LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Bert Bevers – Bedekte termen

20 sep, 2023

Woorden om te bezweren

door Hettie Marzak




Bert Bevers (1954) is dichter en beeldend kunstenaar en houdt regelmatig een expositie van zijn foto’s. Hij publiceerde verschillende bundels, waaronder een bundel met haiku’s, en gaf het tijdschrift voor poëzie De Houten Gong uit. Hij is tevens lid van de raad van bestuur van de Vereniging van Vlaamse letterkundigen. In 1999 ontving hij de Sakkoprijs voor Kunsten en Letteren wegens zijn niet aflatende inzet voor de poëzie in het algemeen en het opbouwen, in ruim 25 jaar, van een geheel eigen poëtisch oeuvre. In 2003 werd hij genomineerd voor de Schrijversprijs der Brabantse Letteren en de Poëzieprijs Merendree (2007).

De nieuwste bundel van Bert Bevers, Bedekte termen, doet met 366 gedichten denken aan een calendarium of een almanak: een gedicht als een tekst ter overweging voor elke dag, de schrikkeldag meegerekend. Je kunt er dus een heel jaar mee toe als je elke dag één gedicht leest. Na een jaar ben je vergeten hoe het allereerste gedicht ook al weer ging, en dan begin je weer van voor af aan. Zo gaat de bundel een leven lang mee. Dat kan alleen maar als de inhoud ook wat te bieden heeft, liefst iets waarover je de hele dag kunt nadenken. Gelukkig is dat met deze gedichten het geval.
De gedichten zijn alfabetisch gerangschikt op titel, een titel die vaak gekozen is uit een versregel in het betreffende gedicht. Alle gedichten bestaan uit drie strofen van twee versregels, gecentreerd op de bladzijde geplaatst. Deze zelf opgelegde beperking van regels en strofen maakt de gedachtegang compact en dwingt de dichter tot een zorgvuldige keuze van woorden. Anderzijds levert het soms ook enkele gekunstelde resultaten op, wanneer de samengebalde woorden een geforceerde indruk maken, alsof ze er met de haren bij gesleept zijn. Maar in het sterke openingsgedicht valt daarvan niets te bespeuren:

Aanvang

Waaraan zou mijn moeder gedacht hebben
toen ze mij voor de eerste keer de borst had

gereikt? Waar ze aan begonnen was? Waar
ik aan begonnen was, beginnen ging? ‘Wordt

dit ook voor hem een herinnering?’ Ik wist
wel al dat vergeten nooit volledig lukken zal.

Opvallend is het procedé dat Bevers in veel van deze gedichten hanteert: er wordt in de eerste twee strofen toegewerkt naar iets als een pointe, een conclusie in de derde strofe. Daarmee wordt het gedicht een mooi afgerond geheel. Wat in dit geciteerde gedicht nog niet zo sterk opvalt, is de geheel eigenzinnige syntaxis die Bevers gebruikt. In de laatste versregel is wel duidelijk dat het ongebruikelijk is om ‘wel’ voor ‘al’ te zetten; omgekeerd zou gewoner zijn. Deze omkering van woordvolgorde, de inversie waarbij het onderwerp achteraan wordt gezet, vindt in veel van de gedichten plaats. Het maakt het lezen ervan niet gemakkelijk, er moet goed over nagedacht en uitgezocht worden wat er nou eigenlijk staat, zoals ‘Te wedden durf ik van niet’, uit het gedicht ‘Lammersneeuw’. Deze omkering dient om een bepaald effect te bereiken met klank en zinsmelodie. Niet alleen de omgekeerde woordvolgorde, maar ook het weglaten van lidwoorden, het gebruik van veel bijvoeglijke naamwoorden bepalen het metrum. En omdat Bevers, geboren in Bergen op Zoom, al geruime tijd in Antwerpen woont, zijn er ook typisch Vlaamse woorden in zijn poëzie geslopen, die meehelpen om de klank te bepalen.

De onderwerpen die Bevers kiest, zijn landschappen, kinderjaren, herinnering, natuur en verder alles dat op dat moment op zijn belangstelling kan rekenen of zijn aandacht heeft getrokken. Vaak geeft hij raad bij zijn observaties in de vorm van een gebiedende wijs, hoe te handelen, in oneliners die de moeite van het onthouden waard zijn: ‘Makkelijk praten is het in een huis vol doven’, ‘Als je sneeuw wilt sneeuwt het nog niet’, ‘Wat gebogen zijn betekent weten kringen goed.’ De gedichten van Bevers hebben iets raadselachtigs, iets magisch. Dat wordt nog versterkt doordat ze tijdloos lijken te zijn: slechts in twee gedichten is er sprake van de moderne tijd met een tram en een film, maar de andere zouden net zo goed in een ver verleden tot stand gekomen kunnen zijn. Zelden spreken de gedichten van een ‘ik’, vaker gaat het over een ‘ze’, terwijl er niet nader aangegeven wordt wie daarmee bedoeld zijn. De taal lijkt op orakeltaal, vooral door de aanhef met ‘o’, als in ‘O droom/ zonder wanden toch. O mirakelvolle ochtenden’ (Uit: ‘Worsteling met voorstelling’).

Niet voor jeugd

In rust gedijend als een uitgestorven gewaand
gewas bidden bij het ebben aan de kust oude

tovenaars, en achter de poort van het woord
twijfelen dichters. Zij steken de tong uit naar

hun schaduw, weten dat dageraad aan kozijnen
kleeft en dat je niet voor jeugd kunt kiezen.

In dit surrealistische landschap lijkt de dichter zelf een magiër die zijn bezweringen mompelt boven het vuur en woorden als kruiden strooit. Toch wordt het nergens ongeloofwaardig; het lijkt alsof deze raadselachtige regels als vanzelf ontstaan zijn. Gemakkelijk of direct toegankelijk zijn ze niet: de titel Bedekte termen is niet voor niets gekozen: de kern van het gedicht ligt verborgen achter de ingewikkelde wijze van formuleren, die als een sluier over het gedicht ligt. Om een tipje van de sluier op te lichten, moet je als lezer moeite doen. Daarom is het geen aanbeveling om de gedichten allemaal achter elkaar te lezen; het is prettiger om het boek zomaar willekeurig open te doen en te lezen wat er staat, en daar vervolgens mee aan de slag te gaan. Een mooi gedicht om mee te beginnen is:

Stadspark

Achter regen grimast bij valavond uit vensters
hieromheen vetgemeste onvrede. Binnen van

herfst amper weet. We weten dat best. Ook dat
afgunst niet hoorbaar is, jeugd niets beseft van

jong zijn. Wat wij bomen niet allemaal kunnen.
Probeer maar eens zo stil te blijven staan als wij.

Een ander gedicht wil ik nog aanhalen, omdat bij 366 gedichten er nog genoeg overblijven om te verrassen. Het is er een dat niet moeilijk te begrijpen is en misschien door zijn eenvoudige zeggingskracht zo veel indruk maakt. Met zoveel prachtige gedichten in deze bundel is er altijd wel eentje bij dat je de hele dag met je meedraagt. Dit gedicht was dat deze keer voor mij:

Daklozen

Geen blijf weten zij met zichzelf, maar zeker
kennen ze murw als getuigen hun plaats.

De hemelstreken zijn hun wanden want geen
vensters zijn er om uitzicht te kaderen. Het

zuiden is hun raam. Ook als niemand hem
uitspreekt dragen zij volhardend hun naam.

____

Bert Bevers (2023). Bedekte termen. Uitgegeven door Stabilitas Loci, 396 blz. € 27,25. ISBN 9798397503037

     Andere berichten

Paul Demets – De schaamsoort

Terugblikken is confronterend door Hans Puper De ondertitel van Een schaamsoort, de nieuwe bundel van Paul Demets, is Briefgedichten aan...

Maria de Groot – Klokkenstoel

Maria de Groot – Klokkenstoel

Het voorgeschrevene en zijn afwijkingen door Ivan Sacharov - - Maria de Groot (1937) heeft als Nederlands schrijfster en theologe een...

Guido Gezelle – De kleine Gezelle

De kleine kaart door Peter Vermaat - - Gezelle. Voor een ‘Ollander van boven de rivieren blijft die naam voornamelijk kleven aan een paar...