Puntig uitgelicht
door Ivan Sacharov
–
–
Inge Boulonois schreef Puntig licht, een bundel met lichtvoetige gedichten, die worden afgewisseld met illustraties. De bundel is prachtig uitgevoerd (daar zal het niet aan liggen), met plaatjes van bekende schilderijen en zelf gemaakte foto’s waaraan (in ballonnetjes, zoals bij strips) teksten zijn toegevoegd. Ik laat het plaatje hier niet zien, maar men stelle zich voor: een foto van een vrouw die goed ingepakt in een boerka de volgende tekst uitspreekt:
dan voel ik mij het meest op mijn gemak.
Mijn lijf is oud, mijn vel een hobbezak
maar zó heb ik nog ietsje van een schone.
En dan als kers op de taart dit gedicht de titel ‘Sluierhoff’ geven. De dichteres moet zich prima hebben vermaakt bij het schrijven van deze toch wel enigszins puberaal aandoende versjes. En ik moet bekennen: ik heb soms óók gelachen. Maar dan moet het niet zó gaan:
–
Een wiebelstoel zou goed zijn voor je lijf
dus heb ik die besteld en fluks gekregen.
Dit pen ik neer terwijl ik blijf bewegen.
Dat zo’n ding nuttig is, staat buiten kijf.
–
Ik heb reeds nu een zonneklaar gevoel:
niets zit zo lekker als mijn oude stoel!
Uiteraard blijft men bewegen terwijl men schrijft. Oude of nieuwe stoel: om het even (hoewel dit gedicht bijna lijkt te suggereren dat men schrijft om te blijven bewegen, en dat een wiebelstoel ook voor schrijven onontbeerlijk is). Wát men schrijft is een heel andere zaak. Los van stoplappen als ‘fluks gekregen’ en lelijke woordcombinaties als ‘reeds nu’: wat staat hier eigenlijk? Niet meer dan dat bewegen nuttig is, blijkbaar, en niets zo fijn als stilzitten. Blijf dan maar stilzitten, zou ik zeggen, dat scheelt papier…
Veel beter is Dorado (grink):
en vredig, of er nimmer was gestreden.
Zacht klonk een prachtig Bachkoraal
toen ik een trap opliep met witte treden.
De sfeer was wonderlijk en theatraal.
Ik vroeg me af: ben ik hier met een reden?
Ik voelde warmte van een zonnestraal,
werd daardoor wakker. Op mijn bank in Ede.
Waarom werkt dit wel? Ik denk omdat er iets klassieks in zit. En nu bedoel ik niet dat Bachkoraal, waarvan even sprake is in de derde regel. Dit gedicht is eigenlijk een variatie op een klassieke grap, die iedereen kent, of, ernstiger gezegd, op het spreekwoord: ‘hoogmoed komt voor de val’. Men hoeft alleen maar te denken aan een (liefst over het paard getild) personage dat uitglijdt over een bananenschil. En ja: om goed te kunnen vallen moet men eerst natuurlijk stijgen. Na de plechtige inleiding van ‘een landstreek, ideaal en vredig, of er nimmer was gestreden’, is daar niet voor niets die trap met de witte treden, die de ik-persoon, onder het klinken van ‘een prachtig Bachkoraal’, oploopt. Alles over (voor) de top, natuurlijk. Het theatrale sfeertje wordt goed voorbereid, en bereidt op zijn beurt een leuke val voor. Het sterkst is misschien nog de regel: ‘Ik vroeg me af: ben ik hier met een reden?’. Natuurlijk… als je met een zelfingenomen narcistische blik naar de wereld kijkt moet er een gegronde reden zijn voor je bestaan. De vervulling van het eigen geluk is uiteraard verdiend. En zo meent de ik-persoon zijn plaats in het voetlicht (de zonnestraal) te kunnen innemen. Een plaats die hij als de vervulling van zijn lot ziet. Het publiek (de lezer) voelt het al aankomen: die vervulling zal geen verheffing, maar een val zijn (in dit geval redelijk zacht gelukkig, op die bank).
Opvallend aan dit gedicht is ook nog de vorm. ‘De grink’ is blijkbaar een door Drs. P. bedachte versvorm, die zowel slinkrijm als groeirijm bevat. Daar voldoet dit gedicht prima aan. Verder zijn de regels – op één regel na – allemaal keurig even lang (de mannelijk eindigende hebben 10 lettergrepen, de vrouwelijk eindigende 11). Dat de vorm in dit geval niet een leeg harnas is, zoals bij ‘Bewegen is nuttig’, maakt het voor mij een interessant light verse.
En zo kom ik toch bij het punt waar mijn kritiek zit op deze bundel. (Te)veel gedichten moeten het m.i. erg hebben van de vorm (sommige zelfs uitsluitend). Natuurlijk, het is hartstikke leuk als je in staat bent een heel gedicht uit woorden te laten bestaan die allemaal met een d beginnen. Maar dat geeft geen garantie op poëzie, of zelfs maar op goed light verse. Er moet naar mijn idee toch iets van een inhoud zijn die hout snijdt. De proef op de som nemen is simpel: kijken wat er overblijft wanneer men alle ‘knappe constructieve trucs’ en rijm en ritme wegdenkt. Wanneer er dan ‘nog steeds iets staat’ dat een kern, of kwinkslag bevat, kan het berijmd en ritmisch gemaakt ook werken. Eigenlijk zou het dan natuurlijk nog beter moeten werken. Vorm krijgt dan immers de ondersteunende functie die vorm altijd zou moeten hebben. Men hoeft alleen maar aan een glas water te denken… En misschien is er voor een ander in deze bundel meer te drinken over. Ik sluit af met een plaatje uit de bundel waarin althans water genoeg zit:
(klik op de afbeelding om deze te vergroten)
____
Inge Boulonois (2022). Puntig licht. Eigen beheer, 128 blz. € 23,50. ISBN 9789403612492