Inge Boulonois (1945) schrijft light verse en serieuze gedichten. Van origine is ze schilderes. Regelmatig laat zij zich poëtisch inspireren door bestaande, min of meer bekende kunstwerken. Haar gedichten in dit genre zijn verschillende malen bekroond in Nederland en Vlaanderen. Over enkele maanden zal er een bundel met uitsluitend door kunst ingeblazen gedichten verschijnen, de bundel wordt rijk met kunstwerken geïllustreerd. De titel is Voor waar genomen (MijnBestseller). Een voorpublicatie uit de bundel.
-
-
-
Miniatuur, Hildegard von Bingen
–
–
Op haar viel eens, nee plensde licht
van wie ooit dag en nacht te voorschijn sprak,
vol groenkracht voor de heimelijke tuin
van binnen, met de vraag: noem mij.
–
Gehoor gaf zij en noemde. Geloofde
niet alleen haar ogen meer.
Gedijde op de hemelssmalle weg
van gerechte lange kloostergangen,
van kap en keuvel in de Regel.
Liefde voor die ene groeide
uit volle borst. Haar geest ging open
voor een oogst aan gaven en mirakels
in het middeleeuwse heden.
Van eeuwigheid tot amen
bloeit Rex noster promptus est*.
* Onze Heer is nabij
Omarming, Egon Schiele (1917)
–
–
Met zoetzoemende lippen,
handen gebalsemd door mirre
ontknopen zij elkaar.
–
Op golven van wit linnen
ontmantelen ze het klokhuis
van de verboden vrucht.
–
Ze worden zichzelf en de ander
tegelijk. Slaap slaapt niet meer.
Door hun aderen vloeit wijn.
uit Metamorphosis Insectorum Surinamensium, Maria S. Merian (1705)
–
–
–
Spel de signatuur van strepen, stippen,
kieteldribbelpootjes van rupsen
–
het spatiewit van weggesmikkeld loof
–
de onmenselijk tere veldtekens
van vlindervleugels en antennes
–
de dichterlijke taal van licht
die diepte rondbrieft in ranken, knoppen,
snoepbloemen met stuk voor stuk
puntgave meeldraden
–
en lees het lyrische geduld
van de maakster voor wat zich voltrok
aan de warme boezem van aarde.
Adam en Eva op Het Lam Gods, gebroeders van Eyck (1532)
–
–
–
Er komt geen eind aan het begin.
Taaie echo van verzaking
voor genot. Het eerste liefdespaar hangt
–
gescheiden van elkaar,
nooit meer huid op huid.
–
Hun lijven bleekjes van het krijt
waarin ze staan te somberen.
Heeft zij daar de buik van vol?
–
Hun schaamte verbergen zij
achter grauwgroen vijgenblad
–
al zijn ze zonder dat niet naakt
zoals ze zijn. Ze zijn naakt
zoals ze zichzelf zien.
Zoals ook wij hen