Een rake sfeer neerzetten
door Martijn Benders
–
–
Uitgeverij De Harmonie is bijna een soort talisman van zichzelf: een rustiger fonds dat zich niets van mode wil aantrekken, is moeilijk denkbaar. De sprong van de vis heet hun laatste uitgave, de zevende bundel van Henk van Loenen (1946) aka ‘Juliën Holtrigter’. Van Loenen is een kernachtig dichter, wiens stem op papier spreekt als een boom. Hij is ook schilder maar zijn gave overstijgt het beeldende – wie denkt dat de dichter in deze werkjes vooral beeldend werkt doet de gedichten tekort. Zo komen we de erratieve [1] baan van een vlieg tegen in dit gedicht:
–
De wind legt zich neer bij het laagtij.
Alle boten staan droog.
En de schippers,
die zuipen.
–
Talloze levens versleten de oude cafés
Ik ga er een binnen, eet wat, en neem er
een kamer, achter, vierhoog.
–
Overlopen door krakkemikkige trappen
en gangen verbonden, ruiken naar boenwas en vis.
Schoorstenen gaan hun onnavolgbare wegen.
–
Een zijden sprei op het bed.
Een schijtgroene vlieg jaagt in vierkante cirkels
onder de hanglamp.
Beelden van stranden op het tv-scherm.
–
Ik bel haar, zij noemt haar naam.
Het blijft stil.
Dat wat voorbijgaat, onpeilbaar, voor altijd
onaf, de mateloosheid in elke seconde.
In enkele rake streken een sfeer neer weten zetten: van Loenen kan dat. Er zit beeldende kracht in, van de concrete soort zelfs, want de dichter laat de lezer zich een vierkant inbeelden dat zich als een cirkel gedraagt, en zo vliegt die vlieg onder die hanglamp. De schoorstenen en de vliegen, onnavolgbaar en als het zwart aan de rand van ons bevattingsvermogen.
Er zit ook een regel in het gedicht die niet loopt. Ik blijf bij het lezen voortdurend hangen op ‘Overlopen door krakkemikkige trappen en gangen verbonden’ , ik zou dat woord ‘verbonden’ hebben weggelaten of het anders geformuleerd. Het is een rare zin, omdat de overloop eigenlijk een deel van de gang is. Maar misschien was het, het idee deze tocht naar de kamer op een concrete wijze voelbaar te maken voor de lezer. Dat het ook in de taal begint stommelen. De concrete plek maakt dus de aberratie mogelijk – zelfs al deze eigenlijk onbedoeld was. De schoorstenen van de taal..
Het zijn de laatste twee regels die een goed gedicht een uitstekend gedicht maken. Die afstand tussen goed en uitstekend is in de dichtkunst het moeilijkst te overbruggen. Van een slecht gedicht een aardig gedicht maken eist niet heel veel inspanning. Van een aardig gedicht een goed gedicht kost echter al wat meer zweetdruppels. De kloof tussen goed en fantastisch is echter reusachtig, en daar begint de uitdaging van het dichterschap eigenlijk pas.
Het gebruik onder pseudoniem te dichten stamt uit een tijd toen er nog verstandige mensen op deze aardbol rondliepen. Ik wou dat ik vroeger iemand had gehad die me daar op wees, nu zit ik met de gebakken peren. Maar dan heb je dus ook nog mensen die onder pseudoniem dichten, maar hun gewone naam er gewoon langs zetten. De functionaliteit van zo’n pseudoniem als de anonimiteitsfunctie ontbreekt, ontgaat mij persoonlijk. Gaat het erom dat je je publiek wil laten weten dat je een mooiere naam verdiend had?
Een jaar na de geboorte van de jonge Duitse voetballer Julian Richter begon Henk met dit pseudoniem. Als leraar beeldende vorming viel hij sowieso al uit de toon, viel, want de diverse Nederlandse literatuur bestaat voor 99.8% uit leraren Nederlands – probeert u zich toch eens in te leven, meteen al een beeldend buitenbeentje, het voetbal dient zich onmiddellijk aan. Doen alsof je verstand van voetbal hebt, is namelijk in Nederland de geijkte manier om je toegang te pogen verschaffen tot een besloten groep.
Gekonkelfoes, Benders, ik hoor het u denken. van Loenen had nooit en te nimmer kunnen weten dat het semi-beroemde voetballertje dat in 1999 werd geboren een semi-beroemd voetballertje zou worden, die was in het jaar 2000 nog een baby! Wel, we weten dat de dichter van nature en van oorsprong een orakelfunctie had. En misschien is deze aangename en volwassen dichter niet direct een profeet, maar in een tijd waarin de social warriors elkaar voortdurend in de haren vliegen, is er per definitie te weinig aandacht voor het rustige, het fijnzinnige, het gerijpte en het bedaard-orakuleuze.
–
Wat je niet allemaal ziet onderweg:
een tijdschrift in schrikdraad verschrikt,
een hemd in de heg, slordig verstopt.
–
Spoor van de scheurzieke wind
die een route uitzet
en niet omziet.
–
Niets helpt ergens tegen, behalve bewegen.
Café de Hijs, Herberg de Kraan, ik kom eraan,
ja, de kwetsuur zal genezen.
Aan de weg die met zekerheid
doodloopt, komt maar geen einde, haha.
–
O, mijn hart wordt zacht als warm lood.
Wie mij een mooier gedicht over corona aan kan wijzen mag het zeggen. Natuurlijk, het gedicht gaat niet direct over corona, maar dat is het kenmerk van goede poëzie: die hoeft een paard geen paard te noemen. Het lugubere lachje in de voorlaatste regel werkt door in de eindregel, en zo schrijf je op het vlijm van de snede.
De sprong van de vis is opnieuw een hele goede bundel van een dichter die zich inmiddels bewezen heeft. ‘Die man heeft verstand van voetbal’, zou ik zeggen als ik docent Nederlands was en ik kreeg eens iets anders voorgeschoteld dan een donkerblauw persconferentiepak.
[1] Als je lang in het buitenland hebt gewoond, heb je vaak – als ik – er last van dat je woordenschat deels Engelstalig is, en dat een woord als ‘erroneous’ zich niet een op een naar het Nederlands laat vertalen. Erratief dus, of erraneus zo u wilt.
____
Juliën Holtrigter (2021). De sprong van de vis. De Harmonie, 64 blz. € 16,90. ISBN 97894 63361255