Anne E. Karelse (Singapore, 1952) publiceerde voor het eerst een gedicht in 1968 in De Groene Amsterdammer, studeerde Nederlands, werd lerares en bleef gedichten en korte verhalen schrijven. Gedichten verschenen in Lust & Gratie, ExtaZE en in de 1e bundel met genomineerden voor de Turingprijs. Een kort verhaal verscheen in KortVerhaal. Voor het basisonderwijs maakt zij lessen creatief schrijven voor de methode Laatmaarlezen.
In november 2018 publiceerde ze ‘huishoudelijke gedichten’ in het tijdschrift ExtaZe. Oktober 2020 werd ze opgenomen in de bloemlezing De grootste intimiteit is het zwijgen van uitgeverij Gopher.
foto Anna Bergkotte
–
boven mijn hoofd ‘de vliegende deur’
die zijn nest zoekt en zijn schelle kreet
herhaalt
–
oranje van zomerbloemen dat over bruine
staken en stengels slingert
windstilte
–
op het pad een dode rat in de appelboom wintergasten
het zwarte zeil dat over de tuin hiernaast is gelegd
rotten
–
op facebook lees ik dat er boerenkool gejat is
foto van stelen waarvan de bladeren zijn
gescheurd
–
er is honger in het land de jacht is geopend
in de vroege ochtend zagen we vier reeën
luisteren
–
‘s nachts wordt er aan de deur gebeld
onder de dekens wacht ik op
het licht
–
breed uitgewaaierd staat zij hier
veelvingerige taxus
die stralen strijkt
tussen haar zwarte takken
–
donkere plekken bewaart en
een vermoeden aan het eind van de dag
in een andere tijd geworteld
die zij meester was
–
scherp en donker
Zeeuwse boerenvrouw
diep in haar verstilde kamer
waarin de tijd stolpt
–
onder haar leren vingers
slangenkopjes
onder strakgetrokken grijs
het smalle lijf vol kneedbaar hout
–
zo stuurde zij ons weg
en roept zij hier
–
in wiens handen gaat zij vallen
gaat dat zien zeg
–
in heel zijn zachte handen
vallen
–
in een mand van tenen
vallen
–
alsof ze vliegt
in een gouden zwerm
–
die haar verleidt en meevoert en
ze drijft op de rug
–
ze valt
–
en kijk
–
weer opgestaan
in een frietkot deze keer
–
langs de snelweg bij Antwerpen zelfde blozen
en snelle tong nu met een cent erop
–
ze strooit zout en gouden regen
druipt uit de mand terwijl zij vraagt
–
wat kan ik voor je doen?
anders nog?
–
ineens ben je daar
aan de bosrand naast het duinpad
jouw zilveren geratel
gehoord vannacht
–
kleur van as
vermengd met zand
wind uit zee
meidoorn duinroos
–
en nu hier witte abeel
met je zilvergrijze blaadjes
aan de bosrand naast het duinpad
–
zeg het
maar zeg het
maar
zeg het maar