Taal vormt voor Pol Bracke (Wetteren, 1966) de rode draad doorheen zijn loopbaan: hij was jarenlang actief als journalist en als hoofdredacteur van een hr-vakblad, en ook bij zijn huidige werkgever Hogeschool Gent is hij vooral bezig met redactioneel werk. Stapsgewijs eiste de poëzie een plaatsje op, al bleef die tot nog toe binnenskamers, op de gelegenheidsbundel Een Werkelijkheid (2007) na. Hij is in zijn vrije tijd saxofonist en songschrijver, en ziet veel parallellen tussen muziek maken en gedichten schrijven: telkens gaat het over een idee dat vorm krijgt, zorgvuldig uitgebalanceerd in compositie en klankkleur.
–
Haal het zand. Zeg dat het onbeperkt mag duren.
En neem de wind. Neem hem uitnodigend bij de hand, gedraag je tolerant.
Laat toe dat hij vegen trekt, bergen in beweging zet,
duin na duin na duin en duin in schuinte,
in gebogen verte van goudbruin.
Maar maan hem aan ervoor te zorgen dat er niemand iets van merkt.
Want het moet lijken alsof er niets gebeurt.
–
Spreid de zon. Spreid ze zodat ze alles overspant
en met de onvermijdelijkheid van de schaduw die haar tart
maar die haar net zo goed versterkt, verdeelt ze hellingen
in voor- en achterkant, plooit hen
schijnbaar achteloos, als een laken op een pas verlaten bed,
scherpt hun rand en lijnt ze vlakken af, gekleurd
in zwart.
–
Voel de stilstand, voel hoe hij is uitgestrekt
en hoor zijn onvermoed verzet.
En wees rondom, rondom zo ver als je kan reiken.
Zie je dan staan kijken, daar midden in.
Hoe je verkleint, bijna verdwijnt.
–
Bij regen
sluit een huis zich
dichter rond het denken
in
–
Dak dempt neerslag
dof in zijn schuinte
duwt de rust weg
van het kijken naar elkaar
en ontneemt routine
in het zwijgen
–
Het is niet langer overbodigheid
van woorden. Het is geworstel
elk voor zich, weerbarstig
–
Bij regen keert een mens
naar binnen. Soms weet hij niet
wanneer het over is
–
Van de panter geen gehijg meer. Evenmin
nog een teken ver weg dat wijst op een tijger
en zijn gebrul om vuur.
Het hoefde niet langer, de jongen te zijn
uit het Junglebook
dat hij vergat te leven
–
De verhalen gingen het huis uit, op de duur
werd aan geruisloosheid als gast gewend.
Verschillen bleven
opgeplooid, dagen zochten op de tast
naar daadkracht. Het mocht niet baten.
Ze moesten wijken voor de jaren
en hun zachte dwang tot traagheid:
–
sloffen aan, de achterdeur open en
in de tuin kijken
naar het milde rijpen van tomaten