door Rogier de Jong
–
Wat verwacht ik van kunst? Dat ze mooi en creatief is en me de adem beneemt. Ik zou ook kunnen zeggen: dat ze mij probeert te verleiden. Aan lelijke kunst waarmee de kunstenaar vooral zichzelf lijkt te bevredigen heb ik eigenlijk geen boodschap.
Marcel Duchamp met zijn pisbakken en fietswielen, Joseph Beuys met zijn ‘eeuwige’ sleeën en vetbollen, Christo die grote bouwwerken inpakte… conceptuele kunst heeft met haar voorliefde voor readymades een onuitwisbaar stempel gedrukt op het modernisme. Conceptuele kunstenaars willen iets uitdrukken: vooruitgang, trauma, het abstraheren van architectuur – kortom een idee. De uitvoering is (lijkt) daaraan ondergeschikt en ‘mooi’ komt in het conceptuele woordenboek zelden voor. ‘Imitation of life’ lijkt het motto.
Hoe zit dat in de dichtkunst? Heeft de poëzie ook haar eigen Duchamps en Christo’s?
De grote pionier in ons taalgebied is natuurlijk Paul van Ostaijen met zijn typografische ballet dat de rijmwereld op zijn kop zette. Maar ook de traditioneel ogende verzen van Martinus Nijhoff zijn modernistisch in hun afstand tussen subject en object. De werkelijkheid krijgt een steeds grotere rol: ‘kunst is als het leven zelf’, aldus Joseph Beuys. Dat wil echter niet zeggen dat conceptuele poëzie vormeloos is: het gedicht moet het concept natuurlijk wel uitdragen, al blijkt interpretatie weerbarstig. Zo kun je – even terug naar de beeldende kunst – de roestige hijskranen en treinwagons bij de Verbeke Foundation in Kemzeke (B.) als een kerkhof beschouwen, maar ook als een statement over vergane glorie en de vergankelijkheid van de menselijke hybris.
Hadden de literaire modernisten in het Interbellum hun eigen platform met het tijdschrift Podium, in het huidige landschap lijken stromingen minder pregnant, zoals de recente peiling in de Poëziekrant en Awater laat zien. De Revisor, de erfgenaam van Podium, plaatst uiteenlopende soorten gedichten. En dat geldt ook voor de andere grote tijdschriften. Ook de grote uitgeverijen hebben niet echt meer een handtekening. Dat heeft niet alleen met verkoopcijfers te maken, vermoed ik, maar ook met postmodernisme: de ontzuiling van de literatuur en de nadruk op zelfexpressie en individualisme. Het literaire landschap is versnipperd geraakt.
De snippers die zich niet in de mainstream thuis voelen, of die daarbuiten vallen, kunnen tegenwoordig terecht bij speciale poëzieplatforms, Facebook- en Instagram-pagina’s en kleine uitgeverijen die elk een eigen nichemarkt bedienen. Zo ontfermt Uitgeverij crU zich over een vorm van conceptuele poëzie die door dichter en uitgever Nanne Nauta ‘axiomatisch’ wordt genoemd en die verwant is met flarf1 en met visuele en asemische2 poëzie. Je zou er gemakzuchtig het label ‘experimenteel’ op kunnen plakken.
Een axioma is een uit de natuurwetenschappen afkomstig begrip: het staat voor een onbewezen stelling waarop theoretisch kan worden voortgeborduurd. Insiders kennen waarschijnlijk de schrijversgroep Oulipo, bestaande uit wiskundigen en schrijvers (vaak beide tegelijk). Zij probeerden nieuwe vormen uit voor poëzie en proza op basis van wiskundige ideeën. En misschien kennen zij ook Jacques Roubaud met zijn bundel Ꜫ, gebaseerd op een beroemde GO-wedstrijd. Of de roman La vie, mode d’emploi van Georges Perec. Of van recenter datum The Xenotext: Book 1 van de Canadees Christian Bök. Nauta zelf schreef de bundel Sudaiku’s (uitgeverij De Contrabas), volledig axiomatisch:
De voor het modernisme vereiste werkelijkheid lijkt hiermee ver te zoeken, maar dat is schijn: wie aan de hand van een readymade – een bestaand ‘ding’ – een onbewezen stelling uitwerkt, kan zomaar tegen een nieuwe realiteit aanlopen. Amerika is ook al varend ontdekt.
En hoe zit het met de vorm? Speelt die nog een rol in de axiomatische poëzie of regeert daar de willekeur? Nanne Nauta deelt desgevraagd mee: ‘Parlando en hermetiek associeer ik niet met axiomatische poëzie. Vorm en vent dan weer wel. De vorm is sterk aanwezig en idealiter drijft de vorm ook de vent voort. En speelsheid, homo ludens’.
Die speelsheid kenmerkt ook de bundel ma1/4ox, ‘ne ruimtezang (Uitgeverij crU, 2020) van de Terneuzense dichter Peter Knipmeijer. De ondertitel zou kunnen luiden: ‘Een buitenaards wezen crasht in de Zeeuwse polder en overleeft met en door poëzie’:
jounes zeg da er ‘ne uur is
på die grensvlies between dag ó nacht
ó da juist da die meeste gebeurt: blauw
is dadie tijd ó strange dadie licht
die stroom o´er jounes steden. somewhere
i halfduister komt verborgen leven na buiten
as ‘ne weduwe på ‘ne oud matras
‘ne man die schrijft met houtvingers
‘ne halfblinde die skerptediepte zoekt
•••
i jounes herfst maken die bomen si winterklaar
as aanvulling
på die spookgedrochten i jounes sky
snoeiharde sprookjes,
kil ó toonaangevende wegwijzers
i die totaalplaatje von jounes kant von hierdie kloof
da na worden kransen gelegd:
kleinroodgekleurde guirlandes as
bliepbloepbliep gedrupte kinders
på vruchtbaar land
slapend,
fantastisk as nachtkaarsen
Een bedachte taal als axioma en dat vervolgens een hele bundel stug volhouden – je moet er maar opkomen en zin in hebben. Knipmeijer beleefde er plezier aan, zo te zien, en hoewel het Afrikaans als inspiratietaal niet ver weg lijkt, is het experiment te kenschetsen als oorspronkelijk en het uitwerken ervan als een grensverleggende kunstzinnige daad.
Wat moeten we met conceptuele/axiomatische/experimentele poëzie die als voornaamste kenmerk heeft dat ze niet de zinnen maar het denkproces prikkelt? Ik zou zeggen: er kennis van nemen. En de originaliteit waarderen. Parlando en hermetische poëzie zijn er genoeg: menige boekenkast staat vol dunne boekjes van vijftig pagina’s met keurig gestrofeerde verzen. Conceptuele poëzie laat niet alleen onze ogen dansen, zoals bij Van Ostayen, maar ook onze intellectuele spierballen rollen. Daar mag je best wat van vinden, maar dan moet je je wel eerst over je conservatisme heen zetten en je laten verrassen. Wie weet ontmoet je dan de homo ludens. En het leven zelf.
*
1flarf: gedicht waarin zoekresultaten van internet zijn verwerkt
2asemische poëzie: poëzie met een open semantische inhoud, oftewel voor meerdere uitleg en betekenis vatbaar
Foto’s:
© Verbeke Foundation
© Just For Fun