Het gedicht als rijgsnoer
door Herbert Mouwen
–
–
De bundel losse honden van Alja Spaan heeft de ondertitel gedichten over de omgeving, veraf en dichtbij en is ook als zodanig ingedeeld. Zowel de afdeling ‘dichtbij’ als de afdeling ‘veraf’ bevat 21 gedichten. Alja Spaan is voorzitter, coördinator en redacteur van Meander en al jaren actief in de kunst- en poëziewereld. Aan mij de taak om als recensent van Meander haar dichtbundel zo objectief mogelijk te bespreken. Achterin de dichtbundel is een ‘Verantwoording’ opgenomen, waarin vermeld staat dat de gedichten verschenen zijn op de weblog van de auteur in ‘de periode januari – 10 augustus 2021’. Over de titels van de gedichten en de manier van schrijven staat het volgende: ‘De titels komen uit de log van de vorige dag en worden de volgende morgen alvast geplaatst alvorens de tekst geschreven wordt.’ Dat is soms letterlijk te zien. In het gedicht ‘eigenlijk was er niets aan de hand’ gebruikt de dichter het beeld ‘een kromgebogen niets’ als titel in het volgende gedicht. In het gedicht ‘iets wat leek op’ blijkt dat de buurvrouw van de zesde verdieping naar beneden is gesprongen, het volgende gedicht ‘geen punt van iets anders’ opent met ‘De vrouw van zeshoog is begraven en ook het dochtertje dat nog / ergens onder een kleedje geschoven lag.’ De titel ‘de rechterboom’ grijpt terug op de zinsnede ‘Bij de rechterboom afslaan.’ van het vorige gedicht. Door deze boeiende, uitdagende werkwijze ontstaat een lang lint aan gedichten.
Ook de gedichten zelf hebben de vorm van een rijgsnoer, een kralenketting. Ze zijn opgebouwd uit een reeks beelden die de lezer leiden naar het einde van het gedicht. Elk element van die dichtsnoer is een schakel, soms een kleurrijke kraal, dan weer een glanzende parel, die meestal associatief aan de (dubbele) draad van het gedicht geregen is. Elk gedicht is opgebouwd uit zeven disticha; twee gedichten hebben een korte versregel meer. In ‘het goud’, het tweede gedicht van de bundel, is sprake van een stapeling van beelden, herinneringen en ontmoetingen, een teruggaan in de tijd waarin een gemis voelbaar wordt: ‘alleen afwezig is het trotse gebaar van mijn vader die ruimhartig, / bedacht had dat ik de wereld van kunst kon // voorzien’. Het gemis, de leegte is een belangrijk thema in de poëzie van Alja Spaan. Het gedicht ‘een kromgebogen niets’ opent met ‘Stilaan gaan we iemand en iets missen.’ Hier wordt het gemis als een langzaam voortschrijdend proces benaderd. Het gedicht ‘twee’ begint als volgt: ‘Soms tuimelen we van het ene gat in het andere.’ En in ‘een heel groot kind’ is het thema leegte/gemis beeld voor beeld fraai uitgewerkt:
wachten is op de voetballers, boterbloemen langs
–
de kant, lege bekertjes na afloop en chips zakjes naast de
prullenbak. Ouders ontbreken, aan de hekken geen gedrang.
–
Was ze eerst opgelucht, nu is ze bijna verlegen van die leegte, ze
weet niet wat te doen en nu ze gezegd heeft dat
–
ze niet thuis zou zijn, mist ze een gesprek, het koekje bij de koffie.
Alle boeken zijn al uit en ze heeft geen
–
zin in schoonmaken, in de trein is het zeker te druk en bood-
schappen doet ze niet op zondag, in principe.
–
Ze denkt aan het boek dat ze las en waarom zij niet zoiets schrijft
en hoe of ze nou kunnen beginnen. Dan
–
gaat ze stofzuigeren en draait een wasje, bakt een ei en likt haar
lippen af. Het is nog maar kwart voor acht.
Bij een rijgsnoer is de opsomming (enumeratie) een voor de hand liggend stijlmiddel dat de lezer door zijn variëteit kan verrassen. De gedichten in losse honden hebben echter meer kenmerkende verbindende elementen dan de opsomming. Tijdsaanduidingen spelen in veel gedichten een prominente rol; ze zijn in het algemeen markeringspunten (startpunt, eindpunt) op de ontwikkelings- of tijdlijn van een gedicht, zoals ‘kwart voor acht’ in het vorige gedicht. Nog enkele voorbeelden van een tijdsaanduiding: ‘Rond zevenen’ in ‘op de luidspreker’, ‘Op een zondagmorgen’ in ‘honger’ en ‘Zomer ineens’ in ‘het gevaar’. Uiteraard zijn er ook de gangbare woorden die naar een tijdstip verwijzen, zoals ochtend, dag, avond, nacht en jaar. Het gebruik van het woord soms is opvallend. Het al genoemde gedicht ‘honger’ opent als volgt:
we om omdat we ons vergissen, soms doen we dat
–
voor de kuitspieren of om nog iets van deze stad te zien, soms
ook voert de weg naar heel andere kinderen. (…)
Ook gebruikt de dichter in de opening van een gedicht vergelijkbare uitdrukkingen of synoniemen, zoals ‘Zo af en toe’ in ‘het euvel’ en ‘Op sommige dagen’ en ‘op sommige uren’ in ‘het onderweg zijn’. Met deze woorden varieert Alja Spaan met haar toegepaste beelden – de ene keer wel, de andere keer niet – zonder ze definitief vast te leggen.
Zowel het spel met tijd als met ruimte is zeer bepalend voor de interpretatie van de inhoud. Als lezer denk je bij het lezen van een gedicht dat het inhoudelijk een persoonlijke weergave van de werkelijkheid is. Het stapelen van beelden, situaties en gebeurtenissen leiden daartoe, maar Alja Spaan brengt een opgebouwde interpretatie aan het wankelen door het veelvuldig gebruik van de als-vergelijking; het vergelijkend voegwoord als, alsof of zoals is veelvuldig in haar gedichten aanwezig. Enkele gedichten krijgen daardoor geheel of gedeeltelijk het karakter van een allegorie. Het brengen van twijfel in het gedicht is een wezenlijk element. Ook het vergelijken zonder dit vergelijkend voegwoord is een kenmerk van de poëzie van Spaan, bijvoorbeeld in een opsomming van ontmoetingen: ‘De tattookoning in een streng zwart gesloten jas die me vrijlaat / uit een wurgende afspraak, een vriendje die [dat? HM] sprekend / lijkt op een ander maar boos roept dat ik naar het profiel moet / kijken, de vader van mijn kinderen die in een klein / keukentje de afwas doet, (…)’.
Niet elk beeld in de opsomming valt direct te plaatsen, krijgt zijn specifieke betekenis in het gedicht zelf, maar elk beeld roept bij de lezer wel persoonlijke gedachten en vormen van herkenning op. De lezer leest naar het einde van het gedicht toe, maar het is alsof hij in elk gedicht terug moet tellen, elke schakel van de rijgsnoer terug moet schuiven tot hij bij de inhoudelijke kern van het gedicht uitkomt. Een kern die meestal ligt in de sfeer van de thema’s eenzaamheid, zingeving, leegte, gemis, herinneringen. Ze zijn aanwezig – met een verwijzing naar de ondertitel – in de omgeving, veraf en dichtbij. De gedichten in losse honden hebben een onderzoekend karakter betreffende de mogelijke werkelijkheid en alles wat op de werkelijkheid lijkt. Alja Spaan weet als dichter heel goed waar ze mee bezig is en de lezer mag meelezen, meevoelen en meedenken en zich verwonderen over speelsheid waarmee de beelden in de gedichten aaneengeregen zijn. En dat telkens opnieuw. De beelden blijven komen, ze verwarren hem als lezer, maar zetten hem uiteindelijk aan het denken en interpreteren. De gedichten van Alja Spaan hebben een persoonlijke dichterlijke taal, dat laat deze bundel duidelijk zien. De lezer zal ervan genieten.
____
Alja Spaan (2021). losse honden. gedichten over de omgeving, veraf en dichtbij. Uitgeverij Aspekt, 56 blz. € 14,95. ISBN 9789464248920