Mauro Alberto García (Valladolid, 1975) maakt niet alleen heerlijke wijnen in de Spaanse herkomstgebieden Ribera del Duero en Toro, maar schrijft ook graag gedichten. Hij publiceerde diverse bundels in zijn vaderland en probeert beide activiteiten zoveel mogelijk te combineren. Sander de Vaan sprak met hem over de poëzie van het wijnmaken en viceversa.
Robert Louis Stevenson zei ooit dat wijn gebottelde poëzie is. Ben je het met hem eens?
Er zit in wijn een gevoelscomponent die de zintuigen beroert en ons iets laat ervaren dat op de een of andere manier boven de directe werkelijkheid uitstijgt. Wijn bevordert bovendien een intieme communicatie en het smeden van langdurige persoonlijke vriendschappen.
Wijn en poëzie zijn intense uitdrukkingsvormen die tendensen en saamhorigheid, voorliefdes en fobieën genereren. Vanuit zijn wijngaard stopt de wijnmaker, al dan niet bewust, een deel van zichzelf in de fles, als getuige van een bepaald moment en een bepaalde plaats. Met de dichter deelt hij zijn roeping en het verlangen om de tijd te overwinnen.
Wat maakt een gedicht voor jou bijzonder?
Een bijzonder gedicht raakt ons al voordat we het helemaal begrijpen. Het schudt ons door elkaar, brengt ons tot vervoering, veroorzaakt commotie en oprechte emotie, openbaart iets en/of verlicht ons. Taal ondervraagt zichzelf over zijn functie, het woord over zijn betekenis. De persoonlijke ervaring van de dichter krijgt universele waarde en de lezer raakt erin verstrikt als medeplichtige aan die ervaring.
En wat maakt een wijn bijzonder?
Balans, complexiteit, elegantie, plezier – dit alles steevast verbonden met authenticiteit en karakter. Een bijzondere wijn behoeft geen enkele uitleg. Hij heeft uitstraling, impact en klasse. Wijn verkrijgt zijn grootsheid na verloop van tijd en achter iedere prachtige wijn schuilt een persoonlijk verhaal, een uitzonderlijke enclave, een samensmelting van elementen (klimaat, druivenvariëteit, bodem, culturele gebruiken) die hem maken tot wat hij is. Een magnifieke wijn ontstaat nimmer uit improvisatie.
Wat vind je vooral leuk aan je werk als wijnmaker?
Het contact met de natuur, de mogelijkheid om met iets levends te werken, mijn band met andere producenten, de reizen naar andere wijnstreken… Ik beschouw mijzelf als een producent, hoewel ik geen technische opleiding heb gevolgd, omdat ik het geluk heb dat mijn vader en mijn broer topwijnmakers zijn.
Wijn heeft een culturele, sociale en menselijke component die heel verrijkend is en ons in staat stelt om verschillende disciplines en know-how vanuit een vormende, maar óók speelse benadering te integreren.
Je vader Mariano was jarenlang wijnmaker bij het wereldberoemde Vega Sicilia. Wat heb je zoal van hem geleerd?
Hij heeft ons geleerd om onszelf steeds af te vragen hoe we het beste kunnen werken, met als uitgangspunt dat we altijd voor kwaliteit en uitmuntendheid moeten gaan. Van jongs af aan vertelde hij mijn broer en mij dat een wijn in de wijngaard wordt gemaakt (niet in een laboratorium of in de wijnkelder) en dat het terroir het karakter van de wijn bepaalt.
Mijn broer heeft een opleiding gevolgd in Bordeaux en vervolgens in Bourgogne en de VS gewerkt. Hij begreep heel goed dat je, om het potentieel van bodem en variëteiten optimaal te kennen en ontwikkelen, de wereld rond moet reizen en een globaal perspectief van oenologie en wijnbouw moet hebben.
Welk advies zou je de nieuwe generatie wijnmakers mee willen geven?
Ik zou hen adviseren om vanuit de traditie te vernieuwen. Het spoor van de toekomst vind je namelijk in het verleden.
Terug naar de poëzie. Kun je hier enkele verzen van voor jou dierbare dichters citeren?
Morgen / bij dageraad zullen ze mij in as kleden / mijn mond met bloemen vullen. / Ik zal leren slapen / In de herinnering van een muur, / In de ademhaling / van een dromend dier. (Alejandra Pizarnik)
Lang duurt de dag voor wie niet liefheeft / en hij weet het. En hij hoort het gerammel / van zijn lichaam, kort en hard, zijn lied dat / klinkt als een waterval, immer in de verte. (Claudio Rodriguez)
Nobody, not even the rain, has such small hands. (E. E. Cummings)
Ik heb ambities noch wensen / dichter zijn is niet mijn ambitie / het is mijn manier om alleen te zijn. (Fernando Pessoa)
En ik dronk een sterke wijn / zoals alleen een durfal / plezier drinkt. (Kavafis)
De duizendjarige reis van mijn vlees / klimmend door eeuwen en botten. (Angel González)
In jouw verzen spreek je van een voortdurende onzekerheid in ons leven, iets dat je al lang voor Covid-19 signaleerde. Hoe zie jij onze huidige levensomstandigheden?
We hebben, geconfronteerd met de onzekerheid en de elementen van ons bestaan (waarbij alleen zeker is dat we geboren worden en zullen sterven), twee opties: blijven hangen in een beerput van angst, zelfingenomenheid, passiviteit en verlamming, óf de moed opbrengen om in het hier en nu te leven, volledig bewust van wat we hebben en genietend van alle mogelijkheden en nieuwe paden die we dagelijks aangeboden krijgen. Hierbij moeten we uiteraard onze kwetsbaarheid accepteren, in liefde en vrijheid.
Het gebrek aan echte wortels, onze gecontroleerde vrijheid, de sociale omstandigheden, de armoede in onze persoonlijke relaties en de oppervlakkigheid van ons samenzijn – het zijn allemaal feiten, of we dat nou leuk vinden of niet. En dat alles in een samenleving vol productieve logica, waarin mensen zich in een crisis als deze nóg meer isoleren, extra moeite hebben om met zichzelf te leven en niet weten wat te doen wanneer ze zonder een nieuw stimulerend verlangen op de plaats rust moeten maken.
Dit zijn tijden om alle paradigma’s in twijfel te trekken en onszelf opnieuw uit te vinden. Poëzie zal altijd een troost, een anker, een houvast zijn als we even verder kijken dan onze dagelijkse beslommeringen. Wijn is op zijn beurt zo’n beetje het laatste bolwerk van een beschaafde socialisatie, van toenadering tot de ander, van getolereerd plezier.
Hoewel poëzie ons houvast kan bieden, leidt zij nog altijd een marginaal bestaan. Waarom toch?
We leven in een cultuur van onmiddellijkheid en gemakzucht. De hedendaagse technologie en netwerken hebben een pervers effect omdat alles met een muisklik meteen beschikbaar is. We zijn daarbij niet in staat om alle ontvangen informatie ook goed te verteren. We hebben zelfs onze vrije tijd geprogrammeerd en daarom is alles wat, zoals poëzie, tijd, reflectie, pauze, stilte en rust vereist, een minderheidsgeval en overbodig. Het is immers niet productief…
Alles wat een beetje inspanning en aandacht van ons vergt wordt terzijde geschoven. Verder promoot men nooit lectuur die ons als mens in gevoelsmatig opzicht doet groeien. We luisteren niet naar elkaar en vermijden persoonlijke, emotionele ontboezemingen, tenzij die positief zijn. Kortom, zoals een Spaanse zanger ooit zong: ‘Dit zijn slechte tijden voor lyriek’.
Met welk gedichten zou je je aan het Nederlandse publiek willen voorstellen?
Met het titelgedicht van mijn eerste bundel en met een kort gedicht over een belangrijke wijnmaand.
–
In de verre uithoek van de wolf
wonen losse verzen van een bevroren hart.
Uit de holle ingewanden van een gewonde zee
gulpen zwijgzame omhelzingen, onhandige stiltes.
–
Van jouw strelingen tot mijn zekerheden
een afgrond, dor en afgebrokkeld.
Van je zoete zorgeloosheid tot mijn felle overtuigingen,
wildernis.
–
Vraag me niet waar mijn verlangen reikt:
dat verliest zich in je ontwakende mond,
op de rand van ons geheugen,
op doorreis naar de droom
van een herfst die vervlogen is.
–
Het zaad rijpt
van een vroege vrucht.
De wijnstok verdort
op het zomerschavot.
Zonnestralen breken
in tweeën, jouw zwaard
en mijn woede.
Vertaling gedichten: Sander de Vaan