Verplaatsen, verbinden, veranderen.
door Hettie Marzak
–
–
In de Griekse mythologie is ‘Kore’ een andere naam voor Persephone, de godin van het dodenrijk en van de lente. Zij was de dochter van Demeter, een aardegodin van de landbouw en vooral het graan. Ze werd ontvoerd door Hades, de god van het dodenrijk, maar werd door de oppergod Zeus voor even teruggehaald toen haar moeder uit verdriet over de verdwijning van haar dochter niets meer wilde laten groeien op aarde. Vier maanden mag Persephone op aarde verblijven en dan is het daar lente en zomer, maar de rest van het jaar moet zij bij Hades in de onderwereld doorbrengen.
In haar tweede bundel, Kore, maakt Estelle Boelsma duidelijk dat ‘Kore’ niet moet worden opgevat als een personificatie of gestalte, maar als de natuur zelf, als Moeder Aarde. De mythe van ‘Kore’ is door haar anders geïnterpreteerd. De herkomst van de naam ‘Kore’ wordt door haar uitgelegd in het tweede gedicht van de eerste afdeling: ‘KORE deze naam is afgeleid van de Indo-Europese wortel *ger (rijpen of / groeien), waartoe ook koren en graan te herleiden zijn’.
De bundel is opgebouwd uit vier afdelingen: in de eerste, Kore, wordt het lyrisch ik geïdentificeerd als Kore en de natuur zelf, maar in de tweede afdeling, Rituelen om de kamer te bezweren, is de ik duidelijk een ander dan Kore en staat daar zelfs lijnrecht tegenover. In de derde afdeling, Interlude, is er pas sprake van ‘ik’ en ‘jij’ in een verbintenis. Een index ontbreekt, wat het opzoeken van een bepaald gedicht heel lastig maakt. De vierde en laatste afdeling is getiteld Je naam is een locatie.
Namen blijken heel belangrijk te zijn, getuige het gedicht de nomenclatuur van KORE, voor het vaststellen van een identiteit. Maar namen kunnen ook veranderen, zoals ook de natuur steeds andere vormen kan aannemen en opgaan in iets anders. Naamsverandering, het uitspreken van de namen, klanken, woorden en taal in het algemeen zijn instrumenten en systemen om groei en metamorfose te bewerkstelligen. In die zin is deze bundel mystiek en hermetisch. Via rituelen, patronen, regelmaat van planten, dieren en water volgt alles een van te voren vastgestelde en afgebakende verandering. Het lyrisch ik gaat daarbij een symbiose aan met het bos en de natuur.
–
(…)
–
een slagschaduw wil ik zijn
me verheugen over mijn oppervlakte
uit te werpen over planten
–
ik wilde de appel begrijpen,
hoe ik hem op zou eten,
en van binnenuit zijn gaan ontkiemen
toen werd ik alles, en plant en boom
struik en schimmel
toen werd ik alg en wier
–
toen werd ik uitgesproken
Naast mystiek is deze bundel ook wetenschappelijk en klinisch te noemen: termen uit de biologie en de fysica worden veelvuldig gebruikt om bijvoorbeeld de groei van planten te beschrijven met mathematische beheersing. Maar steeds wordt de fysica verbonden met de metafysica: de werkelijkheid wordt niet onderzocht zoals ze zich aandient uit zintuiglijke of instrumentele waarneming, zoals de fysica doet, maar Boelsma gaat op zoek naar het wezen van die werkelijkheid en wat daarachter schuilgaat. Daarbij raakt ze in het gedicht van de dingen die een ontologische waarde hebben is het aantal maar beperkt even aan de ontologie, de filosofische leer die de gehele verstandelijke kennis haar oorsprong laat vinden in de aangeboren of onmiddellijke gekende idee van het zijn.
we hebben alles even met onze handen aangeraakt
we weten nu feilloos hoe alles zich tot ons verhoudt
–
Ik ben er bijna aan onderdoor gegaan
ik telde de kruimels in mijn brood, dat wil zeggen
kruimels die een brood zijn, kruimels
die een brood een brood maken
ik telde de voegen in de muren om de muur te begrijpen
ik zette de voegen op een steeds kleinere afstand
zodat het geheel als geheel begon te krimpen
wellicht begon ik ook te krimpen
mijn pupil versmalde zich
–
een beetje krimpen, dat kon je niet zomaar
elke dag tegen of elke dag een beetje uit elkaar worden
getrokken dan weer opzwellen
celstructuur tegen celstructuur
ik liet alles de revue passeren
ik sprak alle klinkers in één keer uit
jij deed hetzelfde en zo stonden we daar
aan zee heel veel ogenblikken
Het is geen gemakkelijke poëzie, maar wel intrigerende. Zoals het gedicht 9 points in ascent, dat met een citaat verwijst naar een schilderij van Kandinsky getiteld ‘9 points in ascendance’ waar het zetten van een punt in geschreven taal gedefinieerd wordt ‘als een concept dat verband houdt met het idee van stilte van kortere of langere duur.’ Maar het gedicht gaat verder dan plaats, taal en verschuiving: de punten staan ook voor drukpunten op het menselijk lichaam, negen links en negen rechts, waar de effecten op het lichaam van te veel verdriet geheeld worden. Ze staan voor het herstellen van emotioneel welbevinden.
En dan is er nog het begrip ‘ascendant’, in de astrologie het punt van de dierenriem dat op het moment van een geboorte aan de oostelijke horizon staat en dat te maken zou hebben met uiterlijke kenmerken en de manier waarop iemand zich aan de buitenwereld toont.
Deze drie betekenissen en misschien nog wel meer komen samen in het gedicht:
onmeetbaar en zo stil dat stilte niet meetbaar is
het was zo stil er zijn geen ankermomenten die
een pauze aangeven
–
het begint in het water-
kosmisch
er worden tekens aangebracht op het hoofd
in het water
je lag in bed zei je, en een duister omhulde
je lichaam je telt negen punten in je lichaam
negen plekken om stil te zijn om pauze te houden
adem te halen waar begin je?
en lucht kunnen zien vanuit je iris vernauwt
een verdwijnpunt
In Boelsma’s gedichten zijn de bedoeling en de betekenis niet op het eerste gezicht duidelijk. Hoewel ze sporen uitzet – patronen, rituelen, wetmatigheden – die via taal en locatie leiden naar de werkelijkheid achter de werkelijkheid, moet de lezer veel moeite doen om haar spoor te volgen. Maar als de speurtocht op zich al de moeite waard is, hoe veel meer dan het bereiken van het doel?
____
Estelle Boelsma, 2020. Kore. De Kaneelfabriek, 70 blz. € 16,75. ISBN 9789083011998