Getogen aan de kust. Kocht bij boekhandel Van der Meer zijn eerste dichtbundels, van Deelder en Faverey, uit de zwartwitreeks van De Bezige Bij. Friese vrienden lazen in de Drentse ochtendschemer bier drinkend Groenboek. Poëzie heeft geen functie, doel of nut – en al helemaal niet maatschappelijk.
Poëzie is een onvermijdelijkheid. Stond eerder in Meander.
–
–
foto Marry Dijkshoorn
–
–
Een vierluik onder de titel Ataraxia
–
In dit lege, door sloten omspannen land herbergen
verlaten bollenschuren destilleermachines waarmee
de essentie uit het hart van miljoenen krokussen en
tulpen wordt gewonnen. Opgelost in lauwwarm water
–
koestert dit destillaat het lichaam als de tedere kussen
van een zachte minnaar, als de fijne stof van het laken
waarin het zich hult nadat ze is opgestaan en zich in de
slaapkamer uitstrekt op haar fris geurende, koele bed.
–
De wanden gloeien in het late zomerlicht. Buiten tsjirpen
krekels, hazen dromen in hun leger, onder het stalgebint
zwaluwen, vissen zingen in melkwegweerspiegelende sloten,
bedwelmd door de geuren van tulpen en krokussen, door een
–
laatste zucht wind meegevoerd uit de aanpalende braak liggende
akker, en terwijl de hemel om haar heen draait glijdt de tijd uit haar
dromende handen, zoals een kind door vermoeidheid overmand
schelpen die hij vandaag vond op het strand uit zijn hand laat glijden.
–
Vroeg zonlicht valt ongehinderd op een ijle laag
vers uit de wolkenmachine gevallen poedersneeuw
waarin ik met het boek onder mijn snelbinders een
smal eerste spoor achterlaat, op weg naar de vervagende
–
grens van land en water, grijs, kleurloos schemergebied,
waar onder hergebruikte balken door ragfijn weefsel
omhuld haar winterslapend lichaam wacht op mijn
woorden, geurend naar sandelhout en het zout van
–
zand en zee. Het is niet ver, ongeveer tien kilometer
hemelsbreed over vlak terrein, maar demonen die mij
haar lichaam voorspiegelen als verslindend monster en
tegelijk onweerstaanbare verleidster van vergankelijk
–
vlees en bloed maken dat ik amper vorder en terwijl
in de Hout de sneeuw steeds harder valt stap ik voor
de allerlaatste keer af in het wankele licht van de zon
die ergens daarginds in de verre Noordzee ondergaat.
–
Iedere dag rijg ik een nieuwe kraal aan het snoer
van dagen, en elke dag weer krijgen de elementen
meer vat op de zachte steen welke is de huid van
haar droomgestalte op een warme zomerdag in het
–
mulle zand. Een kind trekt net buiten de kille greep
van de zee een modelschip met alle zeilen bij aan een
touw achter zich aan. Dat kind ben ik en het schip is
weer iets anders, net als de zeilen en het vergankelijke
–
kielzog dat het niet achterlaat tussen de baders en de
zee. Sluipmoordenaar, de zee is de tijd gelijk, golven
in de branding zijn als dagen, getijloos haar slapende
gestalte in het zand, weerloze prooi van de elementen.
–
Het touw breekt, het schip schuurt met de bodem over
het zand en komt tot stilstand aan de rand van het strand.
Haar bewegingen zijn willekeurig, woorden die ze lijkt te
spreken verbergen de sleutel tot haar verborgen toegang.
–
Echo van het opengeslagen bed in de verborgen
kamer van het vierkante huis dat we om haar heen
bouwden volgens de oude instructies met hout en
stenen die we zelf bakten in de gloeiende ticheloven
–
terwijl zij half in slaap blinddrukken in de tijd achterliet
als pluisjes dansend op de wind in het vroeg seizoen
waar de stilte heerst en de geuren van lapsang souchong
en patchouli doen vermoeden, maar niemand is thuis.
–
De voordeur kraakt in haar voegen, water en elektriciteit
afgesloten en waar alles stroomde liggen nu poelen met
staand water waarin muggen zich voortplanten die als
het weer zomer is de vreselijkste ziektes overbrengen.
–
De zwarte dood rijdt op zijn zwarte paard over zwarte wolken
zwart als de nacht en laat mij achter als een bleke schaduw in
de zwarte aarde waar de graankorrel op barsten staat en straks
de lentezon mijn koude, dode handen weer tot leven wekt.
–
–
een vertaling van Echo verschijnt in september in het Amerikaanse blad Alien Buddha