LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Murk (1914-2014)

11 okt, 2020
door Karel Wasch

Murk A. J. Popma kwam uit een zwaar gereformeerd gezin uit Apeldoorn. Zijn vader was K. J. Popma, hoogleraar in de reformatorische wijsbegeerte. Hij had weinig tijd voor zijn kinderen. Toen Murk eens een probleem met zijn vader wilde bespreken, keek deze eerst in zijn agenda. Murk mocht op het spreekuur komen. Dat zou Murk hem nooit vergeven.
De kleine Murk was een moeilijk kind, zowel thuis als op school. Zijn autisme werd niet herkend. Men wist in die naoorlogse jaren weinig of niets van deze aandoening. Voor Murk was onderwijs volgen lastig, het kostte hem moeite zich te concentreren. Hij heeft een aantal jaren onderwijs gevolgd bij de Werkgemeenschap Individueel Onderwijs op Landgoed De Paltz in Soest, waar hij een op hem afgestemd vakkenpakket had met talen en wiskunde, Latijn en Grieks, maar geen aardrijkskunde, geen biologie en zonder natuurkunde. Na de dood van zijn moeder verslechterde de verhouding met zijn vader nog verder en met zijn tweede moeder had Murk ook weinig contact.

Brillenslijper
Uit een beroepentest kwam naar voren dat hij fietsenmaker of brillenslijper zou kunnen worden. Vooral dat laatste is curieus, omdat hij op latere leeftijd talloze oogoperaties moest ondergaan. In 1963 begon hij als bibliothecaris te werken op de Vrije Universiteit. Dat deed hij op geheel eigenzinnige manier. Door de lange gang reed hij met een fiets waarop een bord was geplakt: Popmobiel. Verder voorzag hij hele afdelingen van schrijfbenodigdheden, elastiekjes, nietjes etc. Dan verschanste hij zich achter een heus loket en hanteerde merkwaardige sluitingstijden, meestal lag hij achter het gesloten loket op een sofa te slapen.

Murk woonde aanvankelijk op kamers in Amsterdam, o.a. aan het Beukenplein, in de Vossiusstraat en op het Roelof Hartplein, waar hij de schrijver Jan Arends vaak zag lopen. In 1972 verhuisde hij naar Amstelveen met zijn vrouw. Ze kregen twee kinderen. Hoe langer hoe meer vond Murk zijn ware roeping in het schrijven van gedichten. Als beroep vulde hij steevast in: Dichter. In dat opzicht was hij een soort Slauerhoff, die zei alleen in zijn gedichten te kunnen leven.

Veertig jaar vriendschap
Voor Murk was het leven een moeizame zaak, bovendien was hij autistisch, maar hij leefde het met veel humor en soms vriendschap. Ik leerde hem kennen op een dichtersbijeenkomst in 1976. Hij had al een paar bundels gedichten gepubliceerd en een kinderboek, ik begon net. Hij gaf me een paar complimenten, stelde me voor aan W. J. van der Molen, die net de Van der Hoogtprijs had gewonnen en we spraken af elkaar regelmatig te zien. Een vriendschap die bijna 40 jaar stand hield. We belden iedere week met elkaar en bespraken gedichten, politiek en sporadisch huiselijke problemen. En schaterden het uit van het lachen.

In de jaren ’80 waren we allebei lid van het dichterskwartet Vierkruid. We traden op met Carla Dura en Kees Helsloot in kleine theaters. Carla kwam van het toneel en instrueerde ons hoe we gedichten moesten voordragen. Murk had een mooie stem en had dat vlug onder de knie. In 1993 richtten Murk en ik het literaire blad Ruim op. Het bestond 7 jaar.
Murk werd aanvankelijk uit christelijke hoek fel aangevallen door christelijke dichters die niet begrepen waarom hij zich van zijn nest had losgemaakt. Maar toen ik eens naar de redactie van Bloknoot hard wilde terugslaan zei hij: ‘Dat doen we niet Karel, zij gooien met modder, dan laten wij het achterwege!’

Vliegende schotels
Toen de dichter Hans Vlek Murk belde met de mededeling dat er vliegende schotels op Ameland waren geland, zei Murk: ‘Ik weet het Hans, maar de zaak is onder controle!’ De psychotische Hans voelde zich gerustgesteld en serieus genomen. Murk had een onderkoeld gevoel voor humor. Hij nam mensen serieus, had respect. Ondertussen publiceerde hij nieuwe bundels gedichten en verschenen zijn verzen in bloemlezingen, o.a. in de Komrij-verzameling. Hij hertaalde Russische oorlogsgedichten, die eerst door Marius Broekmeyer waren vertaald. De titel van dat boek is : ‘O wat schreeuwden de vogels!’

Moeilijke jas
Na zijn vervroegde pensionering leefde hij in Ouderkerk aan de Amstel in een aanleunwoning van het Bejaardenhuis Theresia en zijn gezondheid verslechterde. Anneke kwam iedere week langs en hielp waar mogelijk, ondanks hun scheiding. Oogoperaties, een verwijderde schildklier en het feit dat hij steeds minder goed kon lopen maakten zijn leven steeds minder dragelijk. Daar kwam na een ziekenhuisopname en een dubbele longontsteking een einde aan. Ik zal zijn mooiste gedicht blijven voordragen. En met liefde aan hem blijven denken. Toen ik hem een compliment gaf, dat hij ondanks z’n achteruitgaande gezondheid zo sterk en vriendelijk bleef, zei hij: ‘Ik heb een moeilijke jas gekozen om dit leven door te maken.’

Ik was vergeten wie ik was
tot ik het oude handschrift las:
de hanenpoten neergeschreven
in schoolschrift. Door een vorig leven
– gestroomlijnd in een kinderklas
ingelijst achter spiegelend glas-
zie ik mijn hoofd naast mijn hoofd beven:
ik was vergeten wie ik was.

Nog steeds te pas en te onpas
schrijft de hand voort, van ver gedreven;
ik staar op het blad, ermee verweven-
o hart dat van geen pijn genas:
ik was vergeten wie ik was.

Murk A.J. Popma uit Aardse verhalen (1985).

foto’s Kees Kolwijk

     Andere berichten

Stilte, de dichter dicht

door Hans Franse   Bij het opruimen van mijn boekenkast kwamen niet alleen wolken stof uit de boeken, maar ook stof voor een nieuwe...

Afscheid van een nachttovenaar

Afscheid van een nachttovenaar

door Rogier de Jong   In memoriam Breyten Breytenbach (1939-2024)   Mijn vader (1918-1976) streefde een wellevendheid na die uit...