hij had er zelfs twee en vier zussen. Maar de zus waar hij het best mee overeen kwam was Maria Anna, voor de intimi ‘Nannerl’.
De luchthartige sfeer van het gedicht benadert de bekende uitspraak van de biograaf van Mozart: ‘Als de engelen voor God musiceren, dan spelen ze Bach; maar onder elkaar kiezen ze voor Mozart.’

In de derde cyclus ‘Insight’ wordt de cultuurprésence nog pregnanter doordat er drie gedichten geserveerd worden in het Engels, geïllustreerd door een beeldend kunstwerk dat de inspiratie voor het gedicht leverde.

Cyclus 4 ‘Afscheid’ gedenkt drie overleden vrienden. Misschien hier met een tikkeltje teveel inside informatie voor buitenstaanders, hoewel de gedichten zeer verstaanbaar blijven.

De cyclus ‘Schaduw’ is dan weer een compilatie van restanten van een religieus verleden en bedreigende fysieke ongemakken die het menselijk bestaan overschaduwen. Het leven hangt soms aan een zijden draadje. En daar kan Hooyberghs van meespreken. Het gedicht ‘Credo’ is weergave van een opgemaakte balans: ‘God is Goed! / Hij bestaat niet eens. Maar je roept hem / met een hoofdletter aan, zoveel is zeker. // Hij zit daar maar niets te doen, of / te oordelen over goed en kwaad, / weet hij veel. Goed en kwaad, / wie zal het zeggen? Mijn besluit staat vast, // hij bestaat niet, nu niet, vroeger niet / en later niet, bang hoef ik niet te zijn.’

Na de sombere angsten voor zonde en ondergang komt het verlossende ‘Licht’ waarin een aantal pakkende gedichten jeugdherinneringen oproepen. ‘Man en paard’ is zo’n gedicht. Voorts fysieke strubbelingen als ‘Afasie’. Ook de dood van vader in het gedicht ‘Wit’, waar het marmer van Carrara en het porselein van een duizendjarig Chinees theekopje en … het bleke buikje van de kikker de eeuwige en onvermijdelijke dood symboliseren. Het Eeuwige Oosten. In deze cyclus mag natuurlijk de weemoed niet mankeren: ‘Ik ruik de herfst en Schubert nadert.’ noteert de dichter.

In de zevende, vervolmakende cyclus ‘Gebroed’ vinden we de tederheid bij het zien van de kleinkinderen en hun ‘idealen nog veilig verborgen in / de schuiloorden van de toekomst.’ Er wordt hier met chromosomen en emoties gewerkt: ‘A la gloire de l’idéal de la perfection’, ter ere van de vervolmaking van de mens.

Hooyberghs heeft ook de gewoonte aangenomen in zijn drie laatste bundels om af te sluiten met een ‘Envoi’. En dit afsluitend vers is een roerende ode aan zijn geliefde en datgene waar hij en zij voor staan.

JIJ,

die mij beroert in nacht
of nevel of tussen stijf-
gestreken witte lakens,
onbewust als in je droom

je glimlach als een vinger
je beroert, in je wijsheid
al de kracht van je schoonheid.

Is daarmee niet alles gezegd ? Moet ik, als kritisch lezer-recensent, daar nog iets aan toevoegen? Heeft de uitgever soms niet een onaanzienlijke papiersoort gehanteerd of een irritant lettertype? Zelfs dàt niet. Hoe jammer ook voor de chagrijnige lezer, het is een geslaagde bundel.
____

René Hooyberghs (2020). Het buikje van de kikker. Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, 75 blz. € 22,50. ISBN 9789059274389

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...