LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Johannes van der Sluis – Profane verlichting

7 mrt, 2022

Van een afstandje bekeken

door Hans Puper




Profane verlichting is de derde bundel van Johannes van der Sluis. Hij is fors: 222 pagina’s. De data staan onder de gedichten: hij schreef ze van 24 juni tot 16 september 2020. Dat is snel, zeer snel. Het doet in de verte denken aan écriture automatique, een middel van de surrealisten uit de eerste helft van de vorige eeuw om de werking van het onderbewuste ruim baan te geven. Van der Sluis, zelfbenoemd psychonaut, heeft daar ongetwijfeld aan gedacht. Het verbaast daarom niet dat het eerste van de twee motto’s een fragment is uit de roman Nadja van André Breton, de godfather van het surrealisme:

‘[…] voert mij binnen in een als het ware verboden wereld, die de wereld is van de plotselinge vergelijkingen, van de verbijsterende coïncidenties, van de reflexen die elke andere hoge vlucht van het verstandelijke te boven gaan, van de akkoorden krachtig aangeslagen als op een piano, van de bliksemflitsen die je zouden laten zien, maar dan ook zien, als ze niet nog sneller waren dan de echte.’

Hoe zien we dat terug in zijn gedichten? Hij beschrijft minutieus gebeurtenissen, situaties en gedachten; de logica ontbreekt vaak. De ideale omgeving daarvoor is het café De S. te Rotterdam, met alle geouwehoer van de hak op de tak, het in- en uitlopen van de meest uiteenlopende figuren en daartussendoor de associaties van de dichter, die verliefd is op het barmeisje. Van een surrealistische amour fou is echter geen sprake. Zijn verliefdheid is ‘goed nieuws voor de poëzie / misschien / maar slecht nieuws voor [hem] persoonlijk / hoogstwaarschijnlijk.’ (p. 43). De woorden ‘misschien’ en ‘hoogstwaarschijnlijk’ maakten me aan het lachen. Het associatieve is ook mij niet vreemd: ik moest direct denken aan een omkering, het gedicht ‘Loos alarm’ van Reve, waarin Carmiggelt hem ‘schertsend en lachend, vlak bij een cinema’ ziet staan en peinst: ‘Het lijkt waarachtig wel of hij gelukkig is. / Wat fijn, wat heerlijk voor die jongen, / maar wat rampzalig voor de literatuur.’

De gedichten, die in lengte variëren van één tot negentien pagina’s, hebben zonder uitzondering dezelfde vorm als het onderstaande fragment uit het lange gedicht ‘Road to Nowhere’ (p. 203 – 222). Dat maakt dat ik niet langer dan een minuut of twintig achtereen in de bundel kan lezen: ondanks de regelmatig opduikende humor en zelfspot worden de gedichten zo eentonig, dat de inhoud niet meer tot me doordringt. Wellicht doet zijn poëzie het op het podium beter.
De dichter is in therapie en zijn psycholoog geeft ons onbedoeld inzicht in zijn poëtische werkwijze:

ik krijg te horen
dat ik alles
onder een vergrootglas leg
wat impliceert
dat je alles juist
van een afstandje moet bekijken
door het vergrootglas
zie je andere dingen
maar misschien is het
inderdaad een heilloze weg
waarbij je de realiteit
of wat daarvoor doorgaat
uit het oog verliest
al merkt Bataille op
dat de neuroot
dicht bij de wezensgrond komt
die een normale mens
vreemd blijft

Neuroot, dat is een geluk bij een ongeluk: je bent surrealist of je bent het niet. Breton zei het wat sterker en voegde er ook een beperking aan toe: ‘Niet alleen kan het wezen van de mens niet begrepen worden zonder de waanzin, maar dat wezen wordt evenzeer gekenmerkt door de waanzin als limiet van zijn vrijheid.’

Het surrealistische karakter van de bundel komt ook tot uiting door het volledig ontbreken van leestekens en hoofdletters (uitgezonderd de eerste letter van een gedicht, namen en titels) waardoor je vaak niet precies weet of een regel nog bij een lopende zin hoort, of dat het de eerste is van de volgende. In de sterkste gevallen lopen achtereenvolgende gebeurtenissen daardoor op een verwarrende manier in elkaar over, zonder overigens tot leesproblemen te leiden. Zou je hoofdletters en leestekens toevoegen, dan zou je deze gedichten zonder veel moeite kunnen omwerken tot zeer korte verhalen of columns. Dat is het zwakke ervan.

Al met al vind ik de bundel niet sterk. Er klinkt een echo door van Rotterdamse dichters als Cornelis Vaandrager, Frans Vogel en Jules Deelder, maar het ongeremde ontbreekt, ook bij zijn surrealisme.
____

Johannes van der Sluis (2022), Profane verlichting. Lebowski Publishers, € 19,99. ISBN 9789048864034

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...