‘Stilte is een uitvinding’
door Onno-Sven Tromp
–
–
In zijn bundel Dovenrepubliek vertelt de Joods-Oekraïense dichter Ilya Kaminsky een verhaal dat zich afspeelt in tijden van oorlog, in de fictieve stad Vasenka. De bundel bevat zestig gedichten, eigenlijk korte verhalen in dichtvorm. Op de linkerpagina kun je telkens het Engelstalige origineel lezen en op de rechterpagina de vertaling door Alfred Schaffer, winnaar van de P.C. Hooftprijs 2021. Die zestig poëtische schetsen vertellen samen het verhaal over het pasgetrouwde stel poppenkastspelers Sonya en Alfonso en over Mamma Galya, eigenares van een poppentheater. Alle drie proberen ze te overleven in een stad die is bezet door een leger dat daar op brute wijze huishoudt.
Even wat feiten op een rijtje. Kaminsky werd in 1977 geboren in Odessa, aan de Zwarte Zee in Oekraïne, toen nog deel van de Sovjet-Unie. Als vierjarige werd hij slechthorend door een verwaarloosde bof. Hij groeide op in Odessa en schreef daar zijn eerste gedichten, tot het gezin vanwege antisemitisme in 1993 emigreerde naar Amerika. In 1994 schreef hij zijn eerste gedichten in het Engels en in 2002 debuteerde hij als dichter met de bundel Musica Humana. Tegenwoordig is hij behalve dichter ook vertaler, universitair docent en medewerker van mensenrechtenorganisaties.
In Dovenrepubliek heeft Kaminsky zijn slechthorendheid op verschillende manieren een rol gegeven. Het belangrijkst is misschien wel de doofheid als metafoor: bij wijze van verzet weigeren de inwoners van Vasenka nog langer te luisteren naar de vijandige soldaten. Dit verzet ontstaat nadat in een van de eerste gedichten Sonya’s dove neefje Petya wordt doodgeschoten. Verder zijn sommige gedichten geïllustreerd met afbeeldingen van gebaren uit een fictieve gebarentaal, wellicht de taal die de poppenspelers met hun vaardige handen lijken te gebruiken om onderling te communiceren.
Het is verleidelijk om de bundel te lezen als een commentaar op de huidige oorlog in Oekraïne. Als je de gedichten van Kaminsky leest, is het bijna onmogelijk om daarbij niet de recente beelden te zien die we kennen uit de kranten en van tv. Alleen viel Rusland pas in 2022 Oekraïne binnen, terwijl Kaminsky zijn bundel al in 2019 publiceerde. Zijn gedichten zullen eerder gebaseerd zijn op de oorlog in Donbas, dacht ik zelf, de strijd tussen het Oekraïense leger en door Rusland gesteunde separatisten. Die oorlog woedde daar sinds 2014, sinds de Russische bezetting van de Krim, een oorlog die we in Nederland vooral kennen door het neerschieten van de MH17.
Maar uit het dankwoord is op te maken dat Kaminsky een deel van de gedichten vele jaren eerder publiceerde, in allerlei bloemlezingen. Hoewel er in de jaren vóór 2014 geen oorlog in Oekraïne was, moet Kaminsky de dreiging daarvan al vroeg hebben aangevoeld. Misschien door andere oorlogen in de regio, zoals die in Abchazië en Tsjetsjenië. Enig voorspellend vermogen kunnen we Kaminsky niet ontzeggen.
–
En toen ze de huizen van andere mensen bombardeerden, kwamen we
–
in opstand
maar niet genoeg, we protesteerden maar niet
–
genoeg. Ik lag
in mijn bed, rond mijn bed stortte Amerika
–
ineen: onzichtbaar huis na onzichtbaar huis na onzichtbaar huis –
–
Ik zette een stoel buiten en keek naar de zon.
–
In de zesde maand
van een rampzalig bewind in het huis van geld
–
in de straat van geld in de stad van geld in het land van geld,
ons geweldige land van geld, waren we (vergeef ons)
–
gelukkig tijdens de oorlog.
Het Engelstalige origineel van het openingsgedicht ‘We waren gelukkig tijdens de oorlog’ ging meteen na de Russische inval in februari 2022 als een lopend vuurtje rond op sociale media. Het gedicht lijkt geschreven voor de situatie van nu, maar was al in 2011 te lezen in een Nederlandse vertaling van de hand van Peter Boreas, in een bundel van de kleine uitgeverij Azul Press, die ook de titel Dovenrepubliek had. En Menno Wigman maakte in 2013 een eigen vertaling van het gedicht, toen Kaminsky te gast was bij Poetry International.
De vertalingen van Schaffer lezen even vloeiend als de originelen. De gedichten in Dovenrepubliek bestaan vooral uit korte, proza-achtige zinnen; blijkbaar stond voor Kaminsky het rauwe verhaal dat hij wilde vertellen voorop. Maar gelukkig laat Kaminsky vaak genoeg de dichter in zichzelf toe, wat regels oplevert als ‘(…) het / duurt maar een paar minuten et cetera om een man te worden.’ (p. 23). En ‘In de oren van de stad valt sneeuw.’ (p. 25). Of ‘en daar heeft de wind al een fiets tussen de benen -’ (p. 107). Doordat de gedichten samen een verhaal vormen, heb je de neiging ze vlot achter elkaar te lezen en in de volgorde waarin ze in de bundel staan. Zo krijg je als lezer een indringend, caleidoscopisch beeld van de oorlog in Vasenka. Maar het snelle doorlezen draagt het gevaar in zich dat je bij alle gruwelijkheden denkt: o, er wordt iemand opgepakt; o, er wordt iemand vermoord; o, er wordt iemand gefusilleerd; o, er wordt iemand opgehangen.
Opvallend is het tweeregelige gedicht ‘Vraag’ dat in drie varianten in de bundel voorkomt. De eerste keer op pagina 53 als ‘Wat is een kind? / Een geluidloosheid tussen twee bombardementen.’ Op pagina 91 en 131 is ‘kind’ vervangen door respectievelijk ‘man’ en ‘vrouw’. De laatste regel van deze gedichten klinkt telkens als een soort anti-echo van het bekende einde van het gedicht ‘Zondag’ van J.C. Bloem: ‘(…) het is even / Tussen twee stilten luid geweest.’
Ook het laatste gedicht is opmerkelijk. ‘In een tijd van vrede’ staat los van de rest en speelt zich niet af in het denkbeeldige Vasenka maar ‘gewoon’ in Amerika. In dit gedicht, over een uit de hand gelopen arrestatie door de politie, laat Kaminsky zien dat het in Amerika soms ook oorlog is. Ik citeer de vijfde tot en met de negende strofe en de laatste. Het gedicht verwijst terug naar het doodschieten van de dove Petya helemaal aan het begin, en in de laatste regel verwijst het terug naar het hierboven geciteerde openingsgedicht.
–
(…)
–
In dit land van ons ligt een door de politie neergeschoten jongen op de stoep,
urenlang.
–
We zien in zijn open mond
de naaktheid
van de hele natie.
–
We kijken. Kijken
hoe anderen kijken.
–
Het lichaam van een jongen ligt precies op de stoep als het lichaam van een jongen –
–
Het is een vreedzaam land.
–
(…)
–
Ik hoor geen geweerschoten,
maar zie vogels over de achtertuinen van de buitenwijken spatten. Hoe
———–helder is de hemel
terwijl de avenue om zijn as draait.
Hoe helder is de hemel (vergeef mij) hoe helder.
In Dovenrepubliek schreef Kaminsky een indringend verslag van een oorlog die nog moest komen. Waarschijnlijk kon hij in zijn hoofd het oorlogsgeweld al horen naderen. Vandaar misschien de laatste aantekening aan het einde van de bundel, die zich laat lezen als een motto: ‘Dove mensen geloven niet in stilte. Stilte is een uitvinding van hen die horen.’
___
Ilya Kaminsky (2023). Dovenrepubliek. Uitgeverij Podium, 160 blz. € 22,99. ISBN 9789463811781