LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Peter Verhelst met alle geweld werelddichter

5 mei, 2022

Peter Verhelst (28 januari 1962, Brugge) is een veelvuldig gelauwerd Vlaams dichter, romancier en theatermaker.
Marc Tiefenthal ging in gesprek met hem.

 

Laat me met de deur in huis vallen, in casu een gedicht van deze gelauwerde en veel geprezen dichter:

Tweekoppig
.                                                                                                                                   Voor Stefan Hertmans

Waar we ook zijn, of wilden zijn, uit de nachtelijke lucht gesneden
staat aan de rand van de klip naar ons te kijken

het dier dat we niet zijn- niet konden- en dat
we daardoor meer dan echt zijn geworden,

met geheven armen, voorhoofd tegen voorhoofd,
op de toppen van onze hoeven dansend met tussen ons in de gedaante

van de leegte van het dier, zo hard borst
aan borst dat dier vermorzelend dat we niet kunnen worden

dat we meer het dier dan het dier zelf
met de armen in de lucht als twee geweien

dat we twee open monden in de tijd, twee schaduwen
van hetzelfde, elkaar zowel van de klippen duwend als elkaar

ervandaan trekkend, de vonken aan de hoeven – het dier
tot pulp willen vertrappelen, handvol pulp als een hart

van ons waarin we elk aan een kant bijten tot we mond aan mond,
de armen om elkaars nek

eindelijk het dier van elkaar in elkaars keel
kapot kunnen schreeuwen.


(uit de bundel Zoo van het denken, Prometheus, 2011)

Toen de deur openging stond hij daar, ik kon er niet naast kijken, hij vulde het deurgat.
Peter Verhelst begon te schrijven toen hij vijftien jaar oud was en is sindsdien niet meer gestopt. Wikipedia vermeldt hem als dichter; dat is hij ook, al schrijft hij ook proza en toneel.

‘Ik schrijf beelden en laat die bewegen. Ik laat ze spreken en tegenspreken’, zo vat hij zijn schrijverij samen. Bovenstaand gedicht is daarvan een volmaakte illustratie. Een bezoek aan zijn fraai vormgegeven website valt zeker aan te raden.

Verhelst kent weinig eigentijdse dichters: ‘Ik ken meer schilders, fotografen, muzikanten en dansers dan dichters. Uitzondering is Stefan Hertmans. Voor mij een groot dichter en een vriend.’
Ikzelf ken Stefan ook al sinds enkele decennia. Ooit hing een gedicht van hem aan de wand in mijn kantoor. Ik deel dus de mening van Verhelst. Hij en ik hebben nog een gedeelde interesse: jazz.  Verhelst zegt hierover: ‘Ik wil schrijven zoals die mensen jazz spelen, volkomen vrij. Let wel, niet vormloos, wat velen gelijk stellen met vrij. Bij de nieuwe generatie zitten schitterende muzikanten’.

‘Ik schrijf gemiddeld een jaar lang aan een bundel. Ja, ik schrijf dus een bundel als een boek, niet als een bundeling losse gedichten. Ik schrijf meestal cycli. Voor mij biedt een cyclus de ruimte om te experimenteren. Ik zoek een middelpunt en laat alles eromheen bewegen zodat er een waaier van betekenissen ontstaat.’

Hij herkent mijn gewoonte gedichten te schrijven die ik met een laatste vers weer onderuit haalde: ‘Ik doe dat ook enigszins. Kijk, tenslotte is er niets en tot dat niets schrijf ik.’

Schrijft hij dan echt zonder stoppen?
‘Jawel, uiteraard. Ik schrijf elke dag. Dat is mijn manier van denken, van leven. Ik open elke ochtend enkele bestanden: poëzie, roman, verhaal, theater. ik leef van mijn pen, dus schrijf ik van alles en nog wat. Zoals de roman Tongkat. Ik debuteerde in 1980. In 1996 ben ik gestopt met gedichten publiceren tot ik in 2001 de bundel Alaska publiceerde. In die tussentijd schreef ik onder meer de roman Tongkat. Het is een gewelddadig boek. Ik zag heel wat geweld eraan komen maar als ik zie wat er vandaag aan geweld heerst: de werkelijkheid overtreft mijn stoutste verbeelding. De Amerikaanse vertaling zou in 2001 verschijnen maar werd door de aanslag op de Twin Towers uitgesteld. Ze konden het niet hebben dat ik terrorisme niet afkeurde, want in de roman komen allerlei leden van de Rote Armee Fraktion voor. Met hun elf september voor hun ogen en in hun achterhoofd kon Tongkat dus niet verschijnen.’

De vraag rijst of al die prijzen de verkoop van zijn boeken verbeterden?
‘Ik weet het niet. Ik ben daar echt niet mee bezig. Ik zie de ernst, de pracht en het lachwekkende van alles wat gebeurt. Met mijn gedichten zeg ik hardnekkig: het is niets. Of ik mooi schrijf interesseert me niet. Ik wil betekenissen genereren. En betekenissen afbreken. En van dat puin weer betekenissen genereren Ik wil geen zingeving bieden. Wie in poëzie zingeving zoekt moet ik teleurstellen. Er is niets. Ik laat niets bestaan, veeg alles van de kaart. Van mijn gedichten moet de lezer geen inzicht verwachten. En tegelijk wil ik alles laten bestaan. Wil ik de diepste vorm van troost bieden door woorden zo te rangschikken dat ze een soort catharsis bewerkstelligen.’

Of hij met zijn hele lijf schrijft?
‘Uiteraard. Ik sluit het denken niet uit maar schat het niet hoger in dan de rest van onze lijfelijke, complexe ervaring. Meer dan een spel met woorden schrijf ik een spel met beelden. Ze hebben weliswaar geen vaste inhoud maar toch zijn ze niet willekeurig. De veelheid aan beelden geeft betekenis. Voor mij geen minimalisme maar overvloed.’

Hij vindt dat beelden een directe impact hebben. En muziek?
‘Muziek, o zeker, er komt muziek aan te pas. Jazz uiteraard maar ook rituele koorzangen’. Hij is niet voor niets van Brugge. ‘Muziek is eigenlijk porno, het werkt rechtstreeks op de luisteraar in.’

Verhelst is een werelddichter. Ja, door zijn vele prijzen is hij bekend in de grotere wereld maar hij zoekt die wereldbekendheid niet. Een werelddichter is begaan met de wereld. In 2005 verscheen een vuistdikke roman: Zwerm. Ondertitel: Geschiedenis van de wereld. Ook hier overheerst in eerste instantie het geweld, al is het de liefde die om de hoek piept.

Fragment:

Manshoge varens, olifantsgras, mastodontbomen, uitzinnige orchideeën. Aasbloemen vol insecten.
Wij smeren het camouflagegroen over ons gezicht en onze romp om in de vegetatie op te gaan, maar
het is overduidelijk tegen onze natuur in. We zijn misplaatst: een in groene en bruine vlekken
gespoten Phantom, met afgebroken vleugels, gestrand op een boomkruin. Zoiets. Displaced bodies.
Zij lossen één schot.
Wij hebben spervuur en bommentapijten.
Zij verschuilen zich onder het bladerdek.
Wij sproeien Agent Orange.
Wij heersen in de lucht.
Zij verdwijnen onder de grond.
We zijn hier niet op voorbereid.
Niet op wat zoiets met ons doet. Niet op wat zoiets van ons maakt.

Je rookt een sigaret.
Je hoort een hevig gezoem.
Met de loop van je M16 schuif je een reuzenvaren opzij.
Vlak voor je staat een hoofd, gespietst op een staak.
Een zwerm vliegen wolkt op een grijns- en omvat enkele seconden later opnieuw de schedel als een
bewegend, zwart masker.

De rituelen verschillen van peloton tot peloton. Sommige knippen haarlokken af. Breken tanden uit.
Snijden oren af. Leggen een verzameling van hoofden aan.
Ach, je moet iets doen. Verveling is dodelijk.

Misschien hopen we op die manier iets te verwerven van hun ziel. Hun reptielengeduld. De
mogelijkheid ons onzichtbaar te maken.

‘In dat boek zinspeel ik op het getal 666. Dat is het getal van het Beest. Het boek gaat over het diabolische: het geweld dat alles versplintert en fragmenteert.’

In zijn romans zijn het ook beelden die de toon zetten. Toen ik Zwerm las, zag ik het meteen verfilmd. Verhelst is niet voor niets bevriend met schilders, met wie hij soms samenwerkt. De kaften van zijn dichtbundels krijgen vaak een pakkend beeld mee. Kan geweld mooi zijn? ‘Ik doe niet aan schoonschrijverij’. Niettemin als je leest hoe hij met geweld in zijn schrijven omgaat…

 

Stad

Er zijn rode bomen
met afhangende lianen en orchideeën in de oksels,
mist die ‘s morgens als een glaswolk
om de boomkruinen heen hangt, kilometers ver zichtbaar.

Zo hoog zijn de bomen dat de toppen
van oktober tot februari met sneeuw zijn bedekt.

Zo veel wit licht.

Soms vinden we krassen in voordeuren en op ramen.
Er zijn verhalen van huisdieren die spoorloos verdwenen,
maar nergens werd ooit bloed gevonden

Een wezen doorklieft onze nachten als een bliksem –
in bed liggen we met open ogen in het donker
en zien we bij elke flits iets onder ons vel
zich een weg banen, iets gewervelds, licht op zoek naar licht.

Er is zoveel licht, er is zoveel
dat we wel begrijpen. Nooit zijn we alleen.


2021

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...