door Onno-Sven Tromp
Wat maakt een gedicht goed?
In dichtbundels is er vaak één gedicht dat boven alle andere uitsteekt. In een recensie van de bundel wordt dan dat ene gedicht geciteerd. In dit boven alle andere gedichten uitstekende gedicht merk je dat de dichter even boven zichzelf is uitgestegen.
In het gedicht klopt alles. Geen enkel woord zou door een beter woord vervangen kunnen worden en geen regel zou op een andere plek afgebroken kunnen worden. Het gedicht blijft ook tot en met de laatste regel verrassend. In het gedicht tuimelen de mooiste beelden over elkaar heen, zonder dat het te veel wordt. En de toon van het gedicht is vanzelfsprekend en precies goed gekozen. Zo’n gedicht weet tegelijkertijd je hoofd uit te dagen en je hart voor zich in te nemen.
Toen de dichter zijn schrijfgerei had neergelegd en zijn pennenvrucht nog eens las, wist hij meteen dat hij iets geschreven had wat hij tijdens de rest van zijn schrijversleven zelden nog zou overtreffen. Het is vooral de in alle opzichten volmaakte samenhang tussen woordkeus, vorm, toon, beeldspraak, taalgebruik, onderwerp, thematiek, dynamiek en gevoelswaarde die ervoor zorgt dat het gedicht een soort ‘übergedicht’ wordt.
Elke dichter mag hopen eenmaal in zijn leven een volmaakt gedicht te schrijven. Als dichter hoef je daar niet naar op zoek gaan, het overkomt je.
Zo’n gedicht gaat algauw een eigen leven leiden: het verschijnt in bloemlezingen, op posters, op gevels en in rouwadvertenties, het wordt vaak voorgedragen en er wordt door andere dichters veelvuldig uit geciteerd. Er verschijnen ook tal van imitaties van het gedicht, die het niveau van het origineel natuurlijk nooit weten te bereiken.
Onno-Sven Tromp is dichter.
foto (c) Alja Spaan, september 2018
–