Omtrent vervoering, verwarring en zich hervinden
door Paul Roelofsen
–
–
Het bewonderen van een ander begint al in de vroege kinderjaren. Ik herinner me dat ik als jochie samen met vriendjes en zusjes in tijdschriften bladerde met afbeeldingen van filmsterren, voetballers en andere blikvangers om onmiddellijk na het omslaan van een pagina zo snel mogelijk als eerste de vinger op zo’n tot de verbeelding sprekende grootheid te kunnen leggen en uit te roepen: ‘Die ben ik’. Hoe onschuldig. Later in de puberteit wordt deze verering vaak zichtbaar in het zich vereenzelvigen met een idool, in het navolgen van diens of dier kleding en haardracht bijvoorbeeld, waarbij de scheidslijn tussen het zelf en de ander vervaagt. In verhevigde vorm kan dit uiteindelijk leiden tot dweepzucht. Om dit laatste draait het in de debuutbundel IK ZEG EMILY van Yentl van Stokkum.
De dichteres studeerde af aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht en schrijft zowel proza als poëzie. Werk van haar werd onder meer opgenomen in Tirade en zij droeg voor in Perdu en op meerdere festivals. In 2017 ontving zij een beurs van het Nederlands Letterenfonds waarmee zij onderzoek deed naar het leven en werk van de jong gestorven schrijfster Emily Brontë (1818-1848).
In IK ZEG EMILY verliest de ik-figuur zich in deze Engelse auteur, waarbij uit dier enige maar invloedrijke roman Wuthering Heights de tumultueuze relatie tussen Catherine Earnshaw en Heathcliff een belangrijke rol speelt.
Wat direct in het oog springt is de uiterst verzorgde en smaakvolle vormgeving van de bundel met op het voorplat het verwrongen gelaat van, naar ik aanneem, de ik-figuur. Het ontbreken van leestekens valt eveneens op; het geeft de gedichten vaak extra vaart maar niet het begrijpend lezen ervan. Behalve tekst bevat de bundel enkele tere tekeningen van de lievelingsplanten van Emily Brontë.
In het openingsgedicht vertelt de ik-figuur over haar affectie ten aanzien van Emily en dat deze per dag kan verschillen: ‘er is de versie waarin ik in een cirkel lig / het licht van een bloedmaan mijn huid / een roze gloed geeft / het is romantisch broos betekenisvol / zoals een liefdesbrief / of oogopslag (…) er is de ongenummerde versie waarin ik plots bezeten / in de supermarkt / tussen de wijn en de borrelnootjes / neerval? / neerval (…)’. Uit het gedicht ‘HET VERLANGEN NAAR EMILY IS SIMPEL’ kan uit de regel: ‘ik krijg een beurs omdat ik naar Emily verlang en ga op reis’ worden afgeleid dat Van Stokkum verregaand in eigen persoon spreekt en dat zij behalve het werk van Brontë ook haar hang naar deze vrouw onderzoekt. Uit hetzelfde gedicht:
ik verwacht niet dat ik Emily zal vinden
niet dat Emily iets oplost
iets uitbant
iemand uitbant
(…)
wanneer het me gevraagd wordt
zal ik zeggen dat ik geen graven bezoek om bloemen te leggen
niet naar een geboortehuis ga
om met mijn nagel mijn naam te krassen
in zacht gesteente
–
ik heb geen feministische motieven
verheerlijk niets of niemand
(…)
Zo simpel als de titel suggereert is dat verlangen kennelijk niet. Nadat jonge alleen reizende vrouwen een zeer lange reeks aan adviezen wordt gegeven hoe zich voor te bereiden – ‘luister naar je moeder, glimlach niet naar vreemden, denk niet aan de keren dat je iets overkwam net nadat een kraai overvloog, denk niet aan de mensen die in verlaten natuurgebieden verdwenen, denk baggy, denk strong independent woman, denk onzichtbaar’ – om er enkele te noemen – raakt haar bewondering voor Emily in een versnelling. De opmaat tot iets ergs? In elk geval raakt de poëzie vanaf hier verstrikt in fantasieën en wordt daarin het graf van Emily toch bezocht. Het valt tegen.
hier
een rood vloerkleed versleten
door iedereen die er voor mij liep
het zal uitstekend branden
–
ik ben onvermoeibaar
doelgericht
je zou kunnen zeggen lichtelijk bezeten
wanneer ik
eindelijk
de aarde raak
een kist open en
naast haar kruip
Wat met een nog enigszins neutraal onderzoek naar Brontë begon wordt steeds meer een onderzoek naar de emoties van de onderzoekster zelf. Om daar uit te komen stelt zij zich open voor een paragnost, worden er tarotkaarten gelegd, kaarsen ontstoken, wierookstokjes gebrand en wordt er aan hekserij gedaan. Uit: ‘HOE RAAK JE BEZETEN’
ik leg tarotkaarten tussen duim en wijsvinger houd ik een pendel
ik verzet mij tegen mijn machteloosheid en raak bezeten
ik verzet mij tegen uitsluiting en raak bezeten
ik dans en raak bezeten
ik ben bang voor de gevolgen van mijn daden
en raak bezeten
ik ben bang voor eenzaamheid en raak bezeten
ik ben bang voor geesten en raak bezeten
ik ben onveilig gehecht aan mijn lichaam
–
ik geef mezelf aan Emily ik zeg
doe wat je wilt zolang ik geen vlees hoef te eten vind ik alles best
(…)
We zijn nu op een derde van deze verhalende gedichten en het smachten en de daarbij behorende onzekerheden nemen hierna nog in hevigheid toe. De vertelster probeert haar obsessies te bezweren met rituelen, kruipt in de huid van Heathcliff en ook nog in die van Linton, de man voor wie Catherine Heathcliff verliet. Het lijkt allemaal tevergeefs in dit psychodrama. Om zich ook niet in Heathcliff te verliezen, stelt ze een soort mantra op:
–
ik zal mij niet opnieuw verliezen
ik zal mij niet opnieuw verliezen
ik zal mij niet opnieuw in hem verliezen
ik zal mij niet opnieuw verliezen
ik zal hem niet aanraken ook niet wanneer hij naast me ligt
(…)
ik zal mij niet opnieuw verliezen
ik zal zijn geur en de vertrouwdheid ervan negeren
ik zal doen alsof ik naast ieder ander lichaam lig
ik zal doen alsof ik naast niemand lig
ik zal doen alsof ik naast Emily lig
ik zal mij niet opnieuw verliezen
Langzaam nemen hierna het hunkeren en de ontreddering af, wordt de poëzie zachter van toon en verzorgend naar Emily . Uit ‘DE LAATSTE NACHTEN SLAAP IK NIET’: ‘wanneer het donker wordt leg ik Emily op bed / ze is moe / ze heeft de hele nacht een tapijt uitgekamd / ik had verwacht dat ze iets zou schrijven / ze schreef niets’. Uiteindelijk lukt het de obsessies uit te drijven. Uit ‘MIJN VLOERKLEED IS ZACHT GENOEG OM HELE NACHTEN OP TE LIGGEN’: ‘Emily leest mij voor uit haar boek / ik herhaal dat ik niemand nodig heb / verlangens zijn voor meisjes en ik ben inmiddels / tegen wil en dank vrouw geworden’. Een hele opluchting, ook voor de lezer.
Tot slot de eerste strofe uit ‘WAT IK NOG KWIJT WIL OVER HET EXORCISME’:
anders dan me was voorspeld
er was geen blikseminslag
geen harde wind geen klap
ze heeft niet geschreeuwd
gegild
er vloog niets door de kamer
ik dronk rode wijn in bed
iedere nacht
terwijl ze langzaam
nee
ook traag
verdween
Een originele en sterke debuutbundel met gedichten die je meesleuren in de vervoering en verwarring van een vertelster overmand door haar gevoelens voor een auteur van wie ze aanvankelijk dier literaire leven dacht te onderzoeken, maar bij zichzelf uitkwam.
Een tip: het valt aan te bevelen om voor men aan deze bundel begint op zijn minst een samenvatting van Wuthering Heights te lezen.
____
Yentl van Stokkum (2021). IK ZEG EMILY. Hollands Diep, 96 blz. € 21,99. ISBN 9789048857876