‘Ik zit, ik loop, ik lig, ik rijd te dichten’
door Inge Boulonois
–
–
Introductie van Wim Meyles, tweevoudig Nederlands lightversekampioen, hoeft niet meer. Inclusief de nieuwste zijn er van hem sinds 1980 29 uitgaven verschenen. Kortjakje is een kloek, 200 pagina’s tellend werk, uitgebracht door de Friese uitgeverij Elikser.
De titel van de bundel doet natuurlijk meteen denken aan het oude, gelijknamige volksliedje. Er bestaan aardig wat regionale en tijdgebonden versies van, waarin zowel de tekst als de wijs varieert. Mozart componeerde er zelfs twaalf melodieën voor. Moeten we ‘Kortjakje’ als verwijzing zien naar de oude klucht, de jenever zuipende vrouw? Of naar de bekende vrome, vaak zieke ziel die met haar bijbel vol zilveren sierbeslag zondags ter kerke gaat? Of heeft ze iets van beide vrouwen? De kleurige figuur met korte blazer en dito broek op de cover heeft haar handen fier in de zij.
Desgevraagd antwoordde Wim Meyles dat hij de titel niet bedoelde als symbolische verwijzing. Hij koos ‘Kortjakje’ vanwege de ludieke woordklank én het feit dat het woord drie lettergrepen telt van resp. 4, 3 en 2 letters, wat correspondeert met een formele eigenschap van de – door Meyles zelf bedachte – versvorm: drie strofen van 4, 3 en 2 regels. Het metrum is de tetrametrische jambe, het rijmschema aaaa bbb cc. Door de krimpende strofe-indeling samen met het slagrijm leent het kortjakje zich bij uitstek voor een pittige punchline. De vorige bundel Driemaal daags een vers bevatte trouwens al enkele kortjakjes; hij bedacht die vorm in 2021.
De bundel is naar versmaat en -vorm ingedeeld. Hoofdstukken herbergen gedichten in vijf verschillende metra (uiteraard niet in de spondee) en zijn gescheiden door ‘filosoviertjes’ (kwatrijnen met enige diepgang), ook een eerder geïntroduceerde inventie van deze bevlogen dichter. Het filosoviertje ‘Relaxfauteuil’ heeft een heerlijk verrassende pointe:
rechtop of languit heb je zelf in de hand.
Het geeft me een rijk, comfortabel gevoel,
wat is het een vondst, die elektrische stoel.
Hij trakteert ons ook weer op allerlei ‘diverzen’, gebonden poëzie die niet in een officiële vorm past. De variëteit aan bestaande versvormen in Kortjakje imponeert, om maar enkele te noemen: refreindicht, kwintijnenkwintet, Chandlersonnet, copla, spicht, hergebruikgedicht en tripel. Voor de minder in deze materie ingewijde lezer heeft hij er een beknopte, formele beschrijving bijgevoegd. Wie meer wil weten, verwijs ik graag naar zijn minicursus op Het vrije vers.
Zoals we van Meyles gewend zijn, schrijft hij over allerhande onderwerpen. Het perspectief is psychologisch, filosofisch, satirisch of absurd, maar bovenal humoristisch. Hij waagt zich ook aan de door Drs. P bedachte lobbertang, een ingenieuze vorm met anagrammen zoals boerentrots/borstentoer in het vernuftige ‘Vrouw zocht boer’.
Nu blijkt hij meer handtastelijk dan stoer,
zodat ik regelmatig met hem bots.
Nooit zal hij sorry zeggen voor iets rots,
hij gaat gewoon weer op de borstentoer.
In het vinden van anagrammen als boerentrots/borstentoer is Meyles uiterst creatief. Zo kwam hij ook op trouvailles als dievenmores/verdoemenis, consternatie/seniorencontact, kloosterjam/motorklasje. De kunst is om vervolgens voor zulke woorden een inhoudelijk logische context te vinden.
Een kakelverse vorm is de ‘lobberfop’, een door Meyles verzonnen kruising tussen lobbertang en Kees Stip’s trijntje fop.
–
Een biggenboy uit Loppersum
kreeg pudding zonder rum en plum.
Hij knorde: ‘Ma, gooi weg dat spul,
ik wil desserts waarvan ik smul,
voor mijn part loop je naar de pomp.’
Tja, biggen zijn soms superlomp.
Opvallend in de gehele bundel zijn wederom de bewonderenswaardige woordspelingen en neologismen. Zo kom je een ‘frituurfiguur’ tegen, een negentigjarige ‘lookalijk’, een ‘beidehandje’ voor iemand die rechts- en linkshandig is, een reisje naar ‘Soa Paulo’. Slechts bij enkele gedichten vind ik de clou ietwat belegen, maar daar staat meer dan voldoende tegenover.
Sommige gedichten in Kortjakje werden eerder gepubliceerd op Het vrije vers of op gedichten.nl, alwaar hij deel uitmaakt van het septet van snelsonnettiers die trouw en enthousiast Driek van Wissens oude stek blijven vullen.
Meyles beheerst de versificatiekunst tot in de puntjes en dichtte zelfs in anapestische trimeter terwijl een zuivere anapest niet vaak voorkomt in Nederlandse poëzie.
–
Ik had niets met het zwakke geslacht,
voor dat wazige, vluchtige zweven
was geen plaats in mijn nuchtere leven.
Hedenochtend heb ik me bedacht.
–
Van mijn vrienden had niemand verwacht
dat ik toch vrouwgevoelig zou blijken,
dat ik anders naar dames zou kijken
met twee lenzen, min tien en min acht.
Met Kortjakje serveert Meyles ons opnieuw toegankelijke gedichten, gelardeerd met humoristische kwinkslagen en woordspelingen. De bundel is een absolute aanrader en zeer geschikt als vakantieliteratuur. Of het nu verre reizen, tuinieren, verjaardagscadeaus, schoonheid, ochtendgymnastiek of acteertalent betreft: deze dichter maakt er iets komisch van. De troubles die zo kenmerkend voor man-vrouw-relaties, ontbreken evenmin. Ook de tongstrelende geneugten des levens worden regelmatig voorgeschoteld en natuurlijk, wat in dit specifieke genre usance is, tapt hij royaal uit het bekende, geestrijke vaatje.
–
Men vroeg: ’wil je voorzitter zijn van de club,
van voetbalvereniging ‘Hup Helmond hup’?’
Mijn antwoord was: ‘Dank je, ik houd het bij wijn.
Er moeten tenslotte ook nazitters zijn.’
Met het m.i. geestigste kortjakje ‘Dagelijks brood’ sluit ik deze bespreking af. Het prijkt op de achterflap.
perfect geregeld door mijn vrouw
voor mij als werker in de bouw,
totdat ze smeergeld hebben wou.
–
Waarop ik haar vertwijfeld vroeg
met weer een rotdag voor de boeg:
‘Mijn dank is dat niet goed genoeg?’
–
Waarna ze toch nog klagen bleef,
zodat ik haar nu zwijggeld geef.
____
Wim Meyles (2023). Kortjakje. Uitgeverij Elikser, 200 blz. € 18,50. ISBN 97894 63655354