De vermoorde onschuld
door Maurice Broere
–
–
Katelijne De Vuyst levert een vertaling van Et surtout j’étais blonde van Corinne Hoex. Mijn middelbare schoolkennis van de Franse taal is niet toereikend om de kwaliteit van de vertaling te beoordelen en daarom ga ik uit van de Nederlandse tekst. Uit de beknopte biografie die in het boekje is opgenomen blijkt dat De Vuyst al heel veel heeft vertaald dat voedt het vermoeden dat ze dat met zorg doet. Voor de specialisten is het goed mogelijk de vertaling op waarde te schatten, want de Franse en Nederlandse tekst zijn steeds op dezelfde bladzijde afgedrukt. Corinne Hoex studeerde kunstgeschiedenis en archeologie. Sinds 2001 publiceert ze poëzie, romans en korte verhalen. Ze is lid van de Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises de Belgique.
Als je de bundel ter hand neemt, valt onmiddellijk de omslag op. Daarop is sprake van een jonge naakte vrouw die op de rug gefotografeerd is. We zien de rug, een stuk been en van het hoofd zien we alleen een oor. Als je wat beter kijkt zie op de rug een verkleurde plek die op mishandeling kan duiden. Op de knie zit ook een verkleurde plek. Zo wordt het thema van de bundel weergegeven, namelijk mishandeling en seksueel misbruik.
Het boekje is opgebouwd uit zes afdelingen: ‘Staat van genade’, ‘Kermis’, ‘Verloving’, ‘Bruiloft’, ‘De gasten’ en ‘Glorie’. De afdelingen bevatten slechts één gedicht, wat kan worden afgeleid uit de samenhang en herhaling van woorden en zinsdelen. De strofes worden steeds op één bladzijde afgedrukt.
–
–
Ik was jong.
En mooi.
En blond.
Hun libel.
Hun groene waterjuffer.
Ze hadden het hebberige geduld van insectenverzamelaars.
Rovers van verfijnde, zwierig vliegende dingen.
–
Hun nachtuiltje, droomden ze ‘s avonds.
Hun zoete nachtuiltje.
Voor hen wierp ik me in de vlam.
Brandde op in de kaars.
Ze luisterden naar het geknetter.
–
Ik was mooi.
En blond.
Een trillende prooi.
Wat een lief schatje, grijnsden ze.
De chrysalide.
De nimf in haar zijde.
–
Je denkt dat je iets hoort kraken.
Voelt dat je vochtige vleugel zich ontvouwt.
Je denkt dat je met de punt van een poot de wereld aftast.
Ach, arm schatje, denk er niet aan:
elke uitweg is afgezet.
–
Gespreide vleugels.
Vanzelfsprekend heb je gespreide vleugels.
Vastgepind op een kurkplaat.
Onder glas.
Boven het bed.
–
De speld heeft een punt en een kop.
De punt prikt pal door mijn hart.
De kop erboven kijkt toe.
–
Net waar het moet.
Net wat moet.
Wellust van de speld die me uitverkiest.
Dit gedicht is een metafoor voor de vermoorde onschuld. Er wordt een beeld geschetst van een vlinder die in alle onschuld met een speld wordt vastgepind op een kurken ondergrond. Steeds worden de onschuld en de schoonheid benadrukt. Vlinders noemen we doorgaans niet blond en daarmee ligt de weg open voor een interpretatie die niets met een wreedaardig staaltje dierenmishandeling te maken heeft. Het gaat hier over misbruik en mishandeling van een jonge vrouw.
De taal is compact. Soms is er sprake van groepen van twee woorden. De meeste zinnen zijn kort. Op die manier wordt een sfeer van spanning en dreiging opgeroepen. De herhaling van de woorden jong en blond versterkt de dramatiek en maakt het misbruik bijna tastbaar.
Een bundel met een indrukwekkend thema, dat gelukkig de laatste tijd volop in de belangstelling staat. Waarmee niet gezegd is dat het minder of niet meer voorkomt, want het is van alle tijden en komt voor onder alle lagen van de bevolking. Alertheid blijft dus geboden.
____
Corinne Hoex (2021). Et surtout j’étais blonde/en daarenboven blond. Vertaling Katelijne De Vuyst. Uitgeverij Poëziecentrum, 64 blz. €20,00. ISBN 9789056553791