LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

“en toen was de beer los”

14 okt, 2021

Rogier de Jong (1952) debuteerde met poëzie in Tirade en publiceerde daarna de dichtbundels Memento en Seinpost. Hij is stadsdichter van Aardenburg en werkzaam in Casa Portiera ABC, een boekhandel annex literair podium in Aardenburg. Behalve in Tirade verschenen Rogiers gedichten ook in Meander Magazine en Ballustrada. In 2021 werd hij columnist van Meander.
Alja Spaan stelde de vragen.

 

© originele foto: Klaske Kuperus Fotografie

 

Hoe ben je bij Meander terecht gekomen?
Ik moet even teruggaan in mijn geheugen, maar volgens mij was de dichter Tijs van Bragt de aanstichter. Ik ontmoette hem na een voordrachtavond en hij raadde mij aan werk naar Meander te sturen. Na publicaties van mijn gedichten vroeg Alja Spaan of ik ook niet eens een column wilde proberen. Dat leidde uiteindelijk tot een ‘vaste aanstelling’.

Wat doe je bij Meander? En waarom eigenlijk?
Ik ben dus columnist. Waarom? Omdat het schrijven van columns een ander soort uitlaatklep vormt dan dichten. Ik ben een langzame dichter, een sleutelaar. Columns kennen minder scrupules, het gaat om het punt dat je wilt maken. Als je poëzie met tai chi vergelijkt, is een column zoiets als voetbal of hockey: al pingelend op je doel af en schieten.

Groeide je op met poëzie? Welke dichters had jij als voorbeeld?
Ik groeide inderdaad met poëzie op, maar op een andere manier dan je misschien zou verwachten. Mijn roots liggen in de stad Groningen, waar de dichteres Vasalis – Margaretha Droogleever-Fortuyn – onze buurvrouw was. Om geen enkele andere reden ben ik haar drie dichtbundels gaan lezen. En hoewel ik niet alles begreep, werd ik gepakt door de sfeer en de zeggingskracht van haar werk. Later was er die leraar Nederlands die de wereld van de Vijftigers en Zestigers opende. De stemmen van Rutger Kopland en Hans Lodeizen krijg ik niet meer uit mijn hoofd. Datzelfde geldt voor de liedteksten van Lennaert Nijgh die al veel directer en brutaler waren. In diezelfde roerige jaren verscheen de derde bundel van Hans Verhagen – Duizenden Zonsondergangen – en toen was de beer los. En natuurlijk kwamen er daarna alleen maar stemmen bij: Jan Eijkelboom, de Amerikaanse Marianne Moore, de Groninger Koos Schuur en de Vlamingen Herman de Coninck en Bernard Dewulf… om horendol van te worden.

Is poëzie te leren?
Handigheid met taal krijg je van Moeder Natuur mee. Maar wat je daarmee doet is aan jou. Allereerst moet je je eigen poëtica, je eigen stem leren kennen. En daarin vorderingen maken: door veel te lezen, te schrijven en je bij te scholen. Ook moet je mentaal toe zijn aan het ambacht van dichter. Toen ik op mijn twintigste debuteerde in Tirade, was dat te vroeg. Ik was nog te jong, kende het verschil niet tussen een kunstig schot en de kunst van het schieten. En verder moet je omgaan met kritiek. Ook dat kun je leren.

Wat voor toekomst zie je voor Meander?
Een gezonde! Het is bij mijn weten het enige literaire tijdschrift in Nederland en Vlaanderen dat een podium biedt aan zowel beginnende als gevorderde dichters. Daarbij laat Meander zich niet leiden door reputaties, gevestigde namen of politieke criteria, maar puur door de poëzie zelf. Het stimulerende effect daarvan op debutanten én op de poëzie moet niet onderschat worden. Ik lees regelmatig werk van nieuwelingen in Meander waarvan ik denk: joh, dat kan zich meten met menig beroemd werk.

En wat betreft je eigen werk?
Ik blijf natuurlijk doordichten! Niets is mooier dan net zolang aan een idee of een beginstrofe sleutelen tot de sluisdeur zich opent. Verder school ik mezelf bij door veel te lezen en mijn werk aan anderen voor te leggen. In Casa Portiera ABC zit ik wat dat aangaat dicht bij het vuur. We hebben een uitgebreide poëziecollectie, waaruit ik wekelijks een gedicht post op Facebook.
Wat het stadsdichterschap van Aardenburg betreft, dat loopt in 2022 af. Er komt dan een nieuwe verkiezing. Of ik me weer kandidaat stel, weet ik nog niet. Ik wil meer tijd en bezinning steken in mijn vaste werk.
Mijn stem denk ik nu wel zo’n beetje te hebben gevonden, al moet je je blijven openstellen voor nieuwe windrichtingen. Bij de presentatie van Seinpost op 29 augustus 2021 zei Wim van Til (oprichter van Poëziecentrum Nederland, red.) met zoveel woorden dat ik van buiten naar binnen dicht. Mijn onderwerpen haal ik uit de buitenwereld die ik vervolgens in mijn machinekamer verwerk tot de betekenis, de essentie ervan tot me doordringt. Dan krijgt het dichten een stem. Lieke Marsman zei daar ooit over – ik parafraseer even – dat waarneming subjectief is: we zien de dingen niet zoals ze zijn, maar zoals we ze maken. Dat is een filosofische gedachte waarmee ik me verwant voel.
Om af te sluiten iets over kritiek. Seinpost kreeg welwillende tot goede recensies van critici die ik hoogacht en daar ben ik natuurlijk blij mee. Maar kritiek, positief of negatief, mag geen criterium zijn voor wie de schone kunsten beoefent. Het gaat om het kunstwerk zelf en niets anders.

 

Drie eigen gedichten

Gevonden voorwerpen

Lang heb ik als een wildeman een
stem opgejaagd. Hij zweefde in de
ether tussen kometen en was op
weg naar de zon. Toen ik hem

te pakken had wist ik niet wat ik
met hem moest doen. Hij zong niet
zonder souplesse maar zijn koorzang
was abominabel. Daarentegen

oreerde hij graag: hij debiteerde
hele opera’s zonder libretto.
De afspraak is dat hij zijn gang mag
gaan mits hij zijn werk op

papier zet. Zo bewaar je toch nog
iets voor het nageslacht – ook al
zit het nageslacht daar
misschien niet op te wachten.
Neem de dingen

Ik neem de dingen
zoals ze zijn. Dat

wil zeggen: zoals ze
zich aan mij voordoen.

De grote vraag daarbij
is of de dingen er zelf

zijn of dat ik ze maak.
En als ik ze maak,

kan ik ze dan nog
nemen zoals ze zijn,

of neem ik ze
zoals ik ze maak?

Is dit een gedicht?
Ik weet het niet.

Ik neem het zoals het is.
Zoals het mij verliet.


uit Seinpost
Kruisraket

Zoals je in een luxueus zwembad zwemt
op het dak van een praalrijk hotel.
Je nergens bewust van, behalve van je
molenwieken, je hartslag en de herinnering
aan dat eerste weldadige bad. Dan de
kruisraket die traag binnen komt zeilen
en zich in het zwemwater nestelt, klaar
om te verwoesten, maar dat niet doet.
Hoe je kalm het zwembad verlaat in
de wetenschap dat het ooit zal vallen,
het zwaard, maar nu even niet.

     Andere berichten

Interview Alfred Schaffer

Interview Alfred Schaffer

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’ door Gerard Scharn - Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en...

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...