Zorgvuldige observaties van een routinier
door Kamiel Choi
–
–
Hans Tentije kan terugblikken op 45 jaar dichterschap en heeft een indrukwekkend oeuvre geschreven dat bestaat uit achttien bundels. Zijn laatste bundel Nergens anders is sober vormgegeven. Op het omslag staat een schilderij van een raam van de hand van Lara de Moor, met een dichte witte vitrage en twee kleine kerstballen aan touwtjes. Je kunt niet door het raam naar buiten kijken, dus je blik valt op de feestversiering. We vermoeden daarom dat de bundel gaat over de ervaring van de auteur die, in een poging om zijn blik naar buiten te richten, de kleine onopvallende versieringen waarneemt in zijn eigen binnenwereld.
In het gedicht ‘Op de hoek’ vinden we inderdaad een fragment met een concrete verwijzing naar een gordijn:
zaal, het ongetwijfeld dichtgetrokken bedgordijn
dat ervoor zorgde dat haar wegkwijnen aan ieder zicht
onttrokken werd, en hoe intens bleek
ze afstak tegen de opgeschudde kussens –
De bundel gaat over wat er zich afspeelt op de grens tussen binnen- en buitenwereld, onder invloed van het verstrijken van de tijd. De langste van de zes afdelingen heet ‘Deze vrouwen’ en bevat acht gedichten die geschreven zijn naar aanleiding van portretten (Tentije heeft zich in zijn carrière vaak laten inspireren door beeldende kunst). Het eerste gedicht, ‘Ricordo di un dolore’, is geschreven aan de hand van een prachtig schilderij van Giuseppe Pellizza da Volpedo uit 1889, waarin een zittende jonge vrouw met een afwezige blik en een opengevouwen boek in haar hand wordt geportretteerd. Een fragment, Tentije:
viooltje in het midden dreigt
ieder moment van haar schoot te glijden
als ze haar grip verliest
Ricordo di un dolore (Ritratto di Santina Negri)
Wat maakt – behalve de regelafbraak – dat we deze nauwkeurige beschrijving van het schilderij (de dichter noemt verderop in dit gedicht nog meer details) lezen als poëzie? Wellicht het feit dat het gedicht eindigt met een gevatte pointe:
en hoe verschrikkelijk wrang het gemis ook is, pas als het vernis
wat craquelé begint te vertonen
verschijnen er rimpels rond haar ogen en mond –
–
eerder niet
De geportretteerde vrouw, ze heet Santina Negri, is in haar jeugd vereeuwigd. Het onvermijdelijke verval van het medium (de verf) kan het idee van de eeuwige jeugdigheid van de jonge vrouw die is afgebeeld niet aantasten. Tentije drukt dit speels uit door het craquelé van het doek te associëren met het ouder worden van de vrouw zelf. Het schilderij verwijst zo niet naar het tijdloze Platoonse beeld, maar is weer de vrouw zélf, met haar verouderingsproces. Ik denk dat Tentije daarmee ook onze waarneming bedoelt.
De meeste gedichten in de bundel eindigen met soortgelijke pointes. ‘Portret van een onbekende dame’, naar een tekening van Hans Holbein de Jongere: ‘zo heeft een meesterhand haar alleen met krijt en inkt / naar het leven teruggetild’. Over ‘Frau mit Schirm’ van Gerhard Richter: ‘versmald tot dit ene moment, deze naamloze, verbijsterde vrouw / weigert het beeld verdere / details of aanwijzingen prijs te geven’.
Deze pointes zijn naar mijn mening het zwakste element in Tentije’s gedichten. In zekere zin doen ze de sobere, prozaïsche, verstilde beschrijving van het onderwerp teniet.
In de afdeling ‘Naderhand’, een serie van vier dichtersportretten, sluit het gedicht over Paul Celan af met de observatie dat de dichter ‘dood en leven min of meer / in overeenstemming [brengt], zijn bezwerende zangen deze uitersten zich met elkaar te laten / verzoenen –‘ en na een witregel het woord ‘sela’. Sela was de derde zoon van Juda en zijn naam betekent vermoedelijk ‘smeekbede’, een toespeling op Celan’s wanhopige poging om ‘zich uit alle macht tegen zijn moedertaal te verzetten’.
Een gedicht over de in 2016 overleden dichter Wim Brands eindigt een beetje flauw: ‘[er ligt] een gelaten, wat ongemakkelijke melancholische zweem overheen, misschien brak hij daarom / zijn regels op de raarste / ogenblikken af – // het ritselt niettemin’
Ik denk dat veel gedichten zonder cryptische of geforceerde pointe sterker zouden zijn. Ik lees in de bundel zorgvuldig gecomponeerde taal. Neem het langere slotgedicht ‘Het gaat nooit meer over’:
was ik, ben ik, verlangend eindelijk te zijn
–
aangekomen, mijn bestemming te hebben bereikt of die gelukkigerwijs
mooi te zijn ontlopen, ingebed in een vervagend
–
coloriet, verblekende schakeringen, droomslierten
en luchten van gewassen inkt, illusies
–
die zich als in recht tegenover elkaar geplaatste spiegels
oneindig schijnen uit te strekken, waarin alles
–
onophoudelijk gebeurt en nooit meer overgaat, ook niet als het glas in scherven
uit de omlijsting gevallen is – de dag
–
begon prachtig. Het waaide nauwelijks en de zee lag er buitengewoon
vredig bij (…)
Zo’n kalme beschrijving van de dag spoort aan tot verder lezen. Het motief van het ‘nooit meer overgaan’ vonden we eerder al bij het portret van da Volpedo, en zo vallen er in deze bundel meer dwarsverbanden te ontdekken.
Een wederkerend thema in het werk van Tentije is de herinnering en het falen ervan: de vergetelheid. De dichter zoekt heel bewust nergens een lyrisch register op om dit tot uitdrukking te brengen, maar vermeldt het in karakteristieke sobere taal: ‘even later weet hij al niet zeker meer / of hij zich die stem alleen verbeeld heeft, of er ook echt / wat gezegd is en door wie / dan wel –’
Deze poëzie heeft het ritme en de zinsconstructie van proza. Het is toch wel degelijk poëzie, omdat ieder woord hier kan tellen. Zo lezen we in het openingsgedicht van het zesluik ‘oogverblindend blauw’: ‘hoewel ik hier eerder was geweest, en veel vaker / nog in mijn gedachten achteraf, weigerde deze hele omgeving / mij enige vertrouwdheid, de garantie / dat ik zou terugvinden waar ik naar zocht -‘
De gedichten bereiken soms een soort verstilling door gewone taal die vaak bedrieglijk eenvoudig is.
Ik heb een aantal gedichten met plezier gelezen, maar vond de pointes vaak wat overbodig en afleiden van de mooie, ingetogen beschrijvingen die de vitale kern van deze poëzie vormen. Bij het herlezen van de bundel dringt de kwaliteit van deze poëzie door. Ik sluit daarom af met een beeld uit het openingsgedicht uit de eerste afdeling ‘voor je er was’:
duidelijk zeggen dat je nergens naartoe mocht
maar onmiddellijk voelde je hoe uit de straatstenen de kou optrok en de wind
omzichtig in de lagen dorre
bladeren van vorige herfsten groef
Let op het ‘vorige herfsten’: Tentije’s poëzie kan met zijn zorgvuldige, bedrieglijk eenvoudige taal onze waarneming verenigen in een tijdloos beeld. Dat heeft geen gevatte pointe nodig.
____
Hans Tentije (2020) Nergens anders. De Harmonie, 64 blz. € 19,95 ISBN 9789463361125