LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Poëzie Kort – 2020 / 5

30 okt, 2020

Vandaag een Poëzie Kort met besprekingen van vijf bundels:

Bette Westera & Sylvia Weve – Uit elkaar (Herbert Mouwen)

Alain Delmotte – Twee dochters (Marc Bruynseraede)

Jeroen Dera en Charlotte Van den Broeck – Woorden temmen (Kamiel Choi)

Haiku Kring Nederland – OmNietsOmAlles (Herbert Mouwen)

Kreek Daey Ouwens – Guillaume (Marc Bruynseraede)

Bette Westera & Sylvia Weve – Uit elkaar

door Herbert Mouwen




Terecht is Uit elkaar bekroond met een Gouden Griffel 2020, een Zilveren Penseel 2020 en de Woutertje Pieterse Prijs. Geen kommer en kwel, maar een zekere mate van lichtvoetigheid is kenmerkend voor deze fraaie echtscheidingsbundel. De vormgeving is aantrekkelijk, de figuren zijn cartoonesk, kleurrijk en met veel dynamiek getekend. Fluoriserend roze is de kleur die op veel pagina’s de aandacht trekt. Het is de kleur van een verliefd hart en van een groot kruis door een gedicht of tekening. Duidelijker kan het niet: de liefde is voorbij. Ook worden woorden of delen van titels met deze kleur uitgelicht: ‘zou ik het durven?’, ‘goede antwoorden op foute vragen’, ‘nog altijd bij elkaar’, ‘halfbroer en ‘te goeie oren’. De pagina’s zijn Japans gevouwen, wat wil zeggen dat een pagina dubbel gevouwen is en niet aan de zijkant is opengesneden. Hoe betekenisvol is dit binnen het thema van het boek. De titels van de vormvaste gedichten lopen geregeld door op de volgende pagina. Het prentenboek is een ingebonden harmonica, de beelden zijn sturend en verleiden de lezer tot het omslaan van het blad. De gedichten zelf bezorgen de lezer een moment van bezinning, een glimlach van herkenning en soms een ogenblik van plezier.

Een meisje een zoen durven geven, met moeder of met opa trouwen, wel of niet mama zeggen tegen een volgende vriendin van papa, deze onderwerpen komen o.a. langs in Uit elkaar. Voorspelbare thema’s, dat wel, maar altijd op originele wijze uitgewerkt. Soms gaan de gedichten over moeilijke situaties, waarin kinderen terechtkomen, zoals in ‘zoenen’. Vader belooft zelf tegen moeder te vertellen dat hij met juf Ans heeft gezoend, maar hij doet dat niet. Het kind staat in dubio: moet ik het tegen mama vertellen of niet? Is er meer tussen papa en de juf ‘Of was het echt alleen die ene zoen?’ Echter, de gedichten zijn nooit loodzwaar. Ze hebben een speelse, relativerende toon zonder de ernst van het echtscheidingsthema te verliezen. Ook de tekeningen van Sylvia Weve dragen bij aan de humor die in veel verzen terug te vinden is. Nergens wordt in de poëzie en in de tekeningen expliciet een moraal gelegd, hoewel die wel impliciet aanwezig en bereikbaar is voor de lezer. Sommige gedichten geven de kinderen wapens in handen om zich te verdedigen tegen vervelende vragen, zoals in ‘echte vader’:

Ze vragen wel eens: ‘Wie van hen is nu je echte
vader?’ / Dat mensen zoiets zomaar aan me
vragen is toch raar? / Ik weet nu wel wat ik
moet doen: ze even laten raden / en zeggen:
‘Die van jou, we lijken sprekend op elkaar!’

De verschillende rollen die de opa’s en oma’s spelen in het leven van de kinderen komen langs, alsook hun eigen huwelijksproblemen. Grootouders worden niet geïdealiseerd in de beleving van de kinderen. Ze zijn mensen van vlees en bloed met hun eigen sores. Wanneer de ouders na een scheiding een nieuwe relatie krijgen levert dat voor de kinderen tweemaal zoveel opa’s en oma’s op, dat is weer een positieve benadering. De dierenwereld krijgt een prominente plaats in dit boek. Niet alleen omdat een kind na een scheiding een hond krijgt, maar vooral omdat de wereld van zwanen en gieren vergeleken wordt met vreemdgaan, scheiden of bij elkaar blijven. Ook de zwarte weduwe, de Latrodectus mactans, geeft acte de présence. Zij is een spin die na de paring onmiddellijk het mannetje opeet. (‘Een keertje heeft hij het gedaan, en dat heeft hij geweten.’) Een hoogtepunt in deze kostelijke bundel is het echtscheidingsgevecht om de kom met goudvissen, dat uiteindelijk voor de rechter komt. Deze beslist: ‘in het belang van de vissen / verzorgt u ze elk, om en om’. Vanuit het perspectief van de man wordt het gedicht afgesloten:

Nu komt hij ze wekelijks brengen en halen.
Nu zit hij in de tram met de kom op zijn schoot.
De korreltjes moeten ze samen betalen.
Het werkt, maar de goudvissen schamen zich dood.

____

Bette Westera & Sylvia Weve (2019) Uit elkaar. Gottmer, 136 blz. € 22,99. ISBN 97890257 71706


Alain Delmotte – Twee dochters

door Marc Bruynseraede




In zijn openhartig-poëtische parlandostijl heeft Alain Delmotte een bundel laten verschijnen die geheel gewijd is aan zijn twee dochters. De titel is veelzeggend: Twee dochters – Iets dat niet meer duurt. Het is een ontroerend eerbetoon geworden aan zijn kinderen, nu eens nuchter-zakelijk dan weer fluisterend-intimistisch, als een afscheid en een afsluiting van een periode in zijn leven.
Uit de cyclus: ‘Van vijf tot later’

6.

Ze moet je dochter zijn, ontegensprekelijk. Al dat
onzekere, onvaste. En dat grillige, dat ongeduldige.

Zij is je dochter en jij, haar malle vader, bent het
echte kind van negen.

Want hoe schrijf je over een kind – je eigen bloed – dat je, in een rolstoel ‘als een winkelwagentje vol beate levenswaren’, voortduwt ? ‘Een dochter met genen als lege zakken (…) lief maar ondoordringbaar’.
Hoe breng je dit wilde oerwoud van emoties en ervaringen, die je als vader hebt, onder woorden ? Met machteloze vertedering, met afstandelijke genegenheid en verbondenheid: ‘Ze barst van werkwoorden’. Een kind dat kind blijft, in zijn blije onschuld: ‘huppelend, giechelend, krijsend’. Hoe kijkt een vader naar zijn dochters. Hoe probeert hij een vader te zijn, los van een strak rolpatroon. De ‘klassieke vader’ versus de ‘malle vader’. Of gewoon, de vader die zijn pasgeboren dochter wiegt, zoals het gedicht ‘Achttien’ beschrijft:

ACHTTIEN

Op haar achttiende komt ze je zoenen, zegt ze dat
ze van je houdt. Je zei haar hetzelfde toen ze net was
geboren en haar voor het eerst zoende.

(…)

En nu ze je zoent, hoop je, een heel klein beetje,
hoop je – durfde ze je maar een heel klein beetje
wiegen.

Al het wiegen, al het zoenen dat ze hier nu leest.

In diezelfde toonaard van vertedering klinkt het gedicht :

SCHERTSEND MET JE DOCHTER BIJ HET ONTBIJT

Zalig de gelukkige man die je dan wordt. Die je een
ontbijt lang bent.

Als van het lachen je dochter je bij de arm
vastgrijpt, schatert in haar pyjama om je dwaasheid,
je dazen, je flauwekul. Om je moedige melancholie,
je schamele ironie van vlees en bloed, voor haar.

En wat het weer buiten ook moge wezen, die zon,
een hete kop koffie lang, die zon krijgt niemand –
onder geen beding krijgt niemand die zon kapot.

O, de gelukkige man die je bent in de haast van het
ontbijt. (Ach, de haast, de schrik om dat vervloekte
straks.)

De laatste cyclus van de bundel – een epiloog of balans van het vaderschap – heet : ‘Dertig – Huwelijksdag’. Hij gaat over het loslaten van een kind dat zijn eigen leven gaat leiden. Hij is geschreven voorbij tijdsbesef, voorbij de wetten van de zwaartekracht:

3.

Vlieg op, dochter, nu je dertig wordt.

Vlieg lief. Vlieg licht. Laat het nog lang niet voor je
donker zijn. Laat dat aan een ander over.

De ander die hier voor jou de woorden schreef : het
lukte hem niet, niets lukte – hij laat je de vlucht.

Fotograaf Johan Maria Duyck heeft, voorbij de woorden, een serie foto’s opgenomen, in het tweede deel van de bundel, onder de titel : ‘DOCHTER Schetsboek’. Een evocatie uit het leven van een kind. Ze beschrijven in woorden lijkt mij een futiele poging tot benadering.
Een moedige, intimistische bundel die de confrontatie met het menselijk tekort niet uit de weg gaat, maar ermee in het reine wil komen. De melancholie krijg je er, als toemaatje, gratis bij.
____

Alain Delmotte (2020). Twee dochters – Iets dat niet meer duurt. Facture Baroque, 62 blz. € 22,00. ISBN 9789082892413


Charlotte van den Broeck en Jeroen Dera – Woorden temmen

door Kamiel Choi




Het boekje heeft de vorm van een ruit, waardoor het in de boekenkast een steile helling is. De beide dichters hebben voor deze uitgave een eigen gedicht geschreven, dat als dubbelzijdige boekenlegger aan de bundel is toegevoegd. De bijzondere vormgeving door De Vormforensen, Graphic Anthropology werkt zeker uitnodigend en onderstreept wat de serie ‘Woorden temmen’ wil zeggen, namelijk dat we buiten de lijnen van de conventie moeten durven denken.

Poëzie lees je volgens de auteur met je hele lichaam. Deze op het eerste gezicht eigenaardige benaderingswijze werken ze overtuigend uit door ieder gedicht aan een lichaamsdeel te koppelen. Ik vond dit een verfrissende aanpak die zeker de moeite waard is, maar na een dozijn gedichten werkte het een beetje geforceerd. De zinnelijke sfeer van Hugo Claus’ Oostakkerse gedichten (1955) past goed bij de mond, maar Tonnus Oosterhoffs clown ‘Oskar’ uit de bundel Leegte lacht (2011) zou ik niet door mijn baard willen lezen, al komt het woord ‘baard’ er wel een keer in voor.

Je merkt dat Jeroen Dera en Charlotte Van den Broeck echt enthousiast zijn over de dertig gedichten die zij hebben uitgekozen, en dat ook laten blijken in de bijgevoegde notities. Ze hebben een grote verscheidenheid aan nieuwere Nederlandstalige poëzie gekozen; dat maakt deze bundel actueel en heel geschikt voor ontdekkers van poëzie. Deze recensent vond het fijn om in een boek gedichten van Rozalie Hirs, Marije Langelaar, Tonnus Oosterhoff, Delphine Lecompte, Hugo Claus en Arjen Duinker tegen te komen.

Didactisch stel ik mijn vraagtekens bij de vrij oppervlakkig gepresenteerde achtergrondkennis. Zo zijn er aan Marx en Sartre een paar zinnen geweid die meer op woordenboeklemma’s lijken. Het wordt een soort name dropping waar de veertienjarige scholier weinig aan heeft, en die de volwassen lezer enkel in de weg zit.

Het boek is vooral een praktische handleiding over het doorgronden van gedichten. De verschillende activiteiten die bij elk gedicht worden beschreven maken dit boek erg geschikt voor gebruik in het onderwijs. Dera en Van den Broeck voorzien de dertig gedichten van de rubrieken LEES, DOE, DENK, SCHRIJF, WEET en MEER. LEES is een eerste toenadering tot het gedicht waarin de kernwoorden worden genoemd. DENK daagt de lezer uit met vragen als ‘Is er en verschil tussen een gedicht op papier en een voorgedragen gedicht?’ SCHRIJF geeft bijvoorbeeld de opdracht om zelf een gedicht te schrijven waarin de grammatica ontspoort. WEET beschrijft summier literatuurwetenschappelijke achtergrondkennis. In DOE wordt de lezer uitgedaagd om het gedicht in verband te brengen met zijn eigen leefwereld, door bijvoorbeeld de vraag ‘welke voorwerpen verbinden jou met andere mensen?’ Onder MEER vindt de lezer enkele bio- en bibliografische notities.

Dit tweede deel in de reeks Woorden temmen, van kop tot teen is fris in zijn opzet en de keuze van de gedichten. De zes rubrieken bij ieder gedicht zorgen voor een duidelijke structuur, en kunnen de jongere lezer bijna altijd inspireren.
____

Charlotte van den Broeck en Jeroen Dera (2020). Woorden temmen, van kop tot teen. Uitgeverij Grange Fontaine, 208 blz. € 24,55. ISBN 9789082139532


Haiku Kring Nederland – OmNietsOmAlles

door Herbert Mouwen




Bij het veertigjarig bestaan van de Haiku Kring Nederland is de mooi uitgegeven jubileumbundel OmNietsOmAlles verschenen, die overvloedig gevuld is met haiku’s en in mindere mate met tanka’s. In de ‘Inleiding’ wordt ingegaan op de kenmerken, de vormeisen en de ontwikkeling van deze van oorsprong Japanse dichtvormen. De lezer krijgt in een kort tijdsbestek meer inzicht in de vorm- en inhoudelijke aspecten van vooral de haiku. Zo wordt bij ‘De haiku als vorm’ ingegaan op de verschillen tussen de (duur van de) Japanse taalklank, de ‘more’, en de Nederlandse lettergreep. Deze laatste heeft een heel ander karakter dan de Japanse taalklank, als het gaat om duur, zwaarte en klemtoonmogelijkheden. Wat de inhoud van de haiku betreft, wordt gewezen op de dichtheid van de tekst. Goede haiku’s schrijven is slechts voor weinigen weggelegd; aan de auteur worden hoge eisen gesteld om te voldoen aan deze taalkunst. De lezer die zich verder wil verdiepen in deze materie krijgt een overzicht van enkele perspectieven, van waaruit de haiku als dichtvorm benaderd wordt. Dit leidt tot een aantal interessante en uitdagende definities van de haiku voor de lezer, die het overdenken meer dan waard zijn. Dit laatste overzicht kan een leidraad zijn voor de (beginnende) dichter van haiku’s. De bundel is fraai geïllustreerd met afbeeldingen (‘transparante wandstructuren’) van beeldend kunstenaar Marian Bijlenga. Ook wordt verwezen naar de website www.haiku.nl, waarin informatie over de auteurs te vinden is.

Van 51 dichters is werk opgenomen in deze bundel. De inhoud van deze bloemlezing is zeer divers. Dat is op zich aantrekkelijk, maar soms is het ook wel eens teveel van het goede. OmNietsOmAlles is een bundel om geregeld in te lezen, een bundel om ergens weg te leggen en er telkens opnieuw naar te grijpen en je te laten verwonderen. Geleidelijk zal je als lezer aan de hand van haiku’s en tanka’s die je aanspreken, eigen voorkeuren ontwikkelen. Vind je als lezer dat een auteur consequent de strakke vormregels moet hanteren of heeft hij hierin een zekere vrijheid? Zijn haiku’s pure natuurgedichten of zijn de onderwerpen vrij? Zijn haiku’s altijd concrete, zintuiglijk waarneembare taaluitingen? Kan een haiku twee, nevenschikkende beelden bevatten, waarbij het verband door de lezer gelegd moet worden? En zo zijn nog veel meer vragen aan het haiku’s schrijven te stellen.

Als lezer had ik het meeste met de auteurs, waarvan meerdere haiku’s in de bundel waren opgenomen. Ik kreeg een indruk van welke werkwijze de auteur hanteert en wat zijn voorkeuren waren. Bij Ad Beenackers – hij was een bekend psycholoog – raakt de gedetailleerde waarneming in de eerste haiku’s mij, zoals in ‘Op mijn motorkap / de vleugels van een vliegje / beroerd door de wind’. Bij Simon Buschman las ik enkele mooie tanka’s, zoals deze: ‘De lage tonen / van de wind gaan af en aan / over de velden; / daartussen stilte – het niets / dat van alle tijden is.’ De reeks haiku’s van Jeanine Hoedemakers opent met ‘van de tulpen / zijn ook de schaduwen / gaan hangen’. De beeldende kracht van de volgende haiku van Johanna Kruit is sterk: ‘De regen trippelt / op smalle hoge hakken / door de winkelstraat.’ Adri van de Berg, oud-hoofdredacteur Nederland van het kwartaaltijdschrift Vuursteen dat in Nederland en Vlaanderen wordt uitgegeven, weet veranderingen en metamorfoses treffend te vangen in deze dichte dichtvorm. Haar werk is een van de hoogtepunten in deze bundel. Ter afsluiting een van haar haiku’s:

geleidelijk aan
wordt het ruisen van golven
wind in de bomen

____

Haiku Kring Nederland (2020). OmNietsOmAlles. Keuze uit 40 jaar Nederlandse haiku en tanka. Haiku.nl, 134 blz. € 15,00. ISBN 9789080743632


Kreek Daey Ouwens – Guillaume

door Marc Bruynseraede




Kreek Daey Ouwens heeft met haar dichtbundel Guillaume een aangrijpende hommage gebracht aan haar geliefde, overleden broer, met een verstandelijke beperking. Merkwaardig, want nergens in de bundel valt te lezen dat Guillaume gehandicapt was. Je komt het – met stukken en brokken – te weten uit de lectuur. Met heel weinig woorden – ‘weinig meer dan een bijvoeglijk naamwoord’ zegt de recensent van Trouw ‘om de sfeer van liefde of het ontbreken ervan, voelbaar te maken’ – schetste de dichteres de verhoudingen in het gezin van elf kinderen waar ze in opgroeide. (Meer over dat gezin van Kreek Daey Ouwens in een uitvoerige bespreking van Johan Reijmerink over haar dichtbundel Oefening in alleen lopen.)

Het Eindhovens Dagblad publiceerde in augustus een interview met de dichteres, waarin de achtergrond van het gezin toegelicht wordt. Kreek was het derde meisje op een rij, toen Guillaume geboren werd: ‘Eindelijk een zoon. Maar dat pakte anders uit. Guillaume bleek verstandelijk gehandicapt’. En dat had zo zijn weerslag op de houding en de omgang van de kinderen met Guillaume en Vader met zijn zoon.

Toen Guillaume werd geboren waren de sterren
Werkelijk en onwerkelijk.

Vader gelukkig als nooit tevoren.

Nu weet ik dat Waanzin een schuldig woord was.
Een oudoom. Een verre neef. Guillaume. Zijn
Kop tegen de muur. De achterkant van het bed:
Bonk Bonk … Moeder houdt zijn hoofd vast.

Vader bindt hem met zijn riem aan de klink van de deur.

Doorheen de anekdotes uit het dagelijks leven valt de pijnlijke teleurstelling en ontgoocheling van vader af te lezen :

Dit was Vaders droom:

Guillaume naar de universiteit  hoge functie
dokter  advocaat

Guillaume die iemand te woord staat  welbespraakt

‘U mag trots zijn op Uw zoon,
Hoe heet hij?’

Spijts de kwajongensstreken van de andere kinderen met Guillaume en de oprispingen van boosaardige dreiging of onverschilligheid van vader, valt uit de verzen een grote genegenheid en tederheid voor haar broer en een respect en empathie af te lezen voor de gedesillusioneerde ‘Vader’ (met een hoofdletter geschreven). Tegelijk is hiermee de tragiek van het gezin in zijn volle omvang neergezet: het onafwendbare bestaan van Guillaume, die nu eenmaal is wie hij is en daar niets aan veranderen kan.

Alsof dit nog niet genoeg is, komt daar nog een verhaal van seksueel misbruik bij kijken. Een ‘meneer Wim’, van de instelling waar Guillaume verblijft, maakt zich daaraan schuldig, zo leert ons het interview in de krant. De gedichten krijgen hierdoor een nog schrijnender achtergrond van machteloosheid. Op aanraden van een huisarts wordt Guillaume op zijn elfde in een instelling geplaatst. Tussendoor mag hij naar huis: ‘Als hij thuis was wilde hij niet meer terug. Ze hebben hem een keer opgehaald en in een dwangbuis teruggebracht.’ Maar dààr lees je niets over in de dichtbundel. Wèl, de volheid van onuitsprekelijke droefenis in de verzen:

Ik ben met meneer Wim naar het bos geweest,
zegt Guillaume vlak voordat hij doodgaat.

Ik ben met meneer Wim naar het bos geweest
zegt Guillaume voordat hij doodgaat.

De woorden hebben het gewicht van een zwart gat. Ze bezorgen je rillingen.

In de ‘Epiloog’ van deze indringende en tegelijk fijnzinnig-tedere bundel, fraai geïllustreerd met een mooie cover en tekeningen van Ineke van Doorn, lezen we:

Guillaume opnieuw geboren en dit keer goed,

Dezelfde zee
Dezelfde wind

Laten we afsluiten met:

Het verhaal van de koning
die niet hield van zijn oudste zoon
hij stuurde hem weg
ver van het land
over de bergen
de zoon vond het niet zo erg
want hij maakte overal vrienden.

____

Kreek Daey Ouwens (2020) Guillaume. Wereldbibliotheek, 80 blz. € 22,99. ISBN 9789028451056

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...