LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Carla Bogaards, de bruinvisvrouw

22 okt, 2023
door Pieter Sierdsma

 

In de poëzie zijn praters en zangers, zij die iets willen overdenken of bepleiten en zij die willen zingen. In mijn bijdrage aan deze column gaat over de zangers. Betekenis en gevoel komen naar voren in een lied. Je hoeft die betekenissen niet allemaal expliciet in te vullen, want het lied neemt je vanzelf mee.

Carla Bogaards (1947, Voorburg) is zo’n zangeres, dichteres, prozaschrijfster en performer. Voor haar presentatie van het woord werd ze in 1995 onderscheiden met de Johnny van Doornprijs  voor de gesproken letteren. Niet een vrouw die in de marge gedichten schrijft als een verwijt maar een sterke vrouw die haar welluidende stem zonder aarzeling laat horen. Ze debuteerde als dichteres in 1982. Daarop volgden onder meer  de bundels De reigers van Amsterdam en De bruinvisvrouw. Over deze derde bundel gaat het.

Amsterdam is waar alles gebeurt, haar biotoop, waar migranten, kinderen en dieren uit Artis dooreen woelen in fantasievolle en humoristische verhalen, die op de stroom van een vrijheidsgevoel zijn geschreven, drie tot vijf pagina’s lang. Zij noemt zich de bruinvisvrouw, een vitale bruisende vrouw denk ik. In de zeventiende eeuw zwommen ze wel de Amsterdamse grachten op.  Zijzelf zwemt als moederdier door de grachten met haar drie jongens op de rug. De stad is een kolk van muziek, erotiek en fantastische poëtische verhalen, in de zomer, in de herfst en in de winter, die een onverwoestbare vitaliteit uitstralen.

Het was een paar weken voor Sinterklaas
en de giraffes dachten, met hun eenvoudig verstand, dat alle
kinderen ook in hen geloofden,
de grote mensen deden net of ze niks zagen,
ze zaten al vol kerstgedachten
en lieten bij het uitlaten van de hond bereidwillig de beestjes aan
elkaars kont ruiken.
Er zijn nou eenmaal veel eenzame mensen, vooral in de stad,
doei, zeiden ze stom als de honden uitgesnuffeld waren.

uit  De vossen hebben de gans opgegeten O de vossen hebben de gans opgegeten, p. 24-29

In deze stadsbaaierd voelt de schrijfster is als een vis in het water. Carla Bogaards zingt vrijmoedig op de brede golven van haar poëzie, haar muzikale poëzie. Uit dezelfde bundel het derde gedicht dat ik ongetemd moet weergeven maar dat toch maar voor tweederde in deze ruimte past.

Dit is een gedicht voor schilders

Scheveningen ligt aan de zee,
Aan de horizon van de zee, precies op de rand – waar de wereld
.  eindigt
en het water van de zee naar beneden stort, de diepte in,
een waterval,
varen vissersboten.
’s Nachts ontsteken kapiteins de lampen.
De kapiteins zien het licht van de vuurtoren,
de lichtstraal holt als een verlangende vrouw over de pieren,
ze heeft haast, ze is lichtgevend van verlangen naar de kapiteins van
de vissersboten,
ze is een atlete, een hordenloopster,
aan het eind van de pieren ligt de zee,
ze holt het water in met naar voren gestrekte armen,
ze roept haar duizend zusters, ze volgen haar
lichtgevend van hartstochtelijk verlangen, zuchtend van verlangen,
met woestijn-hete voeten hollen ze de Noordzee in,
met voeten van bleek licht,
poederlicht, de poeder stuift alle kanten op,
op de koppen van de golven is duidelijk een rand van witte poeder
.  te zien,
dat is de branding.
De hemel is donker en de aarde is donker,
de zee is donker en het strand is donker,
de golven die de donkere zee aan laat spoelen dragen wit verlichte
randen,
je zou het branding kunnen noemen,
je zou kunnen zeggen : schuimende koppen in de branding
maar het stuivende poeder dat van de duizend schroeiende voeten
 . op de golven is gewaaid.

De kapiteins op de vissersboten zijn net als andere kapiteins of
admiralen,
het doet er niet toe of ze op een vissersboot varen of op een
 . drijvend dok of op een vrachtschip of een olietanker,
het doet er niet toe welke oceanen of meren of kanalen ze bevaren.

Er zijn kapiteins die de Noordzee bij Scheveningen bevaren.
Bij het vallen van de avond ontsteken ze de lampen op het schip,
o al dat licht, dat lok-licht.
De kapiteins lachen en grommen en grijnzen, ze voelen zich
.  bemind, ze zien het licht van de vuurtoren,
ze denken aan een vrouw, die naar hen toe holt, vol verlangen.
(…….)

Bronnen:

Carla Bogaards – Wikipedia
Carla Bogaards – website
Carla Bogaards – De bruinvisvrouw, Amsterdam, De Bezige Bij, 1989
Carla Bogaards – Meisjesgenade, roman, Amsterdam, Meulenhoff, 1992
Thomas Lieske in: Een heester van vertwijgde kansen, in: Poëziekroniek, Tirade, p. 63, 1989 (DBNL)

     Andere berichten

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...

Gedichten over lesgeven

door Ko van Geemert     Van jongs af aan heb ik geen doktertje maar onderwijzertje gespeeld. We hebben het over de jaren...

Geen gebrom van oude heren

door Jan Loogman     - Het werd, het was, het is gedaan schrijft Vasalis. Oude mensen blikken terug op hun leven en denken over...