door Annet Zaagsma
Wat maakt een gedicht goed? Een slecht gedicht is niet het tegenovergestelde van een goed gedicht, net als ongelukkig zijn niet het tegenovergestelde is van gelukkig zijn. Zowel een slecht gedicht als ongeluk zijn makkelijker te herkennen.
Zo hou ik niet zo van gedichten met sinterklaas-rijm als het geen sinterklaas is, met kwinkslagen erin of over cliché-onderwerpen zoals de kleinkinderen, huisdieren en/of dementie (uitzonderingen daargelaten). Of dichtgetimmerde gedichten waarin alles duidelijk is. Gedichten die op het oppervlak blijven drijven en nooit zinken. Of juist heel lange gedichten (hoe goed ook). Dit onderscheid tussen goed en slecht is natuurlijk subjectief. Maar hoe “slecht” een gedicht ook is, ik word er niet ongelukkig van. Het raakt me niet, en daar zit de crux.
Een stelling: een goed gedicht is als een Rorschach-vlek. Het biedt ruimte voor interpretatie, zodat je je erin kan herkennen, ermee verbinden en geraakt worden. Die ervaring kan per persoon heel verschillend uitpakken, afhankelijk van bagage en voorkeur. En soms moet je nog een paar keer goed kijken voor je iets ziet.
Een goed gedicht speelt voor mij met woorden en klanken, verrast, geeft een nieuw inzicht of laat me verloren achter. Een goed gedicht schuurt, er is sprake van een zekere pijn, een pure schoonheid, een onhandig verlangen. Het laat me niet los, soms krijg ik een dreun en toch word ik er een soort van gelukkig van.
Betekent dat dat alleen “gelaagde” gedichten goed zijn? Nee. Betekent dat dat er in een goed gedicht alleen mooie woorden mogen staan? Nee. Betekent dat dat een goed gedicht niet toegankelijk en begrijpelijk mag zijn? Nee. Ik kan er mijn vinger niet precies opleggen. Maar een goed gedicht komt binnen via de ogen of de oren en gaat recht naar het hart.
Annet Zaagsma schrijft poëzie en maakt foto’s en ander beeldend werk. Voor Meander maakt zij interviews en was zij aanstichter van deze serie.
Collage en foto (c) Alja Spaan, 2 juli 2005
–