LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Froukje van der Ploeg – Nachtvangst

25 sep, 2020

Vangster vanuit dromerig perspectief

door Geert Zomer




In Nachtvangst , de vierde bundel van Froukje van der Ploeg, is er een personage dat brieven schrijft aan Imke. Het zijn in totaal vier brieven, ondergebracht in vier van de vijf afdelingen die de bundel rijk is. Nachtvangst opent met een eerste brief:

LIEVE IMKE,
Amsterdam, eind september

—-Hoe bevalt je het leven weer terug
—-kun je wennen aan oude geluiden
—-deuren die na jaren nog steeds het gekraak
—-van boom in zich hebben, gisteren

—-het schoolplein, blaadjes vielen, rood met
—-gele regen, kinderen vingen ze als bladzijdes
—-tussen hun boeken, ik dacht aan nazomers
—-waar je aan gewend bent geraakt en het gebouw

—-waarin je weer spreekt, te groot om te verwarmen
—-in de winter, plek van schaduw in de zomer
—-voetstappen galmen, de stroom mensen
—-op zondag, de kinderen op het schoolplein

—-gebouwen spugen mensen uit, slikken ze in
—-ik denk aan het haantje bovenop je toren
—-zijn glanzende kam als top van de tijd, vijl
—-hem eraf en wij hebben nooit bestaan.

Er is een gemeenschappelijk verleden dat de briefschrijfster en Imke verbindt en dat hen over de tijd heen tilt. Er wordt een gebouw beschreven, een kerk met de glanzende kam van de haan, als symbool van de tijd die zij samen doorbrachten.

De indruk ontstaat dat de briefschrijfster aan het woord blijft in het daaropvolgende gedicht ‘GJ 1214B’ (tevens de titel van de eerste afdeling). In vijf strofen wordt er een kleinmenselijke wereld geschetst van triviale zaken binnen het grote mysterie van de Kosmos. De laatste twee strofen: ‘Kwaliteit van verveling, geen leegte / is volkomen leeg. // Was draait en wij draaien mee in de arm / van het melkwegstelsel, om een groot zwart gat.’

Er is een leegte die door de inbreng van taal expressief wordt gemaakt. Er verzamelt zich veel wat beschreven wil worden. Zo is er een nachtelijke moord in het vers ‘Het is wat je wilt zien’, die weggepoetst wordt, een ex die een beleefdheid is geworden en een opdracht om een krab terug de zee in te gooien.

‘Overzicht’, de tweede afdeling, opent met het gedicht ‘stemming’, waarin afwezigheid zich manifesteert en ter discussie wordt gesteld. Het begin van de eerste strofe: ‘Ik voel me afwezig omdat aanwezig zijn / te stroef aanvoelt, (… ).’In de vijfde strofe vervolgt zij: ‘Of ik wacht tot iets me overneemt, iets beter / dan ikzelf, met verstand van zaken, (…).’
De hoofdpersoon lijkt een bestaanszekerheid te missen, haar notities gaan gepaard met verlangen om haar dromerigheid te vervangen voor iets dat meer concreet is. Mogelijkheden tekenen zich af maar worden vaak niet tot realiteit gemaakt, daarvoor is een ander nodig, iemand die gezegend is met verstand van zaken.

In ‘buurmeisje’, het eerste gedicht van de derde afdeling ‘Hoofdzaken’ wordt er een vader geschetst, zijn dochter en een buurmeisje en vooral de verwarring tussen hen.

BUURMEISJE

—-Buiten in zijn tuin, hij inhaleert, slapen
—-heeft nog geen zin, zijn hoofd heeft uren
—-nodig om los te komen van de dag
—-de oude kater loopt uit zijn schaduw.

—-Achterom komt het buurmeisje thuis
—-gepiep van een niet-geolied hek, met
—-haar oren vol hockeyfeest valt
—-de keukendeur hard, zijn dochter
—-slaapt een paar straten verderop.

—-Vrijdagen en om het weekend, ze heeft
—-zijn krullen van toen hij haar nog had.
—-Als ze elkaar toevallig passeren bij
—-atletiek op woensdag groet ze hem
—-als zijn buurmeisje.

In het gedicht ‘lieve Charles’ is er een overledene aan het woord.
Is het de moeder van de hoofdpersoon? En is Charles wellicht haar vader?
Het past in de dromerigheid van de bundel dat dit alles enigszins in het ongewisse blijft. Is Charles ook de man die zijn dochter passeert en die hem groet als zijn buurmeisje en wat wordt hier gesuggereerd? Dit is tevens de kracht van de bundel, dat Nachtvangst een taalspel vol suggestie is. In het donker is het immers moeilijk om kleuren en vaste contouren te onderscheiden?

Ook in de vierde afdeling ‘Insomenia’ tekenen vormen zich niet duidelijk af. De gedichten verblijven in onbegrensd gebied tussen slapen en waken, waarin herinneringen en beelden komen en gaan. Zij hebben tijdnoteringen als titels en wisselen van perspectief. De ene keer is het de hoofdpersoon van de bundel, de zus van Imke, die haar zielenroerselen prijsgeeft, in een ander gedicht lijkt er sprake van een alwetende verteller en in een volgend gedicht is er een man aan het woord die spreekt tegen zijn kind.

28 JULI, 05.10

—-Het is niet zo dat ik met je moeder
—-naar bed wil, zoiets gebeurt gewoon
—-daar kan ik niets aan doen

—-Ik laat mijn zaad achter als een parelsnoer
—-in haar nek en verander voor jou
—-de beelden die je kent van dit huis

—-de heuvel waar je vanaf rolde
—-per slee of vuilniszak afhankelijk
—-van het seizoen, wees niet bang

—-voor wat er nu in je hoofd omgaat
—-in het mijne is altijd ruis, ik bouw op
—-en ontrafel mezelf weer, slaap

—-of ben slapeloos, de vloer van de badkamer
—-als wachtruimte, vraag me niets.
—-Elk antwoord weet je zelf beter.

Tenslotte komen wij aan bij de vijfde afdeling ‘Uitgesproken’. Hier herpakt de hoofdpersoon zich. Haar toon is vaster, ze heeft de keus gemaakt de vader van haar kind te verlaten. Haar nachtvangst is een jongen, een minnaar, een spel tussen twee lijven waarin de grens tussen droom en werkelijkheid wederom vervaagt. De bundel eindigt met een vierde brief aan Imke. Jeugdherinneringen worden door haar schrijfoog verweven met observaties en handelingen vanuit een huis van vrienden in het Franse stadje Dole.

Het is een aanbeveling Nachtvangst hardop te lezen, dan voel je hoe organisch haar taal is, hoe natuurlijk het ritme van zinnen. De dichteres stelt zich kwetsbaar op en vist in donker water. Het hoofdpersonage voelt zich overgeleverd aan de grillen van het universum, die zich laten vangen in dromerige poëzie. Het is of de dichteres op zichzelf aan het vissen is. Dat zij een betere ik in taal wil vangen, dat zij zich vanuit de diepte, de leegte, omhoog wil trekken om het onbewuste bewust te laten zijn, om haar poëzie te laten glanzen in het licht.
____

Frouke van der Ploeg (2020). Nachtvangst. Nieuw Amsterdam, 64 blz. € 20, 00. ISBN 9789046827284

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...