LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Nele Buyst – Regels

4 dec, 2020

De regels van het spel

door Hettie Marzak




Het motto van de debuutbundel van Nele Buyst is bepalend voor de gehele inhoud: ‘Hey hey hey, / I give the orders, okay?’ Dit is een citaat van ene Diego uit het eerste seizoen van Killing Eve. Welke serie dat is en wie die Diego is, hoeft niet bekend te zijn om te weten dat met deze uitspraak de toon van de bundel is gezet. Hier is iemand aan het woord die de lakens uitdeelt en de regels vaststelt die de titel van deze bundel uitmaken. Het woord ‘regels’ doet meteen aan versregels denken, maar heeft hier de betekenis van ‘wetten’, gedragsregels. Het lijkt misschien vergezocht als aan ‘regels’ gedacht wordt als het Vlaamse woord voor de menstruatiecyclus – en de dichter is Vlaams – houdt het nog een wetmatigheid in. In deze bundel zijn de regels deels waarheden ter geruststelling, maar ze zijn niet onomstotelijk: er zijn alternatieven. De dichter onderzoekt de mogelijkheden daarvan; in sommige gevallen leidt dat rechtstreeks tot verzet tegen de regels.

De eerste afdeling heet ‘Vuist’ en bestaat uit twintig korte gedichten met Romeinse nummering. Een vuist is een krachtig symbool van opstand en verzet, in dit geval tegen de regels die zijn vastgesteld voor de maatschappij en het individu:

V

Park. Orders op borden.
Hier is geen plaats voor een ongebonden hond.
Vergeten is een doen, geen overkomen.
Er staat niets wat er gisteren nog niet stond.
Je onkruid mag nog bloemen dragen, schoonheid moet ook aan de lijn.
Elk park zijn wildgroei. Wij snoeien om erger te voorkomen.
Elk werk zijn trots en uniform.

In dit gedicht is sprake van een generiek meervoud, ‘wij’, degenen die de baas zijn, als een Big Brother die het leven van individuen bepaalt. In zijn eenvoud is het een verontrustend en dreigend gedicht, vooral in combinatie met dat ‘uniform’. In de daaropvolgende gedichten tast de dichter middels een lyrisch ‘ik’ de grenzen af van vertrouwen, van afstand naar de ander toe en het zich niet willen binden. Maar als je op jezelf teruggeworpen wordt, moet er toch ook zelfdiscipline zijn, want ‘Zorgvuldige voorbereidingen ten spijt. (…) / Buikgevoel laat zich niet meten.’ Iedereen is in bepaalde mate onderworpen aan wetten waar mensen zich naar moeten richten, maar de ik-figuur verzet zich hier af en toe tegen in een opstandige handeling, want wat niet mag bestaan, zoekt toch een uitweg. Het individu zoekt in de gedichten van Buyst een manier om zich te verenigen met de opgelegde wetten van de massa, schurkt zich erlangs, wijkt er weer van weg en vloeit weer samen met de bestaande regels in een trage dans van aantrekken en afstoten. Gaandeweg ontstaat er een symbiose waarin het individu zich dreigt te verliezen.

XVI

Allang niet meer het zoogdier dat je in je begin bent geweest.
Een halfslacht wezen van jaren, door al je instincten in de steek gelaten.
Nachten gedragen zich verdacht. Je hebt je urenlang schijndood gehouden
en toch hardop gedroomd. Zinnen die zonder jou zijn opgestaan,
onvermoed door hem gehoord, genadeloos blootgelegd aan het ochtendlicht.
Haren samengebonden. Je mond gespoeld, en je verlangen.

Ook in de tweede afdeling, ‘Huis’, wordt de totstandkoming van het individu onderzocht, het zoeken naar de eigen persoonlijkheid en het afstand nemen van anderen. Dit wordt al meteen in het eerste gedicht, ‘Maandag’, onder woorden gebracht in het beeld van een jonge vrouw die zichzelf weerspiegeld ziet in de ramen van de tram. Ze probeert verschillende poses aan te nemen die haar een persoonlijkheid zouden kunnen geven ‘als je er lang genoeg in blijft hangen.’ Ook is er sprake van ‘je andere ego’s’.
De gedichten zijn langer dan die uit de vorige afdeling en bieden de indruk van iemand die zich wapent tegen alles wat nog komen gaat en die zich voorbereid op het ergste, maar wat dat dan zou zijn, wordt niet expliciet verteld; dat dient de lezer zelf in te vullen. Zo wordt er in ‘Verwar zin niet met religie’ aangeduid dat het lyrische ik hier een operatie ondergaat die nog het meeste weg heeft van een abortus.
Angst en wanhoop, deze keer niet tegen de regels en de wetten van de maatschappij, maar veel persoonlijker, zetten de toon in deze afdeling: ‘Ik wankel en verman me, wankel weer, / vandaag net als talloze ander keren kopje onder gegaan.’ Ook hier beschrijven de gedichten een afdaling naar de kern van het zelf, de eigen persoonlijkheid, op een indringende en kwetsbare manier. De titel ‘Huis’ suggereert bescherming, een omhulsel waarbinnen je veilig bent en jezelf kunt zijn. Ook het eigen lichaam, dat in deze afdeling een prominente plaats heeft gekregen, kan als een huis om de persoonlijkheid heen staan.

De afdeling ‘Maat’ gaat over schijnzekerheden en het zich aanpassen aan patronen en regels, ook binnen een relatie van geliefden en die van moeder en kind. De maatschappij met zijn wetten lijkt het gewonnen te hebben van het individu: ‘Overmacht is baas. Onontkoombaar / als een klimaat.’ Het individu heeft geleerd hoe je aangepast moet zijn, maar moet oppassen om niet ten onder te gaan in wat voorgeschreven is. Doen alsof lijkt de oplossing te zijn: doen alsof je aangepast bent, alsof je gehoorzaamt, maar ondertussen proberen je eigenheid intact te houden. Het constante gevecht tussen individu en maatschappij, tussen instinct en wetten, tussen overgave en afstand, weet Buyst heel kernachtig onder te brengen in beeldende zinnen die geen nadere toelichting behoeven, zoals: ‘Verweer is ons niet lichaamsvreemd,’ en ‘Het is lastig leven als je al je fouten / zelf wilt maken.’

404, –

Ik ben blanco aan deze dag begonnen.
Hij vult mij op zodra de informatiesluizen opengaan.

Op de asgrijze vlakte verderop heeft zich een centrum
naast het centrum opgericht.

Het gonst er van betekenissen. Ze zwermen rond,
zoemen, spelen onderhuids de bovenhand.

Mijn spierwitte gezicht verdraagt het daglicht niet,
de snelweg van dark social gaat hard.

Interactie zwemt onder water haast gewichtloos, trager
zou je denken. Ik vertrek geen spier maar herken
de kaken op elkaar, het trillen van een ooglid
bij het zien van een bericht.

Met het uniform ben ik rechtlijnigheid verloren. Wat ik kreeg:
glijdende uren, ontspoorde werkrelaties, vage bezigheden.

Vrouwen in minder dan 3 minuten durende filmpjes weten
hoe ik me op de markt moet presenteren.

Ik heb nog nooit een recept gevolgd.
Houd mijn lichaamsgewicht op peil.

Ingekleurd zwicht ik. Er heerst gebrek aan hiërarchie
in wat ik hoor te weten. Het eerste advies is rechtop te lopen.

Een error 404 is de foutmelding die je krijgt als een pagina op een website niet kan worden gevonden of niet meer bestaat.

De laatste afdeling is getiteld ‘Spel’ en bestaat slecht uit één gedicht, ‘Ex Aequo’. De uitdrukking Ex aequo wordt voornamelijk gebruikt bij prijsuitreikingen of verkiezingen waarbij twee deelnemers op gelijke hoogte, of gelijk in rangorde, eindigen. Hier gaat het om twee mensen, een man en een vrouw, die ieder in gedachten een monoloog houden die perfect aansluit op die van de ander. Het gedicht is zo geschreven, dat de monologen apart gelezen kunnen worden, maar ook dooreen gestrengeld tot één gedicht. Ook hier zijn beide partners aan regels gebonden: ‘Het spel tekent de speler, / de regels de auteur.’ Nele Buyst weet de regels van het spel dat poëzie heet, voortreffelijk te hanteren.
____

Nele Buyst (2020). Regels. PoëzieCentrum, 64 blz. € 20,00. ISBN 9789056554484

     Andere berichten

Mischa Andriessen – Pieta

Mischa Andriessen – Pieta

Een piëta van vader en zoon door Æde de Jong - - Pieta is de zesde dichtbundel van Mischa Andriessen en het laatste deel van een drieluik...