Vage algemeenheden
door Wim Platvoet
–
–
In de verantwoording achter in de bundel schrijft Jonas Bruyneel: ‘Heel wat gedichten zijn papiergeworden reiskoffers’. De dichter laat ons in deze bundel inderdaad veelvuldig kennismaken met plaatsen waar hij is geweest en waarvan hij zijn beleving in een gedicht heeft verwerkt. De titels van de helft van de gedichten verwijzen naar die plaatsen. Hij wil mij als lezer deelgenoot maken van deze ervaring. Bij mij komt dat helaas niet aan: ik blijf buiten de ervaring en buiten de plaats staan, ik blijf op een afstand naar de zinnen en naar de plaats kijken. Ik lees woorden en regels die vreemd voor mij blijven, zoals in het gedicht ‘FAHRENTRIESCH’:
ter hoogte van Fahrentriesch
nevel hangt verzadigd
in het melkachtige blauw
we leven er van noten in de modder
Ik heb het gevoel dat dit over elke streek in Europa zou kunnen worden geschreven, ook over de hei in de buurt van mijn huis. Er heerst een soort vage algemeenheid in deze gedichten. Wanneer je de genoemde streken niet kent, evenmin als trouwens sommige namen, kun je ze tegenwoordig opzoeken op Wikipedia, zoals Fahrentriesch of Chumbaba, de titel van een ander gedicht. Schiet je daar iets mee op? Motiveert het gedicht zelf je om dat te doen? En als je het hebt opgezocht, wordt het gedicht dan betekenisvoller of poëtischer, gaat het dan meer tot je spreken? Dat is in ieder geval niet mijn ervaring.
De bundel bestaat uit vijf afdelingen, die allemaal schitterende, poëtische titels hebben: ‘de pasvorm van het vergeten’, ‘een rivier die ooit een zee was’, ‘terloops van kleur verschoten’, ‘het ritme van een lijf in verzet’, ‘de seismograaf van het alleen zijn’. In elke afdeling staat een gedicht waarin de titel van die afdeling als regel voorkomt. Verder heb ik weinig samenhang binnen de afdelingen kunnen ontdekken. Het zou geweldig zijn geweest, als Jonas Bruyneel erin geslaagd was de beloofde thematiek van elke afdeling in de gedichten daarvan te verwerken. Maar misschien heeft hij zelf het idee dat hij dat ook heeft gedaan. Het oordeel is aan de lezer.
De flaptekst meldt: ‘In de gedichten (…) valt het lichaam samen met de onherbergzame en aangetaste plaatsen waarnaar het verlangt.’ Afgezien van het feit dat ik niet word geprikkeld om te begrijpen wat met deze quasi-diepzinnigheid wordt bedoeld, zou ik willen zeggen dat juist die gedichten die over plaatsen gaan, die plaatsen beschrijven als iets waar de dichter het naar zijn zin heeft gehad, ondanks – of dank zij – de soms wat unheimische en vervreemdende beleving ervan.
Het eerste gedicht, ‘GRENSLAND’, bijvoorbeeld, besluit met de volgende regels:
daar staat je huis, daar bruis je, daar stroom je
–
en de muur in je hoofd en de barsten, als lijnen
op een kaart, landen waar je zo graag heen wil
Maar negeer elke flaptekst! Evenals elke recensie! Ga in het ‘CAFÉ À LA FRONTIÈRE BELGE‘ zitten en geniet van de volgende regels met een pilsje in je hand:
drinkebroers druppelen binnen
schudden de sneeuw van hun schouders
–
de gelagzaal is een kist met wollen voering
vol foto’s in aardetinten en kleurrijke klokken
–
de wijzers trillen
bij een oorspronkelijke gedachte
of, stel je voor, een gedeelde
–
haarfijne barsten vormen zich
in de beduimelde toog
de seismograaf van het alleen zijn
____
Jonas Bruyneel (2022). Broedland, PoëzieCentrum, 84 blz. € 21,99. ISBN 9789056552008