LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jef Blancke en Gerda De Preter – Adem

26 feb, 2021

Verstilde portretten

door Hettie Marzak



Het boek Adem is tot stand gekomen door de samenwerking tussen twee kunstenaars: Jef Blancke, die de portretten in dit boek schilderde met acryl, krijtpastels, houtskool en fixatief op canvas en Gerda De Preter, dichter en schrijver van kinderboeken, die de gedichten schreef. Voor Blancke is dit het vijfde schilderboek in samenwerking met een auteur; De Preter debuteerde eerder met haar dichtbundel Blindganger. Bij het doorbladeren van dit boek rijst al snel de kip-of-ei-vraag: zijn de portretten van Blancke illustraties bij de gedichten van De Preter, of zijn de gedichten opgenomen omdat ze bij de schilderijen pasten? Bij een samenwerkingsproject zou deze vraag helemaal niet gesteld hoeven te worden, maar de eerste indruk van deze bundel laat zien dat de geschilderde portretten de meeste aandacht opeisen, ook omdat de achterflap en de publiciteit rondom het boek allereerst spreken van het zoveelste ‘kunstboek’ van Jef Blancke, waarbij de dichter helemaal niet genoemd wordt.

Het zijn dan ook prachtige, tijdloze schilderijen van mensen van allerlei leeftijden, alleen of met z’n tweeën afgebeeld, mannen, vrouwen en een enkel kind. Kwetsbare mensen, verstilde figuren rond wie een grote eenzaamheid lijkt te hangen, afgebeeld in ingetogen kleuren en met een grote expressie. Vooral oude mensen zijn liefdevol neergezet, met hun verhaal in alle rimpels en groeven op hun gezicht getekend. Alle afgebeelde portretten vertellen hun eigen verhaal van verlangen naar liefde, dromen en wensen. Ze zijn prachtig en uniek. Ze hebben geen gedichten nodig.

De gedichten van De Preter laten een variëteit aan onderwerpen en uiterlijke kenmerken zien. Er zijn gedichten van enkele zinnen bij, maar ook sonnetten en gedichten van meerdere strofen. In bijna alle gedichten is iemand aan het woord die een ander aanspreekt, in woorden of alleen maar in gedachten: een broer, een zus, een geliefde. Het zijn mooie, verstilde gedichten die hun eigen verhaal vertellen over liefde, dromen, en verlangens. Zonder grote woorden of overtrokken emoties drukken ze een veelheid aan gevoelens uit. De Preter schildert haar portretten met woorden: eenzame mensen, bange kinderen en zelfs een doodgereden egeltje hebben een plaats gekregen in de gedichten. Ze kunnen heel goed op zichzelf staan. Ze hebben geen schilderijen nodig.

En toch is er sprake van een samensmelting: de gedichten verduidelijken de geschilderde portretten en de portretten verlenen de gedichten een extra dimensie. Ze houden elkaar in balans, verdiepen en versterken elkaar. De portretten van Blancke springen weliswaar het eerste in het oog, maar bij nadere beschouwing leveren de gedichten van De Preter ook veel mooie beelden op. Niet altijd vertolken de geschilderde portretten precies wat er in het gedicht beschreven staat, of slaat het gedicht op het portret, maar de sfeer van de portretten laat een echo na in de geschreven woorden.
De titel Adem is het laatste woord van het laatste gedicht in de bundel, alsof het geen einde is – ik dacht eerst dat er ‘Amen’ stond – maar juist een begin:

Een veelvoud van zwijgen, nog net hoorbaar

Het landschap staat op een kier,
het gras omarmt de vochtige rozen,
onder de bomen bij de rivier zucht het vee.
Geluk is deze lucht, zachtroze en vogelvrij.
Sluit je ogen, liefste, ontzie, weerleg mij.
kneed mijn huid, ontbloot mij in de aarde,
graaf mijn diepste klanken uit. Adem.

Het is duidelijk te merken dat De Preter schrijver is van diverse kinderboeken. De toon die zij in sommige van haar gedichten hanteert, doet denken aan die van Ted van Lieshout: helder en vol mooie vondsten:

Vieruurtje

Duiken in een slootje,
zwemmen in mijn blootje,
kopje boven, kopje onder,
weggezonken,
stil verdronken
met mijn witte kontje,

ja zo gaat dat
met een suikerklontje
in een bakje koffie
of een kopje thee.

Dit gedicht wordt vergezeld door een tekening van een bloot kind dat genoeglijk in het kleurrijke water drijft.

De gedichten die ook door kinderen gelezen kunnen worden, springen eruit. Het zijn er maar een stuk of vijf, maar hun kwaliteit is onmiskenbaar. Ze bevatten een heel subtiel eindrijm dat meestal pas in de laatste regel opvalt. Zo is er een gedicht van een broertje voor zijn zus die lijdt aan anorexia, ‘Dun’ getiteld; de middelste strofe van de drie luidt:

Ik bespied haar
als ze voor de spiegel staat:
een vogel uit het nest gevallen,
een hoopje kou, wat botjes
en een ruggengraat,
en donzig haar waar zij
twee vleugels wou.

De a-klanken die in vijf woorden te horen zijn, de ie van ‘bespied’ en ‘spiegel’, de lange o van ‘vogel’ en ‘hoopje’: zij leiden haast ongemerkt naar de verrassing van ‘twee vleugels’ die met hun twee nieuwe klanken helemaal alleen staan, alsof je plotseling tegen een muur aan loopt. De afbeelding van Blancke bij dit gedicht – of andersom – is die van een bleekneuzig jongetje dat zorgelijk en meewarig tegelijk kijkt. Het is overigens moeilijk om de grens te trekken tussen de gedichten voor kinderen en volwassenen, zoals dat altijd het geval is bij goede poëzie en literatuur. Oscar Wilde stelde dat er maar twee soorten boeken zijn: goed geschreven en slecht geschreven. Of ze voor kinderen of voor volwassenen zijn, mag er eigenlijk niet toe doen.

Maar ook in de gedichten die duidelijk niet voor kinderen geschreven zijn, behoudt De Preter haar eigen stem: ze schrijft eenvoudig en zonder grote woorden en weet daarmee een maximaal effect te bereiken.

En toch

Ergens begon de lucht, ergens
hield het landschap op te bestaan,
smolt een zee van wuivend groen
tot een windstil bos van wolken,

bloesems zo ver het oog reikte,
een holle weg, het geprevel
van de wijngaardslak, weiden
en velden verloren in stijgen

en dalen, de dag weigerig
buiten beeld. Alsmaar verder
liepen we, alsof we de tijd
het spoor bijster wilden maken.

Op een heuveltop bleven we staan,
wezen met wijd open armen
naar het huis bij de rivier,
het moegelegen vee, naar verte

en horizon. Niemand sprak,
niemand zei: daar kwamen wij,
daar begon het vergeten, daar
stalen we het vuur uit de hemel.

Adem is een prachtig boek, om in te bladeren, te kijken en te genieten van de aangrijpende portretten die Blancke schilderde. Maar de gedichten van Gerda De Preter verdienen het om langzaam en met aandacht gelezen te worden. Met of zonder de ondersteuning van de geschilderde portretten komen ze dan pas goed tot hun recht.
____

Jef Blancke en Gerda De Preter (2020). Adem. Uitgeverij P, € 24,50. ISBN 9789493138292

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...