Nieuwe Light Verse Kampioen
door Inge Boulonois
Voor de zesde keer vond eind oktober in Eetcafé Groothuis te Emmen de finale van het Nederlands Kampioenschap Light Verse-dichten plaats, een jaarlijks evenement waarvan de recent overleden dichter Gezienus Omvlee de drijvende kracht was. De organisatie is in handen van de Stichting Taalpodium Emmen. Voor het eerst werd ook een publieksprijs uitgereikt. Deze ging naar Nando Leydes, een veelbelovend nieuw lightversetalent.
Peter van der Vlis (1966), ook genomineerd voor het vijfde NK Light Verse, werd door de professionele jury unaniem als winnaar van 2022 aangewezen. Zij prees zijn vlekkeloze presentatie, de perfecte timing en het beknopte, spitsvondige en effectieve taalgebruik.
Op de site van Taalpodium STEM las ik dat je jurist bent, van schaken, wijn en light verse houdt en in je studietijd al versjes maakte. Zijn die indertijd wellicht in een studentenblad opgenomen? Zou je hier iets uit die tijd willen plaatsen?
Van jongs af aan had ik interesse in cabaret. Met wat meer talent en lef was ik misschien wel cabaretier geworden. Tijdens mijn middelbareschooltijd schreef ik geregeld liedjesteksten, onder andere voor de 6e klas musical in mijn eindexamenjaar. Tijdens mijn rechtenstudie ben ik begonnen met versjes. Twee jaar lang verschenen die in het maandblad ‘Vox Studiosorum’ van het Utrechtsch Studenten Corps, waarvan ik indertijd lid was.
Een visser ving een zeemeermin
En wierp haar dood de zee weer in
‘Ach’, sprak de meerminvinder
‘Alweer een zeemeerminder’
In 2020 debuteerde je met Gnoeglijk en gazellig (Uitgeverij U2pi), geïllustreerd met zwart-witte tekeningen van Marion Vrijburg. Een qua versvormen en onderwerpen gevarieerde bundel. Wat zette je ertoe aan om je werk uit te brengen?
Een boek schrijven staat bij veel mensen op hun ‘bucket list’, ook bij mij. Een vriend presenteerde in 2018 een in eigen beheer uitgegeven roman. Toen dacht ik: dat wil ik ook. Later dat jaar kreeg ik van mijn moeder de heruitgegeven gedichten van Lévi Weemoedt Pessimisme kun je leren. Die bundel had door de aandacht van Özcan Akyol in ‘De Wereld draait door’ een oplage van (meen ik) 150.000 exemplaren. Veel gedichtjes erin zijn geestig, maar niet van hoog ‘light verse’ niveau. Ik dacht: dat kan ik ook. Toen besloot ik om de draad van het dichten weer op te pakken. Mijn versjes lagen al meer dan 25 jaar in een map. Die heb ik deels herschreven. Ook heb ik wekelijks nieuwe gemaakt. Met hulp van een kennis met contacten in de uitgeverswereld, heb ik vervolgens een selectie van de beste gedichten voorgelegd aan een literair agent. Die vond ze leuk, maar legde uit dat er voor dit genre onder uitgevers weinig interesse bestaat.
Daarom ging ik in het voorjaar van 2020, midden in de eerste Corona lockdown, op zoek naar een uitgever die dit op de markt wilde brengen, door mijzelf gefinancierd. Ik kwam uit bij U2pi in Den Haag. Via de website www.schrijverzoektillustrator.nl heb ik Marion Vrijburg gevonden, die een aantal treffende illustraties heeft gemaakt. Gnoeglijk en gazellig is met name in mijn familie- en vriendenkring verspreid. Het heeft verder geen publiciteit gekregen, maar ik ben blij dat ik het heb gedaan. Bovendien is het de entree geworden voor Het Vrije Vers, wat op zijn beurt weer naar Emmen heeft geleid.
Je hebt een korte en bondige stijl, schrijft vaak over dieren, houdt ervan de actualiteit en banaliteit van het leven te ironiseren. Liefhebber ben je van de woordspelige puntigheid van Kees Stip en het double dutch van John O’Mill. Zijn er naast dit illustere tweetal andere dichters die je inspireren?
Met de boekjes van John O’Mill en Kees Stip ben ik opgegroeid, ik las ze al als kind. Spelen met taal vind ik fascinerend. Opperlandse taal- & Letterkunde van Battus heb ik als tiener van voor naar achter gelezen. Kees van Kooten is geen dichter, maar heeft prachtige woordvondsten. Tot mijn verhuizing binnen Amsterdam vorig jaar woonde hij om de hoek. Ik heb mijn bundel bij hem in de bus gestopt en een aardige reactie ontvangen.
Drs. P. mag natuurlijk niet onvermeld blijven, de onovertroffen meester. Neem zijn liedje bonenpikster, dat mondt uit in een waar taalfestijn. En onberispelijk op de hem kenmerkende wijze gezongen. Een taalkunstenaar van mijn eigen generatie is Kees Torn. Diens nummer Het laatste woord vind ik ongelofelijk origineel en knap. Heel jammer dat hij zich uit het metier heeft teruggetrokken.
Gnoeglijk en gazellig bevat een stuk of tien dierenversjes met gepaard rijm, trijntje fops genoemd naar een pseudoniem van de befaamde Kees Stip. Het is een versvorm met gepaard rijm. Zoals het amusante De gazelle en de gnoe, waaraan de bundeltitel is ontleend.
Het vrijgazellenleven moe
Sprak een gazelle tot een gnoe
‘Huw met mij, want dat wordt stellig
Zeer gnoeglijk en gazellig’
Ook dit versje dateert al uit mijn studietijd en is gepubliceerd in eerdergenoemde ‘Vox Studiosorum’. De eerste zin was destijds minder sterk: ‘Overweeg mijn aanzoek, toe’. Dit versje vind ik persoonlijk mijn mooiste woordvondst, zeker met dat vrijgazellenleven erbij. Zelf ben ik lang vrijgazel geweest. Inmiddels ben ik al bijna 22 jaar getrouwd en heb ik vier geweldige kinderen. Die overigens maar matig geïnteresseerd zijn in mijn rijmelarij.
Een heerlijke limerick uit je debuut vormt De telefoniste.
Een telefoniste uit Londen
Behandelde soms ook gewonden
Maar kon geen van beide
Hetgeen ertoe leidde
Dat erg veel verkeerd werd verbonden
In het jaar dat je debuteerde, meldde jij je aan bij Het vrije vers. Wat vormde de aanleiding om je aan te sluiten bij dit platform van lichtvoetige, gebonden poëzie?
Een vriendin van mijn moeder, zelf werkzaam in de literaire wereld, vond Gnoeglijk en Gazellig leuk, maar zij merkte op dat in veel versjes het metrum niet helemaal klopte. Zij bracht mij in contact met Pieter Nieuwint. Met hem heb ik een keer koffie gedronken. Sommige vondsten vond hij best aardig, maar hij had op vrijwel alle versjes technisch iets aan te merken. Dat was wel even slikken. Maar hij heeft mij op het spoor gezet van Het Vrije Vers, daarvoor ben ik hem dankbaar. Achteraf gezien had ik graag voor de publicatie een meer deskundige meelezer gehad. Inmiddels heeft de interactie met andere dichters op Het Vrije Vers, die vaak erg kritisch zijn, de kwaliteit van mijn verzen een stuk verbeterd. Hoewel ik het niet met alle kritiek eens ben. Neem het volgende gedicht:
Vlo Karel sprak tot vlo Marie
‘Wist jij dat Madame Bovary
Indertijd geschreven werd
Door onze Franse vriend vlo Bert?’
Pieter Nieuwint vond regel 1 en 2 ‘rijk rijm’, en stelde ‘vlo Sofie’ voor. Mijns inziens maakt dat het gedicht veel minder sterk.
Regelmatig prijken daar verzen van je op de voorpagina, zoals het humoristische Pannenkoekmix.
Hoe gaat het zo langzamerhand met het virus?
Na twee jaar paniek hoor je nu vrijwel niks
Corona is weer voor de meesten een bier dus
En Koopmans gewoon een soort pannenkoekmix
Je schaakt. Cees Buddingh’ deed dat ook en naar men zegt niet onverdienstelijk. Godfried Bomans werd een schakende schrijver genoemd. Dit bordspel heeft best het een en ander gemeen met het ‘dichtspel’. De strikte regels, een opening, een afloop. Wat zijn volgens jou de overeenkomsten?
Schaken boeit mij enorm. Helaas ben ik niet zo’n verdienstelijk schaker als ik zou willen. Ik lijk mijn plafond te hebben bereikt, mijn elorating schommelt tussen 1600 en 1700. Als clubschaker behoor je dan tot de middelmaat.
Als overeenkomst met het dichten zie ik het element van de vaste structuur met een oneindige hoeveelheid variaties. Met creatief denken als een bepalende factor voor de uitkomst.
Wat zijn je plannen als dichter voor het komend jaar? Heeft de prijs je misschien tot nieuwe doelen aangezet?
Zeker, die prijs geeft de nodig inspiratie. Dit vraagt om een vervolg, ik weet alleen nog niet hoe en wat. Een grote wens is om op een forum met een breed lezerspubliek, in gedrukte vorm of online, de gelegenheid te krijgen geregeld een versje over de actualiteit te publiceren.
Sowieso ga ik frequenter van mij laten horen op Het Vrije Vers. En misschien breng ik een geheel herziene 2e druk van Gnoeglijk en Gazellig uit, met verbeterde en nieuwe verzen.
Heb je mogelijk een nieuw, nog ongepubliceerd vers op de plank liggen dat als uitsmijter van dit interview kan dienen?
Er woont een rijke scheepsmagnaat
Bij mij iets verder in de straat
Omdat hij domme blondjes date
Benoem ik hem tot schaapsmagneet
–