Waagzin zindert na
door Tom Veys
–
–
Op de voorflap van Waagzin staat een foto van een persoon die een ladder vasthoudt, op de ladder staat een andere persoon die vanuit de hoogte een foto van de zee neemt. Deze foto van Koen Demuynck verklaart Waagzin op een visuele manier. In de bundel zelf werkt dichter Geert Viaene het beeld talig verder uit.
‘Een waanzinnige reis’, de eerste afdeling in de bundel, start met ‘een bevlogen piloot’ die kan of wil vliegen. Maar ‘(…) niemand is vertrekkensklaar’, ‘wanneer is vader paraat om te vliegen’ is een mogelijke vraag. In de daaropvolgende gedichten beschrijft de dichter een luguber ziekenhuisbeeld: ‘vader ligt in een brandend bed’, ‘je lichaam is een mijnenlandkaart’. Trouwens in Tussentij, de vorige bundel van Geert Viaene, startte de bundel eveneens met een prachtig vadergedicht: ‘Lees wat er opgeschreven staat’.
Met het gedicht ‘Stoom jezelf klaar’ is er een kantelpunt in ‘Een waanzinnige reis’: ‘volg me maar, zegt het meisje met de glazen ogen’. Het gaat verder: ‘het meisje grijpt je // bij de kraag, reikt je de hand, leidt je, geblinddoekt / ladder op, de hoogte in (…)’. Hier wordt ook naar de titel verwezen. Opmerkelijk is dat de vrouwelijke invalshoek hier licht in de verzen brengt. Het meisje brengt perspectief: ‘je bent een groot artiest al weet je het nog niet / geniet van het applaus, je blinddoek glijdt af en / je valt, zij duikt op je af, het begin van je show’. De wereld van het meisje verrast en overdondert soms. De moederfiguur vertedert daarbij: ‘mama, ik moet het toegeven / je doet je best aanwezig te zijn / je bent een vogel die migreert’ (uit ‘Iedereen kent iedereen’). Op de cover van de bundel is overigens een mooie zeemeeuw te zien.
Waagzin hangt vaak samen met vallen, we denken hier onder andere aan de ladder die door een andere persoon wordt vastgehouden. Vallen is een centraal thema in deze bundel. In ‘Hoe massief is waagzin’ zegt de dichter ‘vallen, iedereen kan het leren’. Dit vers opent een totaal ander perspectief op vallen: het kan. Soms kan het geruisloos (in ‘We zijn vliegende gekko’s), meestal is het pijnlijk (onder andere in ‘Het uitzicht van iemand die valt’). Het dreunt door je hoofd. Vaak gaat het vallen gepaard met een zoektocht naar tederheid met veel waagzin. De volgende titel is daarbij sprekend: ‘Je zorgt dat je in elkaar past’. Het gedicht eindigt met ‘het is een moeilijke oefening / in verdubbelen van verlies, hier en / daar zet je mintekens, rits je binnen’. De dichter is hier meesterlijk aan het woord.
En dan zijn er een reeks Tania-gedichten die zachtheid opwekken, soms ook benadrukken ze de afhankelijke relatie tussen de vrouw en de dichter. ‘Voel hoe zacht haar haren zijn’ is een titel met kleurrijke assonanties. De dichter is bovendien een wereldreiziger. Net zoals in zijn vorige bundel Tussentij is hier aandacht voor het Nabije Oosten, onder andere in ‘Groeten uit Syrië: wie bedreigt wie?’ ‘Een waanzinnige reis’, de eerste afdeling in deze bundel, eindigt met ‘je drijft de tijd uit / met enkel onbezonnen zaken voor je sterft’. Deze ‘onbezonnen zaken’ beschrijft Geert Viaene op een onnavolgbare manier met veel taalvirtuositeit. De gedichten hebben daarbij geen interpunctie en de verslengte is afgemeten gelijklopend.
In ‘Zeeruïnes’, het tweede deel van de bundel, wordt duidelijk verwezen naar het motto van Paul Snoek vooraan in de bundel. Het motto is ‘ik ben een ruïne van de zee / omringd door alle namen van het water / waar elke droom een eiland wordt’ (uit Archipel).
Veel dromen in ‘Zeeruïnes’ zijn nachtmerries, onder andere door een urgente klimaatverandering. Neologismen rollen aan in ‘Akkoord voor de Noodzee 2030’ (je leest het goed: Noodzee): er zijn ‘uit-buitelingen van dolfijnen’, ze ‘zwemmelen’ en ‘zwemmeren’. Titels verduidelijken de problematiek: ‘Laat de zee de zee’, ‘Een bultrug strandt aan lager wal’, er zijn ‘Soundscapes’, opgenomen in taal. Er zijn uitzichten op zee, taalrijke marines, ‘De maan rolt over de golven’, ‘Je moeder meandert in de vallei’, ‘We jubelen het schuim op onze mond’. Kortom, de ‘Schrijver op drift’ is aan het woord.
Bij wijze van statement staat op de achterflap van de bundel nog eens het volledige gedicht ‘Akkoord voor de Noodzee 2030’, het gedicht eindigt met ‘vraag het aan het water, vraag ‘t / vervaag het, waag het allemaal’, een knipoog naar Waagzin.
–
denk aan de oogst van zaweewieren
denk aan uit-buitelingen van dolfijnen
–
dolfijnen die overdrijven, zwemmelen
zwemmeren kwalllen overdrijven niet
–
ze overdrijven niet, ze zwolgen je op
pas maar op, ze zwellen, zwabberen
–
pas verdomd goed op met je schep
met je schipperende schepschepen
–
met je schopje en je rubberlaarzen
trap je op schelpen, op gevaarlijke
–
messchelpen, want wat houdt dit in
al die con-tain-ers vol, wat eigenlijk
–
watten, piepschuimblokken in peep-
showwowows, lingerie in kartonnen
–
dozen en hakschoenen: plasticfolie
in bekakte kleuren, we zijn akkoord
–
om met je te lunchen, je te lynchen
je gezamenlijk te vermoorden, zee
–
met je vissige vissen in die wijde
weide, je meent, je meent het, je
–
meent het toch niet, de kinderen
spelen, beminnen, aanbidden je
–
opgedroogd zout, wie blijft er aan
boord terwijl de hele vloot vergaat
–
vraag het aan het water, vraag ‘t
vervaag het, waag het allemaal
(Met ‘Akkoord voor de Noodzee 2030’ won Geert Viaene ‘Zo spreekt de zee’, een schrijfactie die ontstond uit een gezamenlijke oproep van De Groene Amsterdammer, Ambassade van de Noordzee en Taal voor de toekomst.)
Het maatschappijbeeld dat in Waagzin wordt beschreven, is niet altijd positief en soms zelfs pijnlijk, maar het is wellicht een poëtische oproep naar ons, de burger, de lezer, iedereen. In deze bundel is een talentvol dichter aan het woord die de zee, het vallen en de tederheid een meesterlijke stem geeft.
____
Geert Viaene (2022). Waagzin. Uitgeverij P, 64 blz. ISBN 9789493138834