En scrol door en door en door…
door Wim Platvoet
–
–
Op het omslag van de bundel & rol door van K. Michel staan een vijftiental typografische varianten van het en-teken: &, ook wel ampersand genoemd. Het woord ampersand is ontstaan uit de woorden ‘et per se’ hetgeen ‘op zichzelf staand’ betekent. Kunnen de gedichten in deze bundel op zichzelf staan, of moet ik als lezer door de gedichten heen rollen, zoals de titel van de bundel zegt? Rollen, scrollen. Ik sla het boek open en en ga vol verwachting lezen wat de dichter heeft geschreven.
Ik heb de gedichten in de bundel & rol door van K. Michel nu enkele keren gelezen, hier en daar een regel of enkele regels herlezen en wat aantekeningen gemaakt. Tot mijn spijt moet ik zeggen dat ik er niets ‘poëtisch’ in kan ontdekken. Het is mij te onmiddellijk, te doorzichtig, te begrijpelijk, hetgeen nog versterkt wordt door de m.i. volkomen overbodige aantekeningen achterin het boek, die slechts bedoeld lijken te zijn om wat zakelijke achtergrond te verschaffen.
Binnen de gedichten gebeurt hetzelfde. Het gedicht ‘RODE DRADEN’ kent 8 genummerd strofes. In drie daarvan wordt met een asterisk verwezen naar strofe 6, waarin een uitleg plaatsvindt. In strofe 3 ‘breken er partikels van cumuluswolken af / dwarrelen* naar de aarde’, in strofe 4 wordt ons meegedeeld ‘het plein** heeft een zwart-wit tegelpatroon’ en in strofe 5 ‘raakt [de man] verward*** in de windsels draait en draait / maar kan zijn gezicht niet vinden’. In strofe 6 worden middels de asterisken de woorden dan becommentarieerd: ‘* de partikels lijken op bloemkoolroosjes / ** in vroegere tijden werd er schaak gespeeld / *** zo leert hij bij toeval hoe de zwaartekracht / uit te schakelen’. Ik zou zeggen: laat het commentaar weg, het is overbodig, of verwerk het in het gedicht. Een commentaar als dit houdt de lezer op, doet af aan het poëtisch karakter, neemt de lezer niet serieus. Dit alles wordt nog versterkt door de laatste strofe, nr. 8: ‘sprenkel nu een handje regenwater / over deze regels / om ze op te kweken tot een fabel’. Moet de lezer dat doen, of was het beter als Michel dat zelf had gedaan?
Zo is het eigenlijk voortdurend: de mededelingen blijven steken in hun onmiddellijkheid, die de dichter ook nog eens wil benadrukken, zoals ‘ruimend‘ in het openingsgedicht ‘SMALLE BRIEF’:
–
‘De wind ruimend naar het westen’
–
wat een woord, geweldig om dat ’s ochtends
–
op de radio te horen… ruimend
–
hele graanvelden komen in beweging
–
fietsers, loofbomen, jurken en de plastic
–
fruitzakken van onze straatmarkt die opbollend
–
voorbijzweven als Thaise gelukslampionnen.
–
(…)
De meeste regels en gedichten worden geen poëzie – de regels blijven hol, leeg, steken in hun vanzelfsprekendheid. De slotstrofe van het gedicht ‘HINK STAP STOP START’ (p. 17) is naar mijn idee in die zin helemaal mislukt, Michel lijkt de rode draad zelf ook kwijt te zijn en valt hier terug in schrijversbanaliteiten over diakritische tekens die hij niet kon vinden.
ik kon de puntjes voor stoicijns
–
niet vinden de streepjes
–
voor gooi en smijtwerk
–
ik kon het hoedje voor sans gene
–
niet vinden de accenten
–
voor ole voor voliere
–
nee nee ik zocht de puntjes voor poetisch
–
het sikje voor salade nicoise niet
–
ik zoek: de oe voor coeur
–
het & teken in de handpalm
–
de pijlen richting buiten
–
ik zoek de lange neus het v teken
–
de ringel s voor schluss voor spass
–
de golfjes golfjes voor manana manana
Zo kan ik door gaan. Ik houd ook niet van name dropping (John Donne, Elvis, Beckett). Wat is de zin van de volgende regel: ‘Stress is volgens Selye een dure grap’? Selye zal wel iemand zijn, die ik niet ken. Zoek ik op. Op Wikipedia staat: ‘Hans Selye (1907-1982) was een Canadees-Oostenrijkse arts en endocrinoloog die het wetenschappelijk concept van stress introduceerde.’ Wat heb ik hieraan als lezer? Niets. Maak poëzie van stress! Zo is het met vrijwel elk gedicht: het komt niet boven het informatieve karakter uit. Misschien van belang voor de persoon of de dichter K. Michel, om te vertellen aan een kennis, maar het (poëtisch) belang voor mij als lezer ontgaat mij volledig. Gemeenplaatsen worden in dichtvorm gegoten:
In het voorbijgaan
–
vraag ik aan de hoge hoed
–
‘bestaat de vrije wil’
–
En het konijn antwoordt
–
‘hebben we een andere keus’
Regels een filosoof-dichter onwaardig. Vrijwel alle gedichten blijven voor mijn gevoel steken in hun verhalend karakter en ontberen zowel elke poëtische vorm als inhoud. Als voorbeeld het telefoongesprek met de premier op p. 18.
JOU OOK?
———–vrij naar James Tate
–
–
Telefoon, de Premier aan de lijn
–
met een speciaal geheim verzoek.
–
Of ik iets voor hem zou willen doen.
–
Sympathieke vent lijkt me, dus
–
‘natuurlijk’ zeg ik ‘wat dan ook.’
–
Zou ik willen doen alsof er helemaal
–
niets aan de hand is. ‘Normaal’
–
zegt hij ‘kun je dat? Zou mieters zijn.’
–
‘Geen probleem, fluitje van een cent.
–
Al trokken ze mijn duimnagels uit
–
ik blijf gewoon gewoon doen.’
–
Hij bedankt uitvoerig, hangt op.
–
Ik brand van verlangen om iemand
–
te vertellen dat de Premier zelf…
–
(…)
–
Maar dat kan dus niet.
–
Plots weegt de opdracht verpletterend.
Kortom, de gedichten gaan niet verder dan het beschrijven van alledaagse ervaringen, zonder tot een poëtische diepgang te komen. Een laatste voorbeeld, het gedicht ‘ALLES WAS HEEL ANDERS GELOPEN’, waarvan ik hier de eerste en de laatste strofe aanhaal:
als ik a. wel sax had leren spelen
–
de duitse naamvallen had gestampt
–
de lengte van het perron beter had ingeschat
–
kasverslagen had leren lezen
–
je hand had gepakt
–
(…)
–
ja, als ik zelf de belasting had ingevuld
–
een veerboot later had genomen
–
als ik niet op die hark was gestapt
De gedichten doen de en-tekens op het omslag alle recht: ze kunnen eindeloos doorrollen. Maar misschien is dat ook wel de bedoeling. Maar ze rollen nietszeggend aan mij voorbij.
____
K. Michel (2020). & rol door. Atlas Contact, 64 blz. € 19,99. ISBN 9789025458126