Voor de vorm en tegen
door Ivan Sacharov
–
Rebellie was het thema van de Boekenweek 2020. In de bundel Rebelse sonnetten schrijven de dichters van Wereldbibliotheek en Nieuw Amsterdam over dit thema. In de vorm van een sonnet natuurlijk, of iets dat daarop lijkt. Want dat is misschien waar ‘de rebellie’ van deze dichters zich nog het meest in manifesteert: in hun afwijken van de vertrouwde regels van het sonnet. Zelfs het aantal (14) blijkt niet altijd heilig. De bundel wil trouwens de eersteling zijn van een nieuw beoogde reeks die – geënt op het thema van de Boekenweek – ieder jaar één specifieke dichtvorm voor het voetlicht brengt (benieuwd wat het volgende thema van de Boekenweek is).
Ik moet eerlijk zeggen dat ik geen hoge verwachtingen had toen ik met het lezen van deze bundel begon. Kunstenaars die volgens een opdracht werken, maken niet zelden een ‘kunstmatige’ indruk in hun werk, waardoor middelmatigheid op de loer ligt. Dit geldt helaas ook voor dichters. Bekijken we dit aan de hand van een paar ‘uitschieters’:
Rebellenclub
De wereld was, achter ons huis, het bos –
een universum dat bij ons begon
en waar we hutten bouwden, ondergronds,
en in de oudste beuken klommen om
het speelveld ongezien te overzien.
Om ons, heersers, helden, bewoog de zon.
We waanden ons gekroond en, bovendien,
we groeiden met de bomen richting onze
dromen – niemand die zichzelf kon zien.
Konden we de val voorzien? Misschien.
We speelden in de twijgen met het lot.
Nee, achteraf is alles helder, tot –
Een valk gelooft en stort zich los van God
ter aarde – een zon sterft in de horizon.
Dit gedicht van Pim te Bokkel vind ik leuk door de vorm. Elke volgende strofe heeft een regel minder. En zo komen we toch bij 14 regels uit! Het gedicht maakt ook geen goedkope indruk. Misschien door de onopvallende manier waarop het rijmt (en halfrijmt). Maar hoofdzakelijk toch door het serieuze(re) onderwerp, waarbij de titel voor mijn gevoel een beetje uit de toon valt. Is die er later bij verzonnen? Misschien om mee te kunnen doen aan deze bundel? Het zou me niet verbazen. Hoe dan ook: de term Rebellenclub heeft iets grappigs. Een ironische samenvatting van hoe het met ons mensen is gesteld! Misschien zit er ook wat jeugdsentiment in (Sjors van de rebellenclub was ooit de naam van een strip).
Opvallend verder in het gedicht is de eerste regel van de tweede strofe: ‘Om ons, heersers, helden, bewoog de zon’. Die kan gewoon nuchter (letterlijk) gelezen worden als de constatering van een feit (de zon lijkt immers om ons heen te bewegen, omdat wijzelf, c.q. de aarde voortdurend bewegen). Maar we lezen hem in de eerste plaats overdrachtelijk. Vooral dat woordje ‘om’, dat bijna op te vatten is als ‘vanwege’! En dan de laatste regel van dezelfde strofe: ‘niemand die zichzelf kon zien’. Bedoeld wordt waarschijnlijk: die zijn eigen hoogmoed kon zien. Ja, ego maakt nog blinder dan liefde, en natuurlijk: hoogmoed komt voor de val.
Opvallend is ook de laatste strofe: ‘Een valk gelooft en stort zich los van God ter aarde’. De mens heeft zijn keus gemaakt. Los van God (het hogere, metafysische?) blijft voor hem geen andere mogelijkheid over dan de aardse (stoffelijke) werkelijkheid. Maar ook dat blijkt een geloof: het geloof van een valk die zich vol overgave op zijn prooi stort. Misschien zijn er geen bewijzen vóór het bestaan van een God, maar ook niet ertegen. Een fraaie conclusie. En tenslotte, de laatste regel: ‘een zon sterft in de horizon’. Een zon, niet: de zon. Vermoedelijk omdat het om ons eigen (verblindend) ego gaat.
Na deze bedenkingen over de titel van het gedicht en het gedicht zelf zou men haast gaan denken dat Te Bokkel naast een nostalgische, ook een diepreligieuze natuur heeft! Een zeldzaam verschijnsel in dichtersland.
Ook de andere kant kent vertegenwoordigers in deze bundel. En daarmee bedoel ik nu niet het gedicht finaal ongebed van Jabik Veenbaas, dat op de tegenoverliggende bladzij te lezen is, en zo begint:
goden!
jullie heilloze
vervloekte, voze
onmogelijke spoken
Dit gedicht lijkt inderdaad wel het tegenovergestelde standpunt te huldigen als dat van Te Bokkel (degene die de bundel heeft samengesteld dacht waarschijnlijk een slimme zet te doen door zo’n combinatie te maken). Nee: mijn andere kant is een andere op een andere manier: die van de kwaliteit. Neem deze tekst van Pieter de Bruijn Kops:
klinkdicht
Genblikkelijk in slaap gevallen nie
mand had het opgemerkt de lakens wa
ren lekker zacht de kussens lagen za
lig o zo zoete dromen o zo die
pe zegenrijke slaap zou zeker ie
dereen verkwikken die zo op een a
vond neerlag in de luwte van het la
te uur ja iedereen heeft dit toch lie
ver dan opeens te worden opgeroe
pen tot het dichten van rebelse re
gels en daarvoor uit bed te moeten ko
men nee ik zou er niet aan willen hoe
ven denken zo’n sonnet dat schikt me he
lemaal niet ik was liever maar weer o
Op het eerste gezicht een leuk gedicht. Een voorbeeld van een veel lichter genre, waarin een beetje de draak wordt gestoken met zowel het thema van de Boekenweek als met (de wetten van) sonnetten. Zó rijmen en jolig eindeloos ‘rond’ kunnen lezen, maakt het sonnet een beetje een dronken tor. En eigenlijk: een slecht gedicht. Vol met stoplappen en nietszeggende regels, waarin beslist niet meer staat dan er staat. Hoewel de vorm grosso modo beter lijkt aan te sluiten bij wat de klassieke definitie van een sonnet is dan het vorige gedicht dat ik citeerde (al is het maar vanwege de keurige indeling in octaaf en sextet). Er vindt ook een soort omslag (volta) plaats na de achtste regel. Opeens te worden opgeroepen tot het dichten van rebelse regels is blijkbaar zo’n beetje het ergste wat kan gebeuren. Waar in het octaaf nog niemand iets merkt en alles pais en vree is, blijken in het sextet het verstoren van de rust en een walging voor alles wat gebeurt garant te staan voor een groot contrast met de eerdere regels.
En toch een slecht gedicht? Ja, de leuke enjambementen met al die doorgeknipte woordjes maken voor mij het gedicht nog geen hoogstandje. Eigenlijk blijkt hier maar weer wat waarschijnlijk altijd geldt: alles wat ‘benoembaar’ is aan de vorm (in dit geval dat het over een sonnet gaat, en dat het gekenmerkt wordt door zaken als volta, rijm en ritme) geeft geen enkele garantie. Kwaliteit zit altijd in het unieke. M.a.w. kwaliteit creëert zijn eigen norm en vorm. Dat maakt ‘vorm’ niet per se onbelangrijk, maar wel vrijwel nutteloos als maatstaf voor kwaliteit. Toch zullen er hele volksstammen zijn die er anders over denken. En dat is misschien maar goed ook: zo blijft het laatste woord over deze kwestie tenminste nog even onvindbaar. Poëtischer kan het niet.
___
Diverse dichters (2020). Rebelse sonnetten. Wereldbibliotheek, 36 blz. ISBN 9789028450486