‘Scheppen is een heilig moeten’
door Cora de Vos
Micha Hamel (Amsterdam, 1970) is – in alfabetische volgorde – componist, dichter, docent, onderzoeker en schrijver van teksten voor theater en virtual reality. Als dichter debuteerde hij in 2004 met de bundel Alle enen opgeteld, waarvoor hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs kreeg. In 2014 ontving hij de Jan Campertprijs voor de bundel Bewegend doel. In 2023 verscheen zijn zesde bundel is daar iemand, waarin hij zijn ervaringen in een psychiatrische kliniek (in 2009) beschrijft. De gedichten bij dit interview komen uit deze bundel.
foto © Inge Hoogland
Welke rangorde geef jij aan je diverse en veelomvattende werkzaamheden?
Inderdaad doe ik meer dingen dan dichten en componeren. De rangorde is, dat mijn scheppende werkzaamheid de basis van alles is. Als ik te lang niets maak – bijvoorbeeld omdat ik op vakantie ben – voel ik mij steeds leger worden, totdat ik niet meer weet wie ik zelf ben. In die zin is scheppen dus een ‘heilig moeten’, om het maar even ouderwets te zeggen. Hoe ik de scheppende activiteit verder invul maakt me niet zoveel uit, want ik vind eigenlijk alles wel interessant. Muziek componeren is vele malen arbeidsintensiever dan een gedicht schrijven, omdat je zoveel tekentjes moet opschrijven voor ieder instrument apart. Je bent ook meer aan tradities, idiomen en limieten gebonden, natuurkundig, fysiek en dramaturgisch. Bij een gedicht kun je eigenlijk doen wat je wilt, dus ik vind de afwisseling wel verfrissend.
Je doet heel veel dingen naast elkaar: hoe beïnvloedt de muziek jouw poëzie? En hoe is dat omgekeerd?
Ik denk dat zowel mijn gedichten als mijn muziek behoorlijk theatraal zijn ingestoken. Ze verbeelden meestal een situatie die een soort ‘scène’ is, met misschien een abstracte verhalende puls eronder. Verder ben ik niet zo bezig met gedachten over mijn werk, anders dan over hun inhoud, noodzaak, en de gedachten erachter zelf. Ik ben dankbaar dat ik veel ideeën heb, en dat ik de mogelijkheid heb om die op verschillende manieren en in verschillende media en kunstdisciplines vorm te geven.
In een interview in de Volkskrant zeg je dat je een jaar lang drie dagen per week ‘een uurtje’ aan je gedichtenbundel hebt gewerkt. Langer heeft geen zin, vertel je. Daarna ga je ‘gewoon aan het werk’. Put het terughalen van herinneringen aan de tijd in de psychiatrische kliniek je niet uit voor de rest van de dag?
Ik zou niet weten hoe herinneringen mij zouden kunnen uitputten. Herinneringen die ‘teruggehaald’ worden, dat impliceert dat ze ergens ‘ver’ vandaan moeten komen. Voor mij werken tijd, ervaring en herinnering niet op die manier. In mij is alles present. Kijk: iedereen die ooit een dierbare heeft verloren weet: het slijt niet, je wordt enkel iets ervarener in de omgang ermee. Ik hoef daarom niet ‘terug’ naar herinneringen, maar enkel contact te maken met mijn innerlijk, waarin alle belangrijke gebeurtenissen van mijn leven present zijn. En ik heb daar ook geen speciale rite, tijdsspanne, moment, situatie, of gesteldheid voor gereserveerd of gecultiveerd. Als zzp-kunstenaar werk ik gewoon hard omdat dat moet in onze branche, anders red je het niet. Ik probeer integraal aanwezig te zijn, overal waar ik nodig ben.
Het nadeel van een bundel die ‘verder gaat dan een psychografie omdat je uit je eigen hoofd put’, zoals je zelf zegt, lijkt me dat je in alle interviews gedwongen wordt terug te gaan naar die tijd. Wordt het in de loop van de tijd gemakkelijk om over je psychose te praten?
Een depressie wordt gekenmerkt door een veelheid van gevoelens, waaronder verwardheid, somberheid, achterdocht en verlatenheid. Iemand die nog in een depressie zit is zodoende niet in staat daar eerlijk en helder op te reflecteren. Nu ik hersteld ben vind ik het productief om er open over te zijn dat ik zoiets heb meegemaakt, met name omdat nog niet iedereen weet dat het hebben van zieke hersenen net zo normaal is als het hebben van elke andere ziekte.
Misschien een rare vraag, maar kunnen waanideeën, net als een rijke fantasie, helpen bij het schrijven van poëzie? Het waanidee als muze, als een psychedelische of hallucinerende ervaring?
Er is veel studie gedaan naar hoe creativiteit samenhangt met mentale ontregeling en psychiatrische stoornissen, en daar zit overlap, maar geen lineaire causaliteit. In een huis-tuin-en-keuken-begripsvorming is het natuurlijk nogal wiedes dat scheppende beroepen door mensen worden beoefend die extreem sensibel zijn, een groot voorstellingsvermogen hebben, en grenzen durven op te zoeken, dus dat er in die groep vaker mensen zitten bij wie de hersenen tijdelijk over de rand schuimen. Daartegenover is het in conceptueel opzicht problematisch om ‘waanidee’, ‘fantasie’, ‘muze’, hallucinatie’ en ‘psychedelische ervaring’ gelijk te schakelen. Eén ding is zeker: iemand met waanideeën verliest permanent contact met de werkelijkheid, en dat is bijzonder akelig, zowel voor diegene zelf als voor de omgeving. Dat heeft niets met de (zogenaamde) glamour van kunstenaarsinspiratie te maken, ook niet in haar verkitschte vorm.
De recensent van Meander eindigt zijn bespreking van is daar iemand als volgt: ‘Deze bundel doet mij eens te meer beseffen dat poëzie zowel een vrucht der verbeelding is, als een middel om die verbeelding te sturen tot de poëzie een venster op de werkelijkheid vormt. Korter gezegd, deze gedichten geven mij de mogelijkheid het contact met de werkelijkheid waar nodig te hervinden en te behouden. Daarvoor wil ik vanaf deze plek Micha Hamel hartelijk danken.‘ Kun je je voorstellen dat de bundel dit effect heeft op de lezer?
Wat een mooie tekst, dank. Kennelijk heeft het dit effect op deze lezer.
In is daar iemand keren de leeuw, de makreel en het paard voortdurend terug. Ze begeleiden je bijvoorbeeld tijdens boswandelingen en je voert gesprekken met het paard. Waarom koos je juist deze drie figuren?
Via de dieren wilde ik onstoffelijke en magische ervaringen tot expressie brengen. Er zitten trouwens ook nog een krokodil en 22 ganzen in. Een paard kan heel goed aanvoelen wat een mens voelt, heb ik mij laten vertellen. Een leeuw is een mooi dier, gevaarlijk, koninklijk, exotisch. Dat was voor mij een symbool voor een imposante aanwezigheid die ik altijd om mij heen voel. De makreel koos ik omdat het zo’n raar dier is, een domme kop, stinkerig. Een vis op het land is sowieso al een probleem op zichzelf. Daarbij leiden dieren ons altijd naar onze kindertijd, die zitten in een oer-script vervat. Kinderen maken beter contact met dieren dan mensen. Het zijn verhaalelementen, ik weet ook niet precies waarom ze er zijn, ze duiken af en toe op.
Wat is jouw favoriete (fragment van een) gedicht uit is daar iemand en waarom?
Dat kun je niet aan een maker vragen, want als ik zeg dat ik alles even geniaal vind dan kom ik verwaand over, en als ik zeg dat de bundel een schaamtevolle catastrofe is dan denkt men dat ik (poseer dat ik) lieg.
Er zit veel tijd tussen deze bundel en je eerdere gedichtenbundels. Heb je daar, los van de psychische toestand die ongetwijfeld veel tijd heeft gekost, een verklaring voor?
Daar heb ik een eenvoudige verklaring voor, want zoals aan het begin van dit interview gezegd, doe ik veel verschillende dingen. Tussen mijn laatste bundel (Toen het moest, 2017) en deze heb ik onder andere een toneelstuk en een virtual reality-script geschreven, een opera en een orkestwerk gecomponeerd, van twee essaybundels de redactie verzorgd, een half boek over luisteren geschreven (dat steeds maar niet afkomt) en ben ik van twee wetenschappelijke artikelen de zoveelste auteur geweest. Daarnaast doe ik bestuurswerk, geef ik lezingen en onderwijs. Sinds 2020 werk ik voor de Universiteit Utrecht aan het project Schrijflab.nl, dat tot doel heeft het schoolvak Nederlands inhoudelijk te verrijken.
Wat zijn je plannen, kunnen we binnenkort nieuwe poëzie verwachten? Of verwerk je de ervaringen uit is daar iemand nog in een opera?
Dat is een interessante gedachte, maar nee, de opera’s die ik van plan ben te maken hebben andere thematiek. Ik ambieer ook helemaal niet om nu een boegbeeld of een spreekbuis voor mijn stoornis te worden, noch om mij als kunstenaar weer te begeven in dit ervaringsveld. Ik heb gewoon zo mooi mogelijk proberen te schrijven over mijn ervaring van ziek zijn naar herstel, en nu ga ik weer wat anders doen.
op groen licht in de westvleugel
zijn restaurants en sportfaciliteiten
–
druk de duim van uw rechterhand op de scanner en wacht
op het piepje is iets waar we van verlost
–
zijn er zijn
–
blauwe deuren en
in verband met de hygiëne
graag deze pantoffels dragen
–
. alle gangen komen gezwabberd over
–
. het is hier niet druk maar ook niet stil
–
. je verwacht een muntjestelefoon en een campingwinkel
–
. ginds een balie met een vrouw met een niet-vragende blik
–
. interne sollicitaties kunnen op het intranet worden ingediend
–
. niks piept hier behalve een snikkende man in de hoek
loopt een leeuw door het bos
–
iedereen voor de ramen
geen leeuw
het is een fata morgana
domkop
we geven hier niet enkel positieve kritiek
de ruimte leegt zich weer
een man wiebelt een stoel en
een vrouw friemelt aan haar trui
er loopt een leeuw door de gang!
man nummer zoveel leunt tegen de muur en knikkebolt
een vrouw rent achter de leeuw aan
stuit op een deur van draadglas
onbevreesd om als superheld te eindigen
schilder ik eikenbomen en zeilboten
klei ik vazen of iets abstracts ruwweg
versla mijn innerlijk en probeer duidelijk
te maken dat ik in een geleend lichaam zit
–
ik schijn niet
geaard te zijn maar beste mensen ook niet gehemeld nee nee ja ja nee ja
dus therapie
–
van een overduidelijk gecertificeerde vrouw
die bloedserieus haar hand op mijn rug legt en een aantal
filosofische concepten door elkaar begint te husselen
–
. dit wordt zeker zwartgelakt in het dagrapport
–
het komt erop neer dat ik mijn voetzolen moet voelen
en dat dat een avontuur is
–
maar het voelt alsof de verlosser zijn sandalen kwijt is
–